In filmmuseum Eye, Amsterdam, bezocht ik de tentoonstelling over het werk van Véréna Paravel en Lucien Castaing-Taylor (nog te zien tot 20 mei 2024). Beiden zijn antropoloog, kunstenaar en filmmaker. Een vol uur trok ik uit voor het zien van met name Leviathan (2012), een van de film die daar werden vertoond. In 87 minuten geven de makers een beeld van het ruwe leven op zee of liever, van de zee zelf. De vissers spelen namelijk een ondergeschikte rol. Het zijn eerder de vissen, de vogels en de boot die om aandacht vragen. Dat komt door de opnamen met hele kleine GoPro-camera’s, dicht op de vis of de vogels of de romp van de boot. Ook het stampende geluid uit de machinekamer en het onstuimige weer doen je naar adem snakken. De zee zelf – het water voor de kust van New Bedford, Massachusetts – is overal genadeloos aanwezig. Waarom ik de film zo graag wilde zien? Voor Paravel en Castaing-Taylor staat filmen gelijk aan onderzoek doen. Met hun filmcamera leggen ze niet alleen vast, maar dringen ze ook door in complexe omgevingen, in dit geval de oceaan. Met mijn wandelen in Noord-Nederland probeer ik hetzelfde. Castaing-Taylor is oprichter van het Sensory Ethnography Lab op Harvard University. Paravel werkte ooit samen met Bruno Latour op de École Nationale Supérieure des Mines de Paris.
Kijken dus. En niet vergeten te luisteren. En inderdaad, voor het eerst stonden mensen niet meer centraal. De vissers bleken bijzaak, al zat de camera vaak dicht op hun huid. De zee zelf was hoofdpersoon geworden, wild, ruw, wraakzuchtig, onstuimig, geladen. Verschil tussen dag en nacht kon ik niet zien. Bijna de helft van de tijd bracht ik onder water door. Zelfs de visnetten met hun zware kettingen en hun bizarre knopen en strengen van oranje lijnen leken op gevaarlijke monsters. Het schip leek de ene keer stuurloos, dan weer voer het maniakaal, terwijl het kolkend rood bloed van vissen vermengd met visafval, blikjes en vies zeewater spuwde. Soms bleek de duistere zee vol oplichtende zeesterren, dan weer kwamen we als vissen even boven water, waar we onmiddellijk belaagd werden door zwermen krijsende vogels die in ons een gemakkelijke prooi zagen. Geen moment werd je met rust gelaten. Donkerte overheerste. En stampend lawaai. De zee was een mythische omgeving geworden, er was wel technologie maar die leek niet door mensen bestuurd. Je zou weer in een God gaan geloven. (What hath God wrought?) En de mens? Die was aan boord aan het moorden, rookte een sigaretje en stapte onder de douche.
Geef een reactie