Muziek van de onderklasse

Baz Luhrmann’s ‘Elvis’ is een echte aanrader. Twee steden figureren in de film over het leven van de unieke zanger Elvis Presley, die groot werd in de jaren ’60 en die in 1977 op 42-jarige leeftijd overleed. Het zijn Memphis, Tennessee, en Las Vegas, twee steden die met de Amerikaanse muziekindustrie nauw zijn verweven – de een als kraamkamer, de ander als bühne. Van beide zien we historische beelden, alsof het een documentaire betrof. Maar de beelden worden afgewisseld met uitstekende studio-opnamen. Luhrmann maakt het behoorlijk barok. Vooral die van Memphis vond ik indrukwekkend. De getto, het tumult, de hitte, de drukte en de intense armoede op straat, beelden hiervan volgen elkaar op in een moordend tempo. Memphis in de jaren ’50 was vooral zwart, rauw, ruig, zinderend, maar ook straatarm. Segregatie en rassenrellen, gevolgd door politieke moorden – op Martin Luther King, Robert Kennedy -, wijzen op een regelrechte burgeroorlog, die zoekt naar emancipatie. Het deed me denken aan de beschrijving van de geograaf Peter Hall in ‘Cities in Civilisation’ (1998) hoe zowel zwart als wit in Memphis elkaar naar het leven stonden. Memphis was “the regional capital of a miserably impoverished and subjugated rural underclass, whose music was borrowed and fostered by local entrepreneurs and local performers, finally transforming it into the global popular music of the mid-twentieth century.”

Alles in deze streek draaide om katoen, het was een plantagecultuur die vertrouwd was met slavernij en uitbuiting. Ook na de afschaffing bleven de verhoudingen feodaal. En dat op een van de rijkste bodems van Amerika. “It was a life of untending toil,” schrijft Hall, die het ontstaan van de blues met zijn immorele, laag-bij-de-grondse teksten met deze hopeloze situatie in verband brengt. De blues was voortgekomen uit een regime waarin zwarten geen werk hadden, op drift waren geraakt, ongehuwd kinderen kregen, elkaar vermoordden, cocaïne snoven. In Beale Street, Memphis, klonk echter overal muziek: “none was more colourful, more bizarre, than the river front of Memphis.” Rhythm and blues kwam eruit voort en B.B. King werd de held. Tegenover de blues stond country, een witte muziekstroming die uit het oosten kwam, uit de onherbergzame Appalachen. Haar witte bevolking was ultraconservatief, haatte de plantages, had gevochten met de Indianen. Deze onderklasse was ronduit fatalistisch en leefde in een wereld van geweld. Beide ontmoetten elkaar in Memphis, tegen wil en dank. “They heard each others’ music from afar, subconsciously absorbing bits of the other tradition; and finally, in the summer of 1954, through the mediation of the radio and the recording industry, the two traditions explosively fused in Memphis and in the person of Elvis Presley.” De film toont de geboorte van rock ‘n roll – een sterk versimpelde, uiterst commerciële muziekstijl en vooral dans – die onmiddellijk in de smaak viel bij een jeugdige generatie die opgroeide na de Tweede Wereldoorlog. Elvis was de uitvinder en in Las Vegas werd hij groot.


Posted

in

,

by

Tags:

Comments

Geef een reactie

Your email address will not be published. Required fields are marked *