Het Noorden als voorloper

De maand april ga ik van Stavoren naar Nieuweschans lopen. Het wordt de eerste van een reeks van langeafstandswandelingen die ik als hoogleraar Revitalisering van stad en land aan de Rijksuniversiteit Groningen in Noord-Nederland de komende vier jaar ga maken. Mijn leerstoel is een initiatief van de Abe Bonnema Stichting, bedoeld om het academische denken over de toekomst van gebieden als Friesland en Groningen te stimuleren. Over de Randstad wordt voldoende nagedacht, maar over het noorden veel te weinig. Twee universiteiten bleken geïnteresseerd. In Groningen maak ik deel uit van de Faculteit der Letteren, in Delft die van Bouwkunde. Studenten die ontwerpen verbind ik met studenten die reflecteren over de geschiedenis van stad en land. Waarom zou een professor in hemelsnaam gaan wandelen? Die vraag kreeg ik sinds ik mijn voornemen bekend maakte geregeld gesteld. Zeker dertig redenen kan ik inmiddels bedenken.

De belangrijkste is: lopen vertraagt. Zo win ik tijd. Al die extra tijd besteed ik om met mensen te praten, rond te kijken, te ruiken en te proeven, het landschap in me op te nemen. Let wel, ik loop onder werktijd, samen met genodigden. Er zijn mensen die dat vreemd vinden want lopen doe je in je vrije tijd, niet in die van de baas. Maar ik wil niet vijf jaar op de campus zitten, in een kamertje achter een beeldscherm, en af en toe in een zaaltje college geven. Kennis haal ik ook niet alléén uit boeken. Vergelijk het met een laboratorium. Sommige geleerden doen onderzoek in een gecontroleerde omgeving die de werkelijkheid nabootst. Mijn laboratorium zijn de akkers en velden van Groningen, Friesland en Drenthe. Straks loop ik door een nauwelijks afgebakende ruimte die ik ook nauwelijks controleer, die samenvalt met de werkelijkheid. De traagheid van wandelen heeft nog een ander voordeel en ook in die zin zijn de drie noordelijke provincies in al hun verscheidenheid mijn reusachtige laboratorium. Door te lopen voeg ik mij in een toestand die inherent duurzaam is: als wandelaar stoot ik weinig uit, laat ik nauwelijks sporen na. Bruno Latour vergeleek de toestand waarin wij als mensen sinds de klimaatcrisis verkeren met de lockdown die we tijdens de pandemie beleefden. Bekneld zitten we tussen vier muren, ongeveer zoals Gregor Samsa in de novelle van Franz Kafka op een ochtend in een kever veranderde en op zijn kamer opgesloten zat. We kunnen geen kant meer uit. Dat is onze toekomst. We geloven niet meer in vergezichten. Vandaar ook dat we zo boos zijn. Volgens Latour schuilt daarin juist een kans. Met onze ‘voelsprieten, geledingen, stank en afval, onze kaken, onze protheses’ kunnen we eindelijk mens worden, dus: “laat ik gewoon uitgaan van waar ik ben, ground zero, het eerste beste paadje in het struikgewas inslaan en kijken waar ik uitkom. Zo’n grote haast is er ook weer niet bij; we hebben nog even de tijd om te kijken waar we ons kunnen nestelen.”

(eerder verschenen in Noorderbreedte 2023)


Posted

in

by

Tags:

Comments

Geef een reactie

Your email address will not be published. Required fields are marked *