Gisteren ontdekte ik de Potmarge. De rivier in de stad Leeuwarden ligt ergens verstopt in het zuidelijke deel. Peter de Haan en Niels Schotsman gidsten me er naar toe. Niels is bioloog, Peter was ooit adviseur van het College van GS van Fryslân. Vanaf de terp van kerkdorp Huizum baanden we ons een weg door dicht struweel, passeerden een mooi parkje, een hooilandje, gingen over een bruggetje, en daar was hij dan. Niet dat de Potmarge snel stroomt; meanderen doet hij wel. Ooit bracht hij schepen over het veenwater – oorspronkelijk voortzetting van het water langs de Weaze – naar de Middelzee, maar dat is alweer lang geleden; de schepen voeren in die tijd zelfs tot Sneek. Met de komst van de spoorweg naar Groningen in 1863 en het Nieuwe Kanaal in 1895 veranderde de stedenbouwkundige situatie ingrijpend. Overal werd ineens gebouwd terwijl fabrieken – stroop, zuivel, strokarton, een gasfabriek – zich langs het water vestigden in wat op dat moment een bloeiend tuinbouwgebied was onder de rook van de stad. Het water raakte ernstig vervuild. Gelukkig werd met de sluiting van de fabrieken en door zuivering van het water de Potmarge na ruim honderd jaar weer schoon. Niels wijst op de zavelige kleigrond op de oevers die inderdaad zeer vruchtbaar is. Hier wil echt alles groeien.
We liepen langs de rivier waarvan een groot deel van de oevers weer overdadig groen is. Peter vertelde dat het noordelijke deel zelfs tot rijksmonument is verklaard. Toch waren tot in de jaren ’70 nog plannen om hier een zuidtangent voor autoverkeer aan te leggen; het dorp Huizum zou daarmee van de aardbodem verdwijnen. Maar een opstand van de Leeuwarders tegen de verkeersdoorbraken in de binnenstad – ‘Tengels af van de terpen!’ – leidde tot een ingrijpende herziening van de plannen. Huizum werd daarna gereconstrueerd, doorgaand autoverkeer geweerd, en de omgeving van de Potmarge werd tot ‘onthaast’ gebied verklaard waar Leeuwarders tot rust kunnen komen. Wij liepen langs de lommerrijke route tot aan een linde die daar in 2022 succesvol naast een meidoorn was geplant. Een oude sleedoorn in bloei hing over het lome water, Niels ontwaarde een ijsvogel, boven ons hakte een specht in een Canadese populier, Peter vertelde over poëzie (Slauerhoff), Niels droeg een haiku van Basho voor, we hadden tijd om alles in ons op te nemen. Eind goed al goed? Nee, van onthaasting kon je niet echt spreken. Nerveuze fietsers – alle elektrisch aangedreven – bliezen ons van het geasfalteerde pad af. We bleken op een gecombineerd wandel- en fietspad te lopen – een doorgaande route van de binnenstad naar de Wijde Greuns, aangelegd in 1989 toen mensen nog kalm bewogen. Ons restte niets anders dan angstig uit te wijken, telkens weer.
Geef een reactie