Afgelopen week liep ik door Nationaal Park Drentse Aa met beverconsulent Cindy de Jonge. Even boven Anloo waren we over een hek geklommen. Het gras in het weiland stond hoog. Nee, geen raaigras. Overal veldbloemen. Verderop zag ik dichte houtwallen. Onder onze laarzen veerde de zachte bodem; het was hier behoorlijk nat. Ineens waadden we naar het Anloer Diepje, op zoek naar bevers. Cindy vertelde me dat we in een gesloten oerlandschap waren dat volgens deskundigen nog sterk herinnert aan de Middeleeuwen. De bevers hadden veel werk verzet: dammen in het beekje, een burcht ernaast. Boven ons scheen fel de zon, voor ons sprong een ree geschrokken weg. De volgende dag sprak ik met landschapsarchitect Steven Slabbers op een terrasje in Coevorden over mijn unieke wandelervaring met Cindy. Volgens Steven is aan Harry de Vroome (1921-2001) te danken dat het stroomdal van de Drentse Aa in de jaren ’60 werd gespaard. Ontwerper De Vroome, die begin jaren ’80 zijn leidinggevende en leermeester werd bij Staatsbosbeheer, was een belezen en vriendelijke man die van de landschappen van Noord-Nederland hield. Het Drentse landschap was hem het liefst.
In Landschapsplan Nederland van Henk van Blerck (2022) lees ik dat De Vroome in 1948 bij Staatsbosbeheer ging werken. Hij was de enige kandidaat. Binnen de rijksdienst was even daarvoor een afdeling Landschapsverzorging ingesteld die in de daaropvolgende jaren als een plannen- en kaartenfabriek zou gaan fungeren; het was de tijd van de grote ruilverkavelingen. De Vroome, die in Frederiksoord had gestudeerd, kreeg Noord- en Oost-Nederland onder zijn hoede. Vrijwel alle landschapsplannen voor de Drentse esdorpen vielen onder hem. Van Blerck noteert dat De Vroome in zijn ontwerpen steevast wandelroutes als uitgangspunt nam. Desnoods maakte hij nieuwe voetpaden. Veelal betrof het dorpsommetjes. Wandelingen werden door hem als ‘een reeks van taferelen’ opgevat. Van Blerck: “De wandelroute vormt de openbare ruimte in het nieuwe landschap waarin de als waardevol bestempelde landschapselementen, plekken of gebiedjes als ‘gebeurtenis’ aan de route worden getoond.” In het stroomdallandschap van de Drentse Aa introduceerde hij singels en houtwallen, in de heideontginningen stevige erfbeplantingen, rond de dorpen nieuwe bossen en flinke brinkbeplantingen. Gemeentebesturen wees hij terecht. En er werd naar hem geluisterd. In Drenthe kwam hij bekend te staan als de ‘groene paus’. Door zijn toedoen veranderde heel Drenthe in enkele decennia “van een grotendeels kaal en weids landschap in een besloten landschap”, waarbij “stilering van het esdorpenlandschap” sterk ging contrasteren met “de weidse onbarmhartige heidevelden”. Je waant je inderdaad in een eeuwenoud landschap, maar dat is het dus niet.
Geef een reactie