Interessant interview met Richard Sennett stond afgedrukt in het magazine van de Amsterdamse Academie van Bouwkunst. Op 29 november 2021 spraken studenten met de Amerikaanse socioloog over zijn werk rond steden en ruimtelijke planning, via Zoom weliswaar, maar wel na bestudering van teksten en een goede voorbereiding. In ‘Blockbuster’ kreeg Sennett onder andere de vraag voorgelegd of al die optimistische verhalen over ‘de eeuw van de stad’ bij nader inzien niet sterk overtrokken waren. Steden zijn immers onbetaalbaar geworden, een groeiend deel van de bevolking wijst een sterk gemengde stedelijke bevolking af, Covid-19 lijkt grote steden te benadelen en het platteland biedt volop ruimte aan jonge mensen die de steden dan ook en masse verlaten. In zijn antwoord wijst Sennett er fijntjes op dat die beschrijving in ieder geval niet geldt voor de steden in het grootste deel van de wereld. In Latijns Amerika, Afrika en delen van Zuidoost Azië groeien metropolen nog steeds zeer krachtig. Vaak is de trek naar steden daar overigens niet vrijwillig omdat het platteland de mensen gewoon weinig perspectieven biedt. De veronderstelling die volgens hem verborgen zit in de vraag is dat kiezen voor of tegen de stad een leefstijlkeuze is, maar dat is het voor de meeste mensen zeker niet. Sennett: “I get very uneasy by a lot of predictions about the end of the city, because they seem to me to be very narrowly focused on people who have the economic or political power and privilege to live in places where they have alternatives.”
Een andere vraag ging over sociale cohesie. Of de socioloog – auteur van onder andere ‘Stadsleven’ (2018) – dacht dat een inclusieve stad werkelijk mogelijk is. Hierop vroeg Sennett de vragensteller of het sociale bindmiddel in zo’n stad bestond uit samenwerking of uit solidariteit. Als socioloog had hij meer geloof in het eerste dan in het laatste. Steden kennen van nature weinig sociale cohesie. Samenwerken kun je namelijk heel goed met mensen met wie je je niet wilt of kunt identificeren. Succesvolle steden zijn ook niet steden met een meer of minder homogene bevolking. Uitblinken in solidariteit is in een stedelijke economie ook allesbehalve nastrevenswaardig. Sterker, hoe diverser en competitiever de onderlinge verhoudingen, hoe succesvoller een stad doorgaans is. “The only places where the whole gets to be greater than the parts, are symbolic phantasies of ‘us’. That’s very static.” Waarna hij de essentie van ruimtelijke planning omschreef als: hoe de condities te scheppen waarbij heel verschillende mensen zonder al te veel conflicten kunnen interacteren. Als voorbeeld noemde hij informele marktplaatsen waar mensen van diverse pluimage elkaar tegenkomen. “We should want cooperation rather than solidarity.” Dat zeg ik, dat was een verslag van een mooi en verhelderend interview.
Geef een reactie