Gelezen in de Jewish Journal van 24 september 2013:
Het was Nir die me op een avond meenam voor een tocht dwars door Tel Aviv. Nir is een stedenbouwkundige die werkt voor de gemeente Tel Aviv. Hij houdt van bomen, wandelt veel door de stad en ziet en ervaart, net als ik, deze vooral als een organisme, als een gelaagde, complexe wereld van objecten met heel verschillende betekenissen waar voortdurend onverwachte gebeurtenissen plaatsvinden. Nir nam me mee naar Zuid-Tel Aviv. Onze gezamenlijke tocht eindigde bij het Centrale Bus Station, een ontwerp van de Israëlische architect Ram Karmi. Fascinerend complex. Het idee voor het krankzinnige betonnen gedrocht dateert al van de jaren ‘60. Karmi en twee investeerders droomden van een zeven verdiepingen tellende ‘bus-tropolis’ in het zuiden van Tel Aviv, goed voor een tot twee miljoen reizigers per dag, die hier niet alleen zouden in- en uitstappen, maar ook zouden winkelen, werken, ontspannen, zich vermaken en verblijven. Het moest het grootste busstation ter wereld worden. Pas in 1993 – dertig jaar later – zou het worden voltooid. Slechts vier van de zeven verdiepingen zijn toegankelijk, er maken slechts 100.000 reizigers gebruik van de faciliteit. De onderste verdieping doet dienst als een atoomschuilkelder, daarboven bevindt zich een complex van zes bioscoopzalen die al twintig jaar buiten gebruik zijn; een Filipijnse shopping mall heeft zijn intrek genomen op de verdiepingen die ooit bedoeld waren voor het grootwinkelbedrijf; boven op het dak bevinden zich de wachtkamers en rijden de bussen.
Rami is ook de architect van terminal 3 op David Ben-Gurion en van het Hooggerechtshof in Jeruzalem. Zijn specialiteit zijn betonnen kolossen die zo groot dat ze op steden lijken. Zijn busstation bij Levinsky Street beslaat liefst elf acres; buiten slingert zich een reusachtige betonnen busbaan op pilotis richting snelweg waarover de bussen constant af- en aan denderen. Alles is zo krankzinnig groot dat Nir en ik er om moesten lachen. Niets is wat het lijkt, en natuurlijk functioneert het complex totaal niet, maar toch functioneert het op een bepaalde manier weer wel. Vleermuizen hebben bezit genomen van de kelder, de eigenaren voeren een permanente strijd met de meer dan duizend huurders van de winkelpanden die niet bereid zijn voor het gebruik te betalen. De Israëlische hiphop-scene heeft een deel van het complex in bezit genomen, er bevindt zich een geïmproviseerde school voor kinderen van Afrikaanse vluchtelingen, onlangs opende een Young Jiddish Museum op de vijfde verdieping en ergens is nog een Mac Donalds geopend. Het is om vrolijk van te worden. Wie op een ironische manier naar steden kijkt begrijpt ze veel beter dan wat officiële plannen ons willen doen geloven. Nir en ik waren het erover eens. Een stad is een natuurlijk ecosysteem.
Geef een reactie