Amsterdam, je hebt geen tijd om te suffen

Verschenen in Het Parool, zaterdag 16 januari 2016:

4 april 2013 begon de derde Gouden Eeuw voor Amsterdam. Toen heropende het Rijksmuseum na tien jaar haar deuren. Het was de grootste culturele investering ooit gedaan in het Koninkrijk. Sindsdien wordt Amsterdam overstelpt door bezoekers, althans in de binnenstad. Bewoners schreeuwen moord en brand. In de zomer van 2014 klaagde de Rotterdamse directeur van het museum, Wim Pijbes, dat Amsterdam ‘vies, vuig en vol’ is. Er wordt nu driftig gezocht naar een balans in de stad. Het enorme succes lijkt iedereen te overvallen.

In het schitterend verbouwde Rijksmuseum wordt teruggeblikt. Daar is een permanente tentoonstelling van de grootse geschiedenis van het Koninkrijk der Nederlanden. Over de toekomst van de hoofdstad vindt men niets. Over die zogenaamde nakende derde Gouden Eeuw is ook elders in de stad niets terug te vinden. De stad telt vijfenzeventig musea, vrijwel alle staan met hun rug naar de toekomst. Ondertussen doet het wereldwijde internet zijn werk. Aanhoudend voert het immense stromen bezoekers naar Amsterdam.
De wereld is, zeker sinds de financiële crisis van 2008, sterk veranderd; ze lijkt ineens veel gevaarlijker, de Europese Unie vecht zelfs om zijn voortbestaan. Zulke grote onzekerheid maakt huiverig om vooruit te blikken. Daar komt bij dat Europa kampt met het vooruitzicht van bevolkingskrimp. Zelfs binnen het economisch verzwakte Europa houdt Nederland zich, met Griekenland, Spanje, Portugal en Ierland, op in de continentale periferie. Het groeigebied bevindt zich rond Zürich, Wenen en München. Migranten spoelen naar binnen, de zeespiegel rijst, oorlogen op afstand verzwakken de economie, terroristen ruiken hun kansen.

En wat stelt Amsterdam voor? Naar internationale maatstaven gemeten is ze klein en kwetsbaar. Hoe kan ze dan toch optimistisch zijn? Het antwoord is simpel: wat de stad in twee gouden eeuwen heeft opgebouwd raakt ze niet zomaar kwijt. Sterker, dat gaat zich uitbetalen.

Vier hubs, knopen, heeft Amsterdam in de loop der eeuwen opgebouwd. Alle vier zijn nog zeer vitaal. Veruit de mooiste is die uit de eerste Gouden Eeuw: de grachtengordel. Miljoenen toeristen willen haar bezoeken, tegelijk biedt ze een universum van winkels, musea, theaters, concertzalen, bibliotheken, faculteiten en onderwijsinstellingen. De binnenstad is een gevierd woon- en werkmilieu. De grachtengordel ontpopt zich bovendien als innovatiemilieu, waar honderden kleine bedrijfjes tot voor kort leegstaande kantoren bevolken. Sinds de status van werelderfgoed van Unesco is bereikt wordt alles op alles gezet om deze oude hub in het grote geweld overeind te houden.
De tweede hub stamt uit de tweede Gouden Eeuw: de zeehaven, een industrieel complex van wereldformaat dat altijd heeft uitgeblonken in het genereren van een extreem hoge toegevoegde waarde.  Met een grote zeesluis in het vooruitzicht zal ze een nieuwe, circulaire fase ingaan, met duurzame logistiek, recycling en verantwoorde verwerking van grondstoffen.
De derde hub is de luchthaven, een internationale megahub ten behoeve van alle partners van het geglobaliseerde Skyteam. Ook die van One World en Star Alliance willen er voet aan de grond. Snel groeiende low cost carriers willen hier expanderen. Ook deze hub zal zich komende jaren drastisch anders positioneren. Toenadering tot de metropool ligt voor de hand.
De vierde hub ontwikkelt zich razendsnel: de internetknoop in de Watergraafsmeer. In 1994 door de natuurkundigen van de Universiteit van Amsterdam internationaal gepositioneerd, groeit ze op en rond het Science Park. Niemand heeft enig idee wat deze ondergrondse internetknoop economisch gaat betekenen. Voor zulke fantasieën zijn ondernemers nodig die groots denken. De kansen zijn uitzonderlijk. Met deze hubs heeft Amsterdam alle kans om zich in de dynamiek van de wereldeconomie te positioneren. Vooral de combinatie van de vier levert schitterende vergezichten op.

Eén waarschuwing: de derde Gouden Eeuw mag in 2013 zijn begonnen, zo’n unieke window of opportunity duurt nooit langer dan vijftig, zestig jaar. Tijd om te suffen is er niet. Onontkoombaar leidt zo’n gouden eeuw tot verdubbeling van de stad. We weten bovendien dat de generatie die aan het begin stond van een Gouden Eeuw eerst nog vooral een Jordaan bouwde, of een De Pijp – zuinige probeersels die zeer geliefde buurten zijn geworden. Pas bij de volgende generatie krijgt een echte Daniël Stalpaert of Hendrik Petrus Berlage de kans de stad naar de schitterende toekomst te brengen. Tegen die tijd beseft ook het stadsbestuur dat een toekomstvisie dringend geboden is. Zover is het nog lang niet.

Wat wel kan is een ‘Samuel Sarphati’ de mogelijkheid bieden nog binnen de ‘vierde uitleg’ een ‘glaspaleis’ te bouwen om daarmee in een aansprekende tentoonstelling burgers als Gerard Heineken te inspireren en op te wekken om in de stad te gaan ondernemen en investeren. Dat veronderstelt niet een Rijksmuseum dat terugblikt, maar een heus Volkspaleis dat ver vooruit durft te kijken. Dat is er nu niet.
Hoe zat het ook alweer? Met de opening van het Paleis voor Volksvlijt aan het Frederiksplein in 1864 markeerde de visionair Sarphati het begin van de tweede Gouden Eeuw van Amsterdam. De brand in zijn paleis in 1929 markeerde het einde van die periode. Het wordt tijd dat Groot-Amsterdam wakker wordt en zich instelt op structurele groei, intensieve verdichting, een digitale economie, nieuwe cultuur, fantastische universiteiten, echte metropoolvorming, een zinderende 24-uurs economie, alles met zeker vijftig jaar onafgebroken grootstedelijke bloei in het vooruitzicht.

Kijk ook op www.volksvlijt.amsterdam


Posted

in

by

Tags:

Comments

Geef een reactie

Your email address will not be published. Required fields are marked *