Eindelijk De nieuwe man (2003) van Thomas Rosenboom gelezen. Twintig jaar na verschijnen, nog altijd eenvoudig van opzet maar trefzeker gesitueerd in het Groningse Wirdum aan het Damsterdiep. Ik las de roman als een Groningse versie van Fitzcarraldo, de legendarische film van Werner Herzog. Net als Herzog koos Rosenboom in de figuur van Berend Bepol een hoofdpersoon die bezeten en maniakaal iets groots najaagt, eerder uit naïviteit dan ambitie. En net als Herzog voerde hij een kolossaal schip op als dat enorm, na te jagen doel. In het Groningse geval de bouw van de Seewolf, een imposante zeesleper die Bepol voor een Duitse reder ongelukkigerwijze op een weiland naast de scheepshelling laat oprijzen. Brian Sweeney Fitzgerald bij Herzog ondernam iets soortgelijks: het trekken van een stoomschip over een berg in de jungle van Peru met het oog op een te openen operahuis. Waanzin natuurlijk en als lezer/kijker weet je ook dat het uiteindelijk helemaal fout zal gaan. Nee, Rosenboom had bij het schrijven niet Fitzcarraldo voor ogen, maar Hylke Speerstra’s boeken over gemotoriseerde zeesleepboten. Via die boeken ontdekte hij ook de werf van Arend Apol in Wirdum. Van Arend Apol maakte hij Berend Bepol.
Wie trekt nou een stoomschip over een berg in de jungle van Peru, en wie bouwt er nou een zeesleper op een weiland aan het Damsterdiep pal achter Appingedam? Zo’n huzarenstukje verwacht je eerder aan het Winschoterdiep aan Groningse ‘t Hoogezand of nee, eerder nog in Rotterdam of Hamburg. Bedenk ook dat in de economische neergang van de jaren 20 van de twintigste eeuw vrijwel alle bedrijvigheid op de Groningse scheepswerven stagneerde. Zo mijmerde ik tot ik, net als Rosenboom, bij Speerstra over de geschiedenis van de Groningse scheepvaart las. Toen na 1600 door de Veenkoloniën vaarten werden gegraven voor het vervoeren van de turf ontstond een levendige scheepvaart in het oosten van Groningen. Er voeren daar honderden relatief kleine schepen die geschikt waren voor zowel de binnenvaart als de zeevaart op de Noordzee en de Oostzee. Er werd een hele economie rond die schepen gebouwd. In 1863 waren er liefst 46 rederijen in Groningen gevestigd. In de 19e eeuw kwam meer dan 60 procent van de Nederlandse zeegaande vloot uit de provincie Groningen (sic!). Rond 1900 voeren er nog 432 zeilschepen in Nederland; ongeveer 250 daarvan kwamen uit Groningen. Moderne ijzeren kustvaarders, vaak uitgerust met een Bronsmotor uit Appingedam, wonnen rond 1920 de strijd met het zeilschip. De glorietijd van de Groningse scheepvaart was toen allang voorbij. Juist op dat moment begon Berend Bepol zijn Seewolf in het weiland naast zijn werf te bouwen. Aan het veel te smalle Damsterdiep. En nu? Zestig procent van de Nederlandse shortsea-reders zit nog steeds in het noorden, 90 procent van de scheepsproductie komt hier vandaan: coasters, rivierschepen, en tegenwoordig vooral gespecialiseerde schepen. Nee, Groningen is geen Peru.
Geef een reactie