We leven in het Antropoceen, dat wil zeggen: op de ruïnes van het kapitalisme. Daar moeten we zien te overleven. De Amerikaanse antropoloog Anna Lowenhaupt Tsing (69) schreef er een fascinerend boek over. Ik las het met ingehouden adem. Haar ‘The Mushroom at the End of the World’ (2015) vormt een gedetailleerde beschrijving van landschappen die door het kapitalisme nog niet zo lang geleden werden geëxploiteerd, leeggezogen en daarna verlaten. Wat komt ervoor in de plaats? Ze voert de lezer mee door de bossen van Japan, Oregon, Verenigde Staten, en Yunnan, China, en laat zien wat er met deze verwoeste landschappen is gebeurd, wie ze bevolken, hoe de mensen er leven. Een kleine paddenstoel – mitsutake – is haar gids. Die gedijt uitgerekend waar bosbouwers en internationale houthandel ecosystemen hebben verstoord. Mitsutake kun je niet kweken, verschijnt onregelmatig, leent zich dus niet voor commerciële exploitatie. Maar in Japan is men er dol op. Daar is het iets wat je anderen geeft als geschenk. Haar matsutake zette haar op het spoor van een vorm van samenleven tussen planten, dieren en mensen die wèl duurzaam is en die we, ondanks het kapitalisme, zouden kunnen beproeven. Vandaar de ondertitel: “On the Possibility of Life in Capitalist Ruins”. Maar het zal niet eenvoudig zijn. Om een lang verhaal kort te maken: hoop is er wel, maar de toekomst is anders dan wat je zou verwachten. Verplichte kost voor alle planologen, zeker als die zich met het Nederlandse platteland bezighouden.
Eén ding is zeker. Vooruitgangsgeloof zullen we moeten loslaten, stabiele ecosystemen bestaan niet, plannen zijn zinloos, onze kwetsbaarheid als het gaat over de toekomst moeten we accepteren. “Precarious living is always an adventure.” Kan planologie dan nog wel bestaan? Veel van wat ik in ‘Er was eens een stad’ (2021) als visionaire planologie beschrijf vond ik in haar boek terug: afscheid nemen van maakbaarheidsdenken, in plaats daarvan scherp observeren, ook oog hebben voor planten en dieren, alle zintuigen goed gebruiken, wetenschappelijke kennis met lokale lekenkennis combineren, vrijwilligers laten participeren, wederzijds leren (“do, think, observe, and do again”), geduld bewaren, vertragen, bescheiden zijn, procesgericht zijn, niet weten waar de wereld naar toe gaat, verhalen vertellen, gevoelsmatig bewegen en vooral: “the joy of doing things together with other people”. In de Japanse bossen ontdekte ze duizenden groepen jonge mensen die het verwoeste platteland weer proberen te revitaliseren en die daarvoor het herstel van de matsutake als uitgangspunt nemen. Daar zit de hoop, in zoiets als het tijdelijk hervinden van de ‘commons’. “No one thinks matsutake will bring Japan back to its pre-bubble glory. Rather than redemption, matsutake-forest revitalization picks through the heap of alienation. In the process, volunteers acquire the patience to mix with multispecies others without knowing where the world-in-process is going.”
Geef een reactie