Vanuit Eelde wandel ik ‘s ochtends naar Bunne, Drenthe. Halverwege moet ik een gekanaliseerde beek oversteken en passeer een nieuwe trap voor vismigratie. Een boer maait voor de laatste keer zijn raaigras, zijn machine maakt een oorverdovend lawaai. Bij Winde stapt een argwanende boer in ruste op mij af die mijn aanwezigheid zo dichtbij zijn erf niet vertrouwt. Ik vertel hem dat ik moet spreken in de plaatselijke melkfabriek. Onderwerp: ruimtelijke kwaliteit in de provincie Drenthe. Eerst spreekt Berno Strootman. Hij houdt een krachtig pleidooi voor ontwerpen. Voor mijn presentatie neem ik even later de wandeling die ik eerder met landschapsarchitect Steven Slabbers heb gemaakt door Schoonebeek, van Westerse naar Oosterse Bos en via het Schoonerbeekerdiep weer terug. Ik begin met de mooie historische houten boerenschuren, een unieke ijskelder, een idyllisch dorpsbeeld, direct gevolgd door de groene buisleidingen van de NAM en de olieputten die op dit moment worden ontmanteld; tenslotte een tankwagen uit Brabant die drijfmest pompt in een mobiele silo voor een boer die het straks zal injecteren. Wat wil ik ermee zeggen?
Ruimtelijke kwaliteit ervaar je pas als je wandelt. Je lijf in het landschap, er traag doorheen bewegen, anders gebeurt er niets. Ruimtelijke kwaliteit blijkt dan te bestaan uit diepe waarden en betekenissen die we via verhalen aan elkaar vertellen. Zo gronden we en aarden we, als mensen. Erfgoed heeft een existentiele betekenis, maar dat geldt alleen als we vertragen. Die bovengrondse legergroene pijpleidingen zijn gemaakt voor een nieuwe ronde aardoliewinning bij Schoonebeek. Een fossiele energieproject waarbij dikke olie onder stoom uit de ondergrond wordt gewonnen en waarvoor in Emmen een speciale waterfabriek is gebouwd. Vandaaruit voeren buizen het water naar de 22 nieuwe putten, elk 100 x 50 meter groot; in de andere buizen wordt de olie naar elders getransporteerd. Even verderop worden de oude putten van de jaknikkers stap voor stap ontmanteld en vloeit de drijfmest uit Brabant in containers die in de Drentse bodem wordt geinjecteerd. Is dit existentieel of gewoon geld verdienen? Omdat het ondergronds brengen te duur is adviseerde het landschapsplan de buizen groen te verven, ze te bundelen en het geheel te smeden tot “een helder, leesbaar en samenhangend systeem dat op een eenduidige manier in het landschap is ingebed.” Om ‘acceptatie’ van de bevolking te bevorderen moest men borden met uitleg bij de installaties plaatsen. Dit heet landschappelijke inpassing. En de uitkomst? Het resultaat van ‘een cyclisch verbeteringsproces’. Ach, de andere spreker, Berno Strootman, heeft gelijk. Elk jaar gaat de kwaliteit van het landschap achteruit, ook in Drenthe.
Geef een reactie