De weg

Alweer spreekt iemand in het publiek over de Dao. Kennelijk roep ik dat met mijn verhalen op. ‘Vinden’ in plaats van ‘maken’, daarover gaat mijn lezing deze zondagmiddag in de Hunzeborgh. De Culturele Commissie van de Groningse woonwijk heeft me uitgenodigd. Komend uit het station, wandel ik in een rechte lijn door de binnenstad. Ter hoogte van het Noorderplantsoen sla ik de Korreweg in. Aan het eind steek ik het Van Starkenborghkanaal over. De brug blijkt kapot. Een jaar geleden is er een vrachtschip tegenaan gevaren. Gelukkig liggen er twee noodbruggen, een voor fietsers en een voor wandelaars. Over een lang, gebogen voetpad, omzoomd door hoge bomen, draai ik tot het einde, waar het buurthuis ligt op een landje dat grenst aan het Boterdiep. Buiten schijnt de zon, het zaaltje blijkt verduisterd. Mensen druppelen binnen. Er is zelfgebakken notenkoek. Ik steek van wal. We willen telkens alles nieuw maken. Dat geldt ook voor onze leefomgeving. Vaak maken we daarbij dingen kapot en compenseren dat dan met geld – elk protest kopen we af. Onze omgang met wat er al is, is agressief. Ik illustreer dat met voorbeelden van snelwegen, delfstoffenwinning, energievoorziening, ecologische hoofdstructuur. Vinden daarentegen is dat niet. Vinden vereist dat je vertraagt, droomt, speelt en verwacht. Vaak zijn we te gehaast, verblind en geobsedeerd door het maken om werkelijk tot vinden te komen.

Kan je met vinden wel economie maken?, vraagt iemand terecht. Zeker, antwoord ik, maar alleen minder hard en snel. Vinden vergt mentale rust en oefening, en praxis om tot inzicht te komen. Je kunt het niet vlug doen. Het intomen van begeerte is bovendien noodzakelijk. Je krijgt er echter veel voor terug: zingeving, rust, gezondheid. Iemand anders begint over Nij Begun, het grote miljardenprogramma om de komende dertig jaar Groningen beter te maken. Te gehaast, te snel, zeg ik. Waarom niet eerst bedenktijd ingelast? Vinden lijkt op niet-ingrijpen. In werkelijkheid betreft het elke handeling die moeiteloos is en die niet gestuurd wordt door van buiten opgedrongen motiveringen. Dat is inderdaad wuwei, letterlijk ‘niet-ondernemen’. Het is de enige basishouding die mijns inziens tot duurzaamheid leidt. Na afloop wandel ik naar het station terug. Opnieuw bestijg ik de noodbrug. In de trein lees ik verder in De weg terug. Chinese kluizenaars en het daoisme (2022) van de sinoloog Jan de Meyer. Het gaat over hoe je als individu je integriteit en autonomie bewaart in een wereld die van iedereen totale inzetbaarheid eist. Het gaat om oefenen in geestelijke rust en evenwicht, oprechtheid en onthechting, spontaniteit, relativering, eenvoud en afwezigheid van wereldlijke ambities.


Posted

in

, ,

by

Tags:

Comments

Geef een reactie

Your email address will not be published. Required fields are marked *