Dit keer spreek ik in Nijland. De uitnodiging kwam van Hans de Jong, met wie ik in het vroege voorjaar van Jorwert naar Baard en Easterlittens wandelde. Hij vertelde me dat het Friese dorp 750 jaar bestaat. Nijland ligt tussen Sneek en Bolsward op aangeslibt land van de Middelzee, maar ook pal aan de A7. Nooit eerder was ik er geweest, terwijl ik er zo vaak hard aan voorbij reed. Eerst denk ik nog een terpdorp binnen te lopen, maar een terp zoek ik er tevergeefs. Alle boerderijen liggen gestrooid in een ring rond de kerk. De kerk zelf stamt uit het tweede kwart van de 16e eeuw. Het water dat de kerk van de boerderijen scheidt blijkt een oude kreek die vanaf het begin voor de afbakening van het terrein is gebruikt. Vooraf eet ik met dorpsbewoners in een voormalige school annex kosterswoning. Ze vormen bestuur en vrijwilligers van de Stichting Culturele Activiteiten Nijland. Men verzekert me dat het goed gaat met het dorp, zoveel verenigingen, iedereen voelt zich betrokken. Mijn lezing blijkt vernoemd naar de Friese historicus Sytze ten Hoeve. Ik spreek over oude wandelpaden. Aanleiding is een verdwenen pad dat de stichting komend weekend buiten het dorp zal openstellen, tijdelijk wel te verstaan. Liefst acht boeren werken mee. Na afloop krijg ik een exemplaar van het boek dat Ten Hoeve over de Nicolaaskerk heeft geschreven.
Ook Amsterdam bestaat 750 jaar. In het boek van Ten Hoeve lees ik dat Nijland, net als Amsterdam, een legende over haar stichting kent. Gaat het in Amsterdam om een bisschop, een boer en een hondje op een koggeschip op de Zuiderzee dat door een storm wordt overvallen, waarna een stranding bij de mond van de Amstel en de aanwijzing van de hond waar de Oude Kerk moet komen. In Nijland gaat het om twee ossen, gespannen voor een wagen, een nacht in vrijheid en een rietpoel waar de dieren de volgende ochtend worden aangetroffen. Op die plek moet de Nicolaaskerk worden gebouwd. In 1975, toen Amsterdam en Nijland 700 jaar bestonden, trokken de inwoners van het dorp met twee ossen naar de Dam. Zouden de Amsterdammers het hebben begrepen? Ondertussen sta ik in de kerk met mijn rug naar de houten preekstoel gekeerd en kijk, terwijl ik praat, naar het orgel. Het stamt uit 1840 en is gebouwd door Willem van Gruisen. De hoge ruimte is stralend wit. Dan valt mijn oog op de drie grote, al even witte beelden bovenop de donkere kasten met de orgelpijpen. Het zijn het Geloof, de Hoop en de Liefde, in Amsterdam gekocht voor fl. 156,30. De Hoop, zie ik, wordt verbeeld door een anker en een duif, verwijzend naar de duif die Noach uit de ark liet vliegen. Na de hond, de ossen, nu dus de duif. Een goddelijke aanwijzing door de tussenkomst van dieren. Misschien erg Bijbels, maar de volgende wandeling zal ik toch beter opletten.
Geef een reactie