Na de beuken de hulst

We wandelden over het landgoed van de Coendersborg, Groningen, een fraaie borg in het zuidelijke deel van het Westerkwartier. Zeker dertig kenners van het Groningse landschap hadden zich verzameld. In plaats van binnen te vergaderen liepen we buiten. Op een aantal plekken hielden we stil. Dan deelden we onze kennis want iedereen bleek zich ergens in te hebben gespecialiseerd. Dat was mooi, want zoveel dimensies heeft het landschap: om het werkelijk te vatten heb je elkaar kennelijk nodig. Zo was er de zwarte els, die je hier veel ziet. De houtsingels staan er vol mee. Maar wat weet een mens nou eigenlijk van zo’n boom? Niet veel. Iemand vertelde er boeiend over. En toen begon iemand anders over de beuken. Op zo’n historisch landgoed vormen de beuken een zware laanbeplanting die de elzensingels fraai aanvult, maar de drassige bodem in Groningen is er eigenlijk niet voor geschikt; zand gaat al snel over in veen, dat op zijn beurt verdrongen wordt door zeeklei. De forse bomen hebben het dan ook moeilijk. Klimaatverandering werkt ook al niet mee: lange droge periodes wisselen af met natte seizoenen. Beuken hebben zichtbaar moeite om van droogte te herstellen en ze houden niet van natte voeten, het liefst willen ze een stabiele waterstand. Moeten ze dan niet worden gekapt?

Historische en biologische motieven voor bomenkap werden door kenners in stelling gebracht tegen de wens van omwonenden en bezoekers om de oude beukenlanen vooral met rust te laten. De statige lanen worden door veel mensen hoog gewaardeerd. Het klonk geërgerd: burgers willen alles bevriezen. Voor kappen pleit juist dat de beuken opzettelijk geplant werden voor houtwinning, dus als ze op leeftijd kwamen hakte de landheer ze gewoon om, die het hout vervolgens goed kon gebruiken; daarna plantte hij weer nieuwe aan. Beuken worden trouwens niet heel oud: zo’n 150 jaar. De meeste zijn inmiddels op leeftijd en sommige zijn gewoon ziek of sterven af. Kappen dus en opnieuw aanplanten, liefst door de hele provincie in één keer. Maar na thuiskomst las ik berichten dat we de beuken te snel afschrijven. Verstoren we het systeem niet als we te rigoureus ingrijpen? En over klimaatverandering las ik dat steeds zwaardere stormen, snikhete zomers, langdurige droogteperiodes, plaaginsecten, bladluizen, bastkevers, bladwespen, snuitkevers en rupsen in het hout allemaal op elkaar inwerken. En vervolgens las ik dat beuken erg langzaam groeien. Mensen realiseren zich dat trouwens maar al te goed. Het duurt tientallen jaren voordat een beukenlaan weer monumentaal wordt, dus kappen betekent dat je de rest van je leven niet meer van de mooie oude reuzen zult genieten. Telt dat laatste argument dan helemaal niet mee? Na de staat van de beuken bespraken we de hulst. Ook daarover hoorde ik veel nieuwe verhalen.


Posted

in

,

by

Tags:

Comments

Geef een reactie

Your email address will not be published. Required fields are marked *