Bonnema RUG

De smalle weg naar het duurzame noorden

In 1883, nu honderdveertig jaar geleden, reisde Vincent van Gogh naar het noorden van ons land. Drie maanden lang verbleef de dertigjarige schilder in Drenthe. Eerst streek hij neer in Hoogeveen, maar al snel reisde hij door naar Nieuw-Amsterdam, waar hij twee maanden aan de Verlengde Hoogeveense Vaart zou logeren op een bovenkamer bij Scholte, recht tegenover de brug. Van daaruit trok hij in het gezelschap van Scholte naar Zweeloo, waar hij één dag verbleef. Die avond liep hij weer terug. Hij vond, schreef hij aan zijn broer Theo in Parijs, het Drentse landschap het mooiste wat hij ooit had gezien. De uitgestrekte heidevelden oogden weliswaar monotoon, maar ze waren schilderachtig, dat wil zeggen ‘eigenaardig’ (Crimpen 1990, p. 341), het was alsof hij veertig jaar terugging in de tijd. Binnen de eentonigheid en vreemdheid zocht hij naar drama. Dat was er meer dan voldoende.

Waarom ik deze oratie met Van Gogh begin? Deels omdat de later zo beroemd geworden schilder het veranderende landschap in Noord Nederland vastlegde, terwijl mijn leerstoel over datzelfde landschap honderdveertig jaar later gaat. Maar ook omdat Van Gogh eerst in Londen en Parijs gewoond had, en vandaaruit doorreisde naar Drenthe. In die zin voel ik me als Amsterdammer die naar het noorden komt een beetje met hem verwant.

Maar bovenal is het de werkwijze die hij ontwikkelde die me als planoloog interesseert.

1. Van Gogh nam het landschap en gewone stervelingen daarbinnen als uitgangspunt van zijn onderzoekende werk. Hij verkoos het platteland boven de grote stad. Zijn broer in Parijs maande hij zelfs om naar het noorden te komen: ” plant U in den grond van Drenthe – gij zult er kiemen – verdroog niet op ‘t trottoir.” (Crimpen 1990, p. 339)

2. Hij observeerde scherp, zag door de ogen van schilders als Van Goyen, Ruysdael en Millet, maar zelf zag hij ook dingen die niemand ooit eerder gezien had. Zijn voettochten noemde hij ontdekkingsreizen, hij keek zonder vooringenomenheid, op zoek naar het onbekende. Hij was de eerste schilder die oog had voor stoppels, hagen, plaggenhutten, korenvelden, boomstronken.

3. Zoals vrijwel iedereen in die tijd ging hij veelal te voet, tenminste als er geen vaarwater was -, maar het lopen bood hem ook gelegenheid om de tijd te nemen om de schoonheid te zien, de dingen in zich op te nemen, na te denken, rustig èn gezond te worden.

4. Voor zijn gevoel ging hij in Drenthe veertig jaar terug in de tijd. In die zin gaf geschiedenis het landschap bij hem betekenis, de sterke historische sensatie voedde zijn verbeeldingskracht.

5. Hij schetste en schreef brieven over zijn tochten aan zijn jongere broer, waardoor wij ook honderdveertig jaar later nog van zijn gedachten kennis kunnen nemen. Ernst Gombrich rekent Van Goghs brieven zelfs tot meest ontroerende en opwindende wereldliteratuur (Gombrich 1989, p. 435). En met zijn schilderijen wilde Van Gogh toegankelijke kunst maken, die niet alleen kunstkenners zou bekoren, maar ook het brede publiek tot troost zou zijn en velen vreugde zou brengen (Gombrich 1989, p. 436).

Mooi hoe de historicus Auke van der Woud Van Gogh in Drenthe opvoert in zijn prachtige ‘Het landschap, de mensen’ (Woud 2021. Ik ben er trots op dat ik een nieuwe leerstoel bekleed op de faculteit waar Van der Woud zo lang heeft gedoceerd. Die aandacht voor het landschap tref ik ook aan in het werk van collega’s als Cor Wagenaar en Theo Spek.

Ook een planoloog is op zoek naar zo’n nieuw perspectief en probeert dat op een aansprekende wijze met de samenleving te delen. De mate waarin dat lukt is zelfs bepalend voor zijn succes. Maar ik keer de zaken om: het noorden is voor het westen niet interessant omdat de tijd er lijkt stil te staan of dat je er terug gaat in de tijd, maar omdat je er de toekomst kunt zien: het duurzame noorden.

Van Gogh is een mythe geworden, zijn leven, zijn reizen en werk een verhaal. Logement Scholte in Nieuw-Amsterdam is op het nippertje behouden gebleven, want toen het dreigde te worden afgebroken heeft de provincie Drenthe het opgekocht en gerestaureerd om er een Vincent van Gogh-huis in te maken. En daarna is ook de Van Gogh-route door Drenthe getrokken, want zijn voetsporen werden de afgelopen jaren door onderzoekers nauwkeurig getraceerd. De route kunnen wij nu allemaal lopen – iets wat sommigen van ons misschien wel emotioneert.

Dit nieuwe betekenis geven aan het bestaande landschap is waar ik naar op zoek ben. Niet om het te behouden of te kapitaliseren en als een toeristisch product in de markt te zetten, maar vanwege de betekenisgeving, die een gunstige werking heeft op ons gemoed.

Verleden

Na mijn studie in Groningen verhuisde ik naar Amsterdam, waar ik de geschiedenis van het landschap van de IJsselmeerpolders bestudeerde. Zoals ik in mijn proefschrift schreef werd dat moderne landschap vooral bepaald door de infrastructuur: naast dijken en vaarten de strak getrokken spoorlijnen en autosnelwegen als structurerende lijnen op de kaart, in werkelijkheid voerde deze rechtlijnige infrastructuur de moderne reiziger met snelheden van 100 kilometer per uur door de lege polderruimte (Hemel 1994). En met die hoge snelheden kwam economische groei, want industrie en werkgelegenheid – stijgende welvaart voor een snel groeiende bevolking – werden ermee beoogd.

De naoorlogse geschiedenis van Noord Nederland kan op eenzelfde manier worden beschreven. Wegenplannen volgden elkaar in hoog tempo op; ze moesten de noordelijke provincies laten meeprofiteren van de naoorlogse economische groei die vooral in het Westen des Lands dreigde neer te slaan. Het leidde eind jaren zestig tot overspannen toekomstverwachtingen waarbij Delfzijl liefst 100.000 inwoners kreeg en Groningen zelfs 500.000 inwoners in het jaar 2000 (Kalma 2021).

Aan die enorme groeiverwachtingen kwam rond 1972 abrupt een einde. Er bleken, in de woorden van de Club van Rome, grenzen aan de groei (Meadows 1972). Met het verkeerscirculatieplan van Groningen gaf het jonge gemeentebestuur van Groningen vijf jaar later aan dat er een heel andere wind zou gaan waaien.

Op dat moment daalden al de rijks-investeringen in nieuwe autosnelwegen. Demografisch bleef Nederland ook achter bij de prognoses. Geboortebeperking en de pil deden hun werk, gezinnen werden kleiner, de huizen veel groter, steden groeiden weliswaar nog in oppervlak, maar niet meer in inwonertal. Alleen door migratie kon bevolkingsgroei nog continueren. Slechts de grootste steden wisten daarvan te profiteren.

Heden

Zo zijn we aanbeland in het heden. De afgelopen twintig jaar werkte ik in Amsterdam. Als planoloog pleitte ik voor compacte steden, deels omdat dit veel creativiteit en innovatiekracht zou losmaken (West 2017), maar vooral omdat dit duurzaam is (Glaeser 2011). Wonen en werken moeten zo dicht mogelijk bij elkaar. De infrastructuur voor ruimtelijke spreidingsbeleid is op termijn niet meer te bekostigen en het lost de verkeersproblemen niet op. En ik zette me in voor een internationaal stedennetwerk dat het voortouw zou nemen in de bestrijding van de opwarming van de aarde. In ‘Er was eens een stad’ heb ik dit beschreven (Hemel 2021).

Zo kijk ik ook naar de revitalisering van stad en land, het noorden van Nederland in het bijzonder. Wat hier na de oorlog voor elkaar is gebokst is indrukwekkend. Tot economische groei en emancipatie heeft het zeker geleid en het heeft een massaal wegtrekken naar het westen voorkomen. Maar nu? Welke toekomst staat ons voor ogen? Nog meer snelwegen, datacenters, hoogspanningsleidingen, waterstoffabrieken? Opnieuw miljarden investeren in nieuwe infrastructuur voor een paar minuten tijdwinst? Nog meer economische groei? Slechts drie weken en het is in Nederland Earth Overshoot Day, want op 12 april heeft dit welvarende land alle grondstoffen en hulpbronnen van het jaar 2023 alweer opgebruikt. Daarna beginnen we aan de volgende aarde. Voor het einde van het jaar zullen we liefst drie-en-een-halve planeten aarde opsouperen. Kijk nog eens goed naar de Groningse verkeerscirculatieplan. Dat ging over leefbaarheid, openbare ruimte, duurzaamheid. Groningen was destijds binnen Nederland een voorloper.

Daarom verlaat ik Amsterdam en begin ik mijn reis te voet. Juist in een tijd waarin wij van het landschap vervreemd zijn geraakt wil ik als wetenschapper, planoloog en activist op dat landschap de aandacht vestigen. Het is iets dat we niet meer zien, niet meer ruiken, niet meer horen. Kantoorwerk, automobiliteit en digitale omgeving hebben ons van onze leefomgeving vervreemd. Het lijkt wel of ze ons niet meer interesseert. Op onze beeldschermen creëren we digitale landschappen. Ondertussen warmt de aarde op. Mijn stelling is: als we het contact met het landschap niet herstellen blijft een duurzame toekomst een illusie, met hoeveel technologische vooruitgang en beloftes van een circulaire economie ook.   

Mijn tijd- en ruimtereis voert mij niet alleen terug naar Van Gogh, naar zijn methode als onderzoekend kunstenaar; twee wetenschappers van faam voer ik hier op die mij min of meer op hetzelfde spoor zetten: Christian Norberg-Schulz en Karen Armstrong. En straks noem ik u nog een derde.

Eerst Norberg-Schulz. Deze Noorse architectuurhistoricus bracht architectuur met het landschap in verband. Daarvoor gebruikte hij het begrip ‘genius loci’ – de geest van de plek. Dat oude begrip geeft aan dat architectuur niet puur naar zijn gebruikswaarde moet worden afgemeten, maar dat betekenisgeving veel belangrijker is en dat inpassing in het landschap daar deel van uitmaakt: de geest van de plek leidt tot een gemoedstoestand die opwekt, mensen in vervoering brengt en die in onze herinnering blijft steken. Naar zulke plekken gaan wij met plezier terug. Begin jaren negentig al constateerde hij dat onze generatie het contact met zijn omgeving had verloren. Spullen beschouwen we als consumptiegoederen die we na gebruik weggooien; architectuur is vooral belegging, de natuur een hulpbron. Betekenisgeving is juist de kern van architectonisch ontwerpen. Landschap is levend. Hoe krijgen we het contact om onze fysieke omgeving weer terug?

In ‘Sacred Nature’ (2022) wijst de Amerikaans godsdiensthistoricus Karen Armstrong op hetzelfde euvel, namelijk de neiging van ons om afstand te nemen van natuur en landschap. Ook zij spreekt van verlies en vervreemding. In haar boek laat ze zien hoe volken ooit een goddelijke betekenis aan de natuur hebben gegeven, maar dat de breuk tussen God en de natuur in de zeventiende eeuw tevens een breuk met duizenden jaren wijsheid betekende en het begin van de vernietiging van die natuur. Ze is ervan overtuigd dat als wij in de klimaatverandering willen overleven, deze restanten van een oer-verbinding doelbewust verder zullen moeten ontwikkelen. Dit zal veel verbeeldingskracht en inspanning vergen. Maar ook stilte, rust en contemplatie. We moeten volgens haar vertragen en op zoek gaan naar een stille ontvankelijkheid voor de natuurlijke wereld door haar elke dag beetje bij beetje in ons leven binnen te brengen.

Lopen vertraagt. Onze agenda wordt als we lopen vanzelf minder vol. En alleen dan is het lichaam werkelijk in het landschap aanwezig waardoor we weer contact kunnen maken met onze omgeving en er weer tijd is om de zaken te overdenken, door ons bewegende lichaam stroomt de tijd en als vanzelf ontstaan er nieuwe mogelijkheden voor betekenisgeving. En lopen is duurzaam, de voetafdruk is gering. Dertig redenen om te gaan lopen heb ik al gevonden.

Noord Nederland kan een voorloper zijn. Het land is bewoond, je trekt er gemakkelijk van dorp naar dorp, wandelpaden worden herontdekt. Misschien wel de bekendste is het Pieterpad van Pieterburen naar de Sint Pieterberg. Het werd tussen 1978 en 1983 voor het eerst gelopen en beschreven door Toos Goorhuis-Tjalsma uit Tilburg en Bertje Jens uit Groningen. Zij vonden voetpaden terug die in de woede van de ruilverkavelingen waren vergeten of verdwenen. Je ziet dat scherp in het moderne landschap van de IJsselmeerpolders. In de Noordoostpolder waren fietsafstanden leidend, in Oostelijk Flevoland werd de auto maatgevend. Zuiver voor recreatief verkeer introduceerde de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders opzettelijk weer een voetpad: het 35 kilometer lange Flevopad, dat in 1974 door de directie feestelijk werd geopend. Maar dat waren de hoogtijdagen van de openluchtrecreatie, die met gemarkeerde paden, picknicksets en parkeerterreinen een afgeleide was van de nieuwe massa-automobiliteit: even uitstappen en een uurtje de natuur meepikken.

Inmiddels heeft Nederland weer een netwerk van circa 7500 kilometer langeafstandswandelpaden in het gerationaliseerde landschap teruggebracht. Vaak worden ze door vrijwilligers onderhouden en door stichtingen beheerd. Doorsnijdingen door snelwegen en spoorbanen bedreigen ze voortdurend in hun voortbestaan. Er bestaat geen Ministerie van Langeafstandswandelpaden. Die in Noord Nederland ga ik de komende jaren lopen, vanuit het idee dat we lopend, stap voor stap, weer een duurzame wereld kunnen opbouwen.

Hoe? Laat ik een voorbeeld geven. In ‘Je keek te ver’, het boekje dat ze onlangs publiceerde, schrijft Marjoleine de Vos over haar dagelijkse wandeling vanuit haar huis in het Noord-Groningse Zeerijp (Vos 2020). Het kan lang duren voordat je weet wat je ziet, zo begint ze. Het kan zelfs lang duren voor je weet dat er iets te zien ìs. Onze hoofden lopen over, onze gedachten zijn te druk bezig. Landschap wordt door ons niet meer opgemerkt. Als we na verloop van tijd weer gaan kijken blijkt dat het noorden van Nederland er zo allervriendelijkst bij ligt. “Het is er gewoon.” En dan, al die sporen. Nee, behouden is geen nostalgie. De Vos: “Het terugvinden van wat er was, geeft een gevoel van rijkdom, diepte, betekenis” (De Vos 2021, p. 46). Ze vraagt zich af, gaan we dit allemaal volbouwen, economisch ontwikkelen? Ruimte is toch ook een waarde, draagt ook bij tot het geluk en welbevinden van de mensen. Kijk liever over het land, dicht bij huis. Ga wandelen. “Dat wat je zoekt is hier” (De Vos 2021, p. 5).

Toekomst

In de Nationale Omgevingsvisie (2020) spreekt de Nederlandse regering van ‘gezonde steden en regio’s’. Dat klinkt mooi, maar het blijkt nog steeds in de eerste plaats te gaan om zware infrastructuur, bedoeld voor agglomeratiekracht en vergroten van het kerngebied in de ruimtelijk-economische ontwikkeling (beleidskeuze 3.1). Gezondheid wordt opgevat als kwaliteit van leven: steden en regio’s die gezond, aantrekkelijk, veilig en schoon zijn om in te wonen en te werken (beleidskeuze 3.2). Het noorden kampt daar met een dalende woningbehoefte.

In mijn komende onderzoek kies ik een andere invalshoek en een andere benadering van gezondheid. Als uitgangspunt neem ik de indeling die de vorige rijksbouwmeester maakte in zijn ‘De emancipatie van de periferie’ (2016). In dit essay pleit Floris Alkemade voor het benutten van de dynamiek en ruimte die de periferie biedt. “De periferie zal hier een voortrekkersrol moeten nemen.” (Alkemade 2016, p. ) Nederland klieft hij in tweeën: centraal Nederland als een uitvergrote Randstad tot aan Brabant toe en noord Nederland waarvoor een ‘omgekeerde agenda’ voor zou moeten gelden. Die omgekeerde agenda, daar gaat het mij om.

Wat behelst dan die agenda die zo afwijkend, nee omgekeerd is? Niet de ruimte voor experimenten die Alkemade schetst. Het noorden is geen ruimte om te vullen. Mijn stelling is: alleen als we ècht onthaasten, onze gezondheid in acht nemen en het contact met het landschap herstellen kunnen we een duurzame toekomst ontwikkelen. Lopen werkt. Dus wees zuinig op de ruimte, wijs zoveel mogelijk claims uit het westen af, vertrouw op zachte krachten. Begin bij het landschap.

Naast Norberg-Schulz en Karen Armstrong put ik nog uit een derde bron: die van de dichter Wendell Berry. Als gevierd intellectueel verliet hij New York om zich te vestigen op het afgelegen land van zijn voorouders in Kentucky. Hij werd boer en verdiepte zich in de bodem, de dieren, de geschiedenis van zijn streek. Gevoel voor het verleden, schrijft hij, geeft een diepe rijkdom en resoneert met bijna alles dat je om je heen ziet. De paden die hij bewandelt noemt hij denkwijzen, richtingen en verdraaiingen. Ze zijn even persoonlijk als oude schoenen. “My feet are comfortable in them” (Berry 2017, p. 15).

In zijn essays weidt hij uit over wat duurzaam gedrag is, wat neerkomt op een heel ander leven. Hij beklaagt ons om onze gefragmenteerde levens en onze individuele leefstijlen met een voorliefde voor verre reizen en veel consumeren, elke ochtend in alle richting uitwaaierend, ‘s avonds terugkerend naar onze beeldschermen en thuisbezorgde maaltijden. Vergeet het idee dat wat goed voor ons is, ook goed zou zijn voor de wereld, want dat is niet zo. Berry: “We have been wrong. We must change our lives, so that it will be possible to live by the contrary assumption that what is good for the world will be good for us” (Berry 2017, p. 23). We moeten dus de wereld leren kennen en weten wat goed voor háár is. En ook: noodzakelijk is de terugkeer van het besef dat het leven een mysterie is en dat we het nooit helemaal zullen begrijpen. We moeten de dingen om ons heen weer leren te eren.

Dus ik ga lopen door het noorden, vijf jaar lang. Onderweg ontmoet ik mensen en voer ik gesprekken. Ik overnacht in de dorpen. Studenten kunnen met mij meelopen. Alle gesprekken zullen gaan over duurzaamheid, onze gezondheid, het landschap, geschiedenis, cultuur, de bodem, bodemdaling, verzilting, zeespiegelstijging, aardbevingsschade. Wat en wie hebben we nodig? Van alle gesprekken en observaties maak ik aantekeningen. Uiteindelijk wordt het een netwerk, een toekomstverhaal en een boek.

Zo’n andere manier van onderzoek doen kan voor Noord-Nederland tot nieuwe perspectieven leiden, geschiedenis met toekomst verbinden, planologie worden. Binnen Nederland kan het verre noorden daarmee een voortrekkersrol krijgen door de ontwikkeling van een omgekeerde agenda ten opzichte van de Randstad – een agenda van brede welvaart, schoonheid, zingeving en duurzaamheid.

Ach, Matsuo Bashō, ik las jouw voettocht naar het verre noorden van Japan. Vijf maanden lang, over een afstand van zeker tweeduizend kilometer, liep je vanaf mei 1689 vanuit het toenmalige Edo – nu Tokio en ook toen al de grootste stad op aarde – door de bergen van het noordelijke Honshū. In ‘De smalle weg naar het verre noorden’ (2017) beschrijf je je tocht in schitterende haiku’s en beeldend proza. Jouw landschapsbeschrijvingen zijn subliem. Net als op je eerdere tochten bezocht je plaatsen waar het verre verleden voor jou tot leven kwam en waar je getuige was van diepe mysteriën. En met wat een impact. Je wordt nog steeds gelezen. Net als Van Gogh ben je een inspirerend voorbeeld voor mij. Kon ik maar in je voetsporen treden.

Dankwoord

Graag wil ik het College van bestuur van de Rijksuniversiteit Groningen danken voor het in mij gestelde vertrouwen, en het bestuur van de Abe Bonnema Stichting dat het initiatief heeft genomen tot de instelling van deze unieke leerstoel aan de faculteit der Letteren. Ik ben blij dat ik na veertig jaar werken in de Randstad weer op mijn oude universiteit beland.

Cor Wagenaar en Marijke Martin dank ik voor alle werk dat zij hebben verzet om de leerstoel ook gerealiseerd te krijgen. En ik verheug me op samenwerking met mijn collega’s van de faculteit Ruimtelijke Wetenschappen.

Esther en mijn vier lieve kinderen wil ik danken voor de vaste en hechte uitvalsbasis in Amsterdam. Op jullie kan ik altijd terugvallen.

Ik heb gezegd.

Literatuur

Alkemade, Floris (2016). De emancipatie van de periferie. Den Haag.

Armstrong, Karen (2022). Sacred Nature. How We Can Recover Our Bond with the Natural World. New York.

Bashō, Matsuo (2017). Het smalle pad naar het verre noorden. Amsterdam/Antwerpen.

Berry, Wendell (2017). The World-Ending Fire. Londen.

Crimpen, Hans van, Monique Berends (1990). De brieven van Vincent van Gogh. Deel 2. Den Haag.

Glaeser, Edward (2011). Triumph of the City. How Our Greatest Invention Makes Us Richer, Smarter, Greener, Healthier, and Happier. New York.

Gombrich, Ernst (1989). The Story of Art. Vijftiende editie. Oxford.

Hemel, Zef (1994). Het landschap van de IJsselmeerpolders. Planning, inrichting en vormgeving. Rotterdam.

Hemel, Zef (2021). Er was eens een stad. Visionaire planologie. Amsterdam.

Kalma, Peter (2021). Stad Groningen in de jaren 60/70/80. Tekst op Facebook, geplaatst op 19 december.

Meadows, Dennis (1972). Rapport van de Club van Rome. De grenzen aan de groei. Utrecht/Antwerpen.

Ministerie van Binnenlandse Zaken (2020). Nationale Omgevingsvisie. Duurzaam perspectief voor onze leefomgeving. Den Haag.

Vos, Marjoleine de (2020). Je keek te ver. Een wandeling. Amsterdam.

West, Geoffrey (2017). Scale. The Universal Laws of Life and Death in Organisms, Cities and Companies. Londen.

Woud, Auke van der (2021). Het landschap, de mensen. Nederland 1850-1940. Amsterdam.

(Inaugurele rede aan de Rijksuniversiteit Groningen, gesproken op 24 maart 2023)