We wandelen van Nieuw Scheemda naar ‘t Waar. Even voor Nieuw Scheemda, op de boerderij, is hij geboren. Vlak voor het Termunterzijlerdiep betreden we een paadje waarlangs we in een van de oudste polders van het Oldambt terecht komen. Overal dikke klei, met links grasland en rechts klaver. In de verte ligt Wagenborgen. Ik vraag hem hoe hij denkt over nostalgie. Ineens begint de boerenzoon Otto Knottnerus over de filosoof Bruno Latour (1947-2022). Het beleid in Nederland, zegt hij, is technocratisch, redeneert vanuit processen, werkt toe naar abstracte doelen. Wat ingenieurs, planologen en bestuurskundigen doen is de werkelijkheid reduceren. Hun beleid heeft met de realiteit niets uit te staan. Latour werkte heel anders. Die verliet, net als wij, zijn studeerkamer om langdurig veldwerk te verrichten. Zijn onderzoek begon hij steevast bij concrete entiteiten en volgde dan hoe deze verbindingen aangingen met entiteiten in hun omgeving. Dat kon op eindeloos veel manieren. Juist de pluraliteit was bij hem essentieel. Macrofactoren (de natuur, het kapitalisme, de maatschappij, het systeem) konden in zijn ogen niets verklaren. Ik knikte instemmend. Van de socioloog Knottnerus heb ik nog niet veel gelezen, maar van het werk van Latour ben ik een liefhebber.
Over Latour schrijft Arjen Kleinherenbrink (De constructie van de wereld, 2022): “Zijn baanbrekende inzicht is dat er helemaal geen essenties of wetmatigheden bestaan die a priori bepalen wat iets is, wat iets doet of waar iets mee verbonden is.” Dus moeten we stap voor stap traceren “hoe talloze individuele entiteiten na verloop van tijd zijn samengeklonterd tot ‘grotere’, meer stabiele en overkoepelende zaken.” Een theorie of een feit is op zichzelf krachteloos. Ze wordt pas ‘onoverkomelijk’ of ‘niet te negeren’ wanneer ze in verbinding komt te staan met andere entiteiten. Latour is de filosoof van de netwerken. Die kunnen alles betreffen en zijn niet netjes afgebakend. Ze maken dat alles voortdurend verandert. Nostalgie? Dat is iets van de Modernen. Knottnerus: “Het vooruitgangsbesef was een uitvinding van de lange negentiende eeuw, een mythe die de feitelijke ontwikkelingen misschien heeft versneld, maar die tegelijkertijd ook het zicht op de complexe materiele werkelijkheid heeft belemmerd, doordat verleden en heden tegenover elkaar werden gesteld.” Liever kiest hij voor de ‘tienduizend dingen’ die onze werkelijkheid structureren. In die oneindige veelvoud van het zijnde, wanwu, nemen wij telkens positie in. Daarom: “plan een beetje minder, heb respect voor het verleden, geef de dingen de tijd om uit te sterven, bekijk ze met compassie, maar klamp jezelf er niet eeuwig aan vast.”
Geef een reactie