Huizum

Voor de Fryske Alumni Sirkel van de Rijksuniversiteit Groningen houd ik vanavond een korte rede in het oude kerkje van Huizum. Titel: ‘Welke toekomst, professor?’ Vanaf het station van Leeuwarden is het niet ver wandelen, dat weet ik nog van een vorige keer toen ik er ook sprak. Destijds moest ik reageren op het verhaal van Francesco Veenstra, rijksbouwmeester, dit keer is de filosoof Thijs Lijster mijn tegenspeler. Ik neem het tunneltje onder het spoor door en wandel het wijkje in. De bleke zon verdwijnt al achter de horizon, het is rustig najaarsweer. Ik sla een pad in. Achter me de toren van Bonnema. Vette ligusterheggen waarin vogels zitten omhullen me; daarachter kijk ik op de lage woningen, waar de eerste lampen al aangaan. Allemaal grauwbruine baksteen, afgewisseld met rode strengperssteen. Via het paadje bereik ik de Hollanderstraat. De hele buurt blijkt Rijksmonument. Willem Cornelis de Groot heette de architect. Het stratenplan en de architectuur ademen een sfeer die herinnert aan de Jugendstil. Het plannetje dateert van 1915. Het betreft 177 volkswoningen, gebouwd in Overgangsstijl. Het geheel voelt behoorlijk intiem. Geen wonder, dit zijn 60 woningen per hectare. Opdrachtgever: Woningvereeniging Leeuwarden.

Terwijl ik rondwandel geniet ik van de stedenbouw: de eenvoudige ontsluitingsstraat met haaks daarop paadjes naar de woningen, het levert twaalf noord-zuid gerichte woonstroken op met aan weerszijden tuinen. De ontsluitingsstraat blijkt licht gebogen, pure poëzie. Hier moet vroeger de Hollanderdijk hebben gelopen. De dijk, waarschijnlijk een oude waterkering, zou onderdeel geweest zijn van een pad van de stad naar het zuiden, door de weilanden naar Barrahuis. In 1849 stichtte pelmolenaar Sluiter hier molen de Bazuin. De achtkante molen werd tussen 1910 en 1930 onttakeld, het voetstuk verdween in 1981. In de gelijknamige uitspanning eet ik een hapje. Daarna moet ik snel door naar het kerkje. Ik ga het hebben over stad en land en zal voorbeelden uit Blauwhuis, Lauwersmeer, Spoordok en Zuidlanden geven. Kijk, daar is de kerk al. Ik buig even voor Slauwerhoff, wiens vader hier begraven ligt. “Alleen in mijn gedichten kan ik wonen.” Als ik klaar ben vraagt iemand in het publiek of ik die verstedelijkingsdrift niet heel zorgelijk vindt. De man pleit voor ‘méér platteland’. Ik moet denken aan mijn lezing onlangs bij het Opdrachtgeversforum in de bouw. Daar schetste ik de bouwwoede vanaf 1960 en tot welke ongelukken die leidt. ‘Een straatje eraf’, zei ik, in plaats van ‘overal een straatje erbij’.


Posted

in

,

by

Tags:

Comments

Geef een reactie

Your email address will not be published. Required fields are marked *