Vandaag besluit ik van hunebed D43 – bijgenaamd het langgraf – naar Noordbarge te lopen, een afstand van ruim drie kilometer. Daarmee maak ik feitelijk een wandeling door het langgerekte centrum van Emmen, de Drentse industriestad die onlangs door Sweco is aangemerkt als groenste stad van Nederland. Als groen kwalificeren kan natuurlijk gemakkelijk op basis van kaarten en statistieken, maar wat is groen? Ik wil het controleren. Het regent, de winterdag begint grijs en grauw. Daar is Nabers Hof. Ik scan de qr-code. Foto’s van het hunebed uit 1925 komen op mijn scherm tevoorschijn. Dit is prehistorische grond. De oude eiken rond het veertig meter lange hunebed, door professor Van Giffen destijds nauwkeurig onderzocht, waren toen nog jeugdig. Rondom de schitterende lege ruimte van de Emmer Es, godzijdank al die tijd bewaard gebleven. Ik adem diep en zwijg. Ik besluit in zuidelijke richting te lopen en me daarbij op de bomen te orienteren. In de Noorderstraat stuit ik op een prachtige oude witte paardenkastanje. Nog zuidelijker bereik ik de markt die herinneringen oproept aan een historische Drents brinkdorp dat Emmen ooit was: rond de kerk overal schitterende oude eiken. Verder zuidwaarts ga ik, op zoek naar nog meer bomen.
De weilanden van het vroegere Emmen komen weer tevoorschijn als op rontgenfoto’s – dat wil zeggen de eikenbomen die ooit als erfafscheiding fungeerden zijn nog zichtbaar, ik volg ze als kleinduimpje. Daar is al de tuin van de familie Oosting, decennialang dienstdoend als lommerrijke zoo maar nu verlaten en verloren; voor het oude kantongerecht langs, dan het voormalige hotel ‘s Heerenhof – ernstig gemaltraiteerd -, voorbij de bomenrijke Oude Begraafplaats, de verlengde Wilhelminastraat blijkt een koopwoestijn, ruw onderbroken door autosnelwegen. Ja het Modernisme van de naoorlogse stedenbouwkundigen doet zich in Emmen danig gelden. Toe, bouw maar de Weijert, kies maar voor de auto, het gevolg is wel dat deze oude winkelstraat het land van Jumbo en Lidl is geworden. Gek, Emmen kent geen beplante lanen. Nog een, twee autowegen en een opzichtig hotel moet ik passeren maar dan ineens sta ik weer in een mooie stille wereld: Noordbarge. De Huizingsbrink, vernoemd naar de familie die hier aan de zuidkant generatieslang woonde, is ontstellend fraai, fraai in z’n eenvoud: in 1879 heeft Hendrik Huizing hier een deel van de brink met Amerikaanse eiken beplant. Samen met de plaatselijke fietsenmaker zou hij later, in 1919, nog een rij inlandse eiken aan de rand van de brink hebben toegevoegd. Ontroering voel ik. Ik weet het, ik sta naar honderd jaar oude eiken te kijken. Emmen wil zo hartstochtelijk modern zijn, z’n herkomst verloochent het niet.
Geef een reactie