De Chinezen noemen het ‘ecological civilization’. Het is een relatief nieuw ontwikkelingsmodel waarin duurzaamheid voorop staat en waarbij naast het economische ook het sociale en ecologische aspect veel aandacht krijgen. Ruimtelijk ligt de nadruk op stedelijke verdichting en hergebruik van het bestaande. De algehele kwaliteit van het stedelijk weefsel en leefbaarheid staan voorop, het platteland moet mooier. Niet langer zijn investeringen eenzijdig gericht op economie en infrastructuur. De nieuwe koers heet ‘people oriented’. Maar de vraag is of het in de praktijk ook zo werkt. De stedenbouwkundige Harry den Hartog, woonachtig te Shanghai, schreef erover in Urban Planning (2021, volume 6, nummer 3). In ‘Shanghai’s Regenerated Industrial Waterfronts: Urban Lab for Sustainable Transitions?’ onderzoekt hij de projecten langs de Huangpu Rivier in de Chinese megastad, speurend naar experimenten en innovaties die gericht zijn op duurzaamheid en leefbaarheid en die wegleiden van de heilloze weg van overproductie en overconsumptie. Grappig om te lezen, juist nu de Nederlandse discussie zich in omgekeerde richting beweegt. Bij ons gaat het om snel woningen bouwen voor een overspannen woningmarkt. Vastgoedontwikkeling is hier het dominante thema; het platteland wil nota bene weer groeien (De Groene Amsterdammer 16 september); grote beleggers en marktpartijen zijn bij ons in de lead. Alsof we in het China in het begin van de jaren tweeduizend zijn. Iets waar de Chinezen juist van terugkomen.
Ecologische beschaving (Sheng Tai Wen Ming) is een sociaal-technologische benadering die de Chinezen omschrijven als ‘een dynamisch evenwicht waarin mensen en natuur met elkaar interacteren en als geheel harmonisch functioneren’. Volgens Den Hartog zou het wortels hebben in Oosterse filosofie en wordt het door de huidige Chinese partijleiding opgevoerd als Marxistisch alternatief voor het verwoestende Westerse kapitalisme. Ook voor de Chinezen, gewend geraakt aan snelle groei, komt het neer op een radicale paradigmawisseling die de grote steden maar ook het platteland aan banden legt en die noodzaakt tot ingrijpende maatschappelijke hervormingen, ook economische. De autoriteiten hebben het over ‘schoonheid’ en ‘harmonie’, willen letterlijk straten en pleinen schoonvegen, informele markten moeten verdwijnen, op alle terreinen van de maatschappelijke ontwikkeling krijgt de staat meer greep, ruimtelijke ordening is weer helemaal terug en wordt beduidend strenger. Economische groei is in China niet langer heilig. En de bevolking? Voor het eerst experimenteren de Chinezen met participatie. Maar volgens Den Hartog is de lokale overheid nog altijd oppermachtig. Die bezit alle grond, van een ‘civil society’ is geen sprake. Ook al staat in de onderzochte projecten de leefbaarheid voorop, in Shanghai zoekt men tevergeefs naar burgers naar wie geluisterd wordt. Burgers dan niet opgevat als speculerende woonconsumenten, maar als mensen die een normaal, fatsoenlijk leven willen leiden en een dak boven hun hoofd willen. Het blijft iets wat een overheid niet kan.
Geef een reactie