Oog in oog met de wolf

Een week geleden liepen we bij Deurze, even ten oosten van Assen, langs een beek in het stroomdal van de Drentsche Aa. Een groen spandoek hing langs de afrastering. Nee, geen stikstof deze keer. Het korte gedicht – want dat was het – ging over de wolf. De boer die het had opgehangen waarschuwde op sombere toon voor het einde van de idylle. Nooit meer lammetjes in de wei. Mijn wandelgenoot zuchtte. Met een armgebaar wuifde hij het onderwerp weg. Een week later viel het eerste schot bij Wapse, ook Drenthe. Een man was door een wolf in zijn hand gebeten. De wolf was daarop gedood. Er werden aangiftes gedaan, ook tegen de burgemeester die het dier had laten afschieten. Ik zag een foto van het wolvenlijk in de krant. Drenthe is nu in het bezit van haar eerste roedel wolven. De wolven houden zich op in het gebied grenzend aan Zuidoost-Fryslân. In het voorjaar van 2022 werden daar drie welpen geboren. De roedel bestaat nu uit vijf exemplaren. Nederland telt op dit moment al vier roedels wolven. Elke roedel bestaat uit twee tot tien dieren. Hun leefgebied is groot: circa 250 vierkante kilometer. Dat wordt dringen in het kleine Nederland. Maar voedsel is er meer dan genoeg. Een wolf eet drie tot vier kilo vlees per dag. Ik zag dat er een Faunaschade Preventie Kit wolven bestaat. Als ik schapen of geiten hield, zou ik die maar aanschaffen en goed lezen.

In 2015 schreef ik voor de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid een essay over de ruimtelijke inrichting van Nederland in de komende honderd jaar. Aanleiding was de viering van tweehonderd jaar Koninkrijk. Het ging over ‘Contouren van de derde eeuw’. Mijn essay droeg als titel ‘Stadstaat Nederland versus mondiale regionalisering: een beeld van groei en krimp’. Daarin beschouwde ik het toekomstige Nederland als één uitgesmeerde metropool van bijna twintig miljoen inwoners. Immers, elke gemeente in Nederland wil maar al te graag onderdeel van zo’n netwerkstad worden en groeien, dus koekt alles op termijn aaneen. De ijle randen, voorspelde ik, zouden gaan krimpen. Hoe dat precies in zijn werk zou gaan wist ik niet. Waarop ik de wolf introduceerde. Die zou zich in ieder geval gaan nestelen in de rafelranden van de metropool-in-wording, daar waar de bebouwing diffuus is en de landbouw – met zijn zeer omvangrijke veestapel – domineert. Dat zal een hoop gedonder geven! Mijn toekomstbeeld vond ik niet zo heel vreemd. Immers, op 7 maart 2015 was de eerste wolf na honderdvijftig jaar in Nederland door een wandelaar in de provincie Drenthe gespot. En inderdaad, drie jaar later vestigde de eerste wolf zich op de Noord-Veluwe. Ik weet het nog goed. Hoongelach viel mij ten deel toen ik op 1 oktober 2015 het essay voordroeg in de Eerste Kamer der Staten Generaal.


Posted

in

,

by

Tags:

Comments

Geef een reactie

Your email address will not be published. Required fields are marked *