Nooit te laat om Robinson Crusoe (1719) te lezen. Na een schipbreuk spoelt een jonge Britse plantagehouder aan op een onbewoond eiland bij de monding van de Orinoco, waar hij meer dan 28 jaar (sic!) verblijft. Waarom ik zijn wederwaardigheden driehonderd jaar later lees? Omdat ik wil weten wat er met een mens gebeurt als zijn drukke leven abrupt tot stilstand komt en hij vervolgens jarenlang in volstrekte eenzaamheid leeft en niets kan consumeren en ook niet weet wanneer en of er ooit een einde aan komt. Precies dat overkomt Crusoe. Het is een ernstige vorm van vertragen en verlies die ongetwijfeld niemand leuk vindt en die je ook niemand zult toewensen, maar die anno 2023 buitengewoon actueel is. Want ook tijdens de lockdown werden wij op de proef gesteld. Niemand mochten we ontmoeten, we moesten binnen blijven, er kwam zelfs een avondklok, het was alsof ieder van ons was aangespoeld op een onbewoond eiland. Sommigen werden gek of vermoedden een complot. In de ogen van de Franse filosoof Latour zijn onze ervaringen tijdens de pandemie een nuttige leerschool voor de confrontatie die ons wacht met die nog veel grotere crisis: de klimaatcrisis. Welnu, Daniel Defoe heeft het driehonderd jaar geleden al eens onderzocht. Ik heb zijn uitvoerige feitenrelaas gelezen in een vertaling van Godfried Bomans. Het boek is allesbehalve een avonturenroman. Het bevat, in de woorden van Latour, belangrijke lockdownlessen voor aardbewoners.
Wat doet Crusoe? Defoe beschrijft nauwgezet alle handelingen en gedachten van zijn ongelukkige hoofdpersoon. Die voelt zich aanvankelijk verloren, staart wild om zich heen, is door een vreselijke angst bezeten, maar gaat daarna toch op zoek naar spullen die hij nodig heeft, bouwt een vlot, leegt het ruim van het scheepswrak waaruit hij even eerder als enige overlevende is ontsnapt, maakt een hut met omheining. Geleidelijk overziet hij de situatie door zijn persoonlijke geluk en ongeluk in twee kolommen op te schrijven. Hierdoor weet hij “zijn geest over te halen” om “een weinig behagen” te vinden in zijn weinig benijdenswaardige positie. Daarna begint hij een dagboek. Tweehonderd pagina’s lezen we met hem mee. Ze gaan over overleven en het vinden van steeds groter geluk, ja ze gaan over accepteren van het (nood)lot, uiteindelijk het volledig accepteren want na 24 jaar eenzaamheid noteert Crusoe dat onwetendheid – hij noemt het enge grenzen aan het inzicht en het besef – en het vertrouwen hebben in iets als de voorzienigheid hem kalm en rustig maken waardoor zijn ‘tevredenheid’ na al die jaren ‘volkomen’ is. Noem het overgave, echte bescheidenheid. Hij verlangt niet meer terug. Toch doet zich na 28 jaar een kans voor om met een schip naar Engeland te varen. Die grijpt hij, net zoals hij wijs gebruik maakt van alle toeval. Hoe hij op dat schip belandt is inderdaad een spannend jongensboek. Maar het gebeurt helemaal op het eind en het is zeker niet de kern. Defoes meesterwerk gaat over realisme, vertraging, bescheidenheid, meebewegen, gebruik maken van wat er al is, het beschrijft handelingen die neerkomen op een bestaan zonder economie. Kijk, daar kunnen we wat mee.
Geef een reactie