Natuurlijk ging het me in de eerste plaats om de treinreis van Vladimir Ilyich Lenin. De Bolsjewiekenleider reisde, zoals genoegzaam bekend, in april 1917 in een verzegelde trein vanuit het neutrale Zürich door het vijandige Duitsland naar Zweden en via grensstad Haparanda door naar Finland, om uiteindelijk in Petrograd aan te komen. Zijn rit naar het noorden vormde het begin van de grote arbeidersopstand in de toenmalige hoofdstad van het Russische rijk, met de stichting van de Sovjet Unie tot gevolg. Catherine Merridale schreef er een spannend boek over: Lenin on the train (2016). Nee, daarnaast ging het me óók om Petrograd. De stad die na de omwenteling Leningrad zou gaan heten, noemen we tegenwoordig Sint Petersburg en bezocht ik in 2014 om er een lezing te geven. Toen pas, door ter plekke de stad te leren lezen, begon ik de Russische revolutie te begrijpen. Petrograd, aldus Merridale, was in 1917 een stad van meer dan twee miljoen inwoners, die sinds het begin van de oorlog was volgestroomd met migranten en vluchtelingen. De hele bevolking werkte in de Russische oorlogsindustrie die na 1914 door de ombouw van de fabrieken alleen nog maar wapentuig leverde.
Mooi schetst Merriddale hoe achter het Finland station in het Vyborg district arbeiders samendrongen langs de smalle straten die naar de fabrieken van Erikson metaal- en machinewerken, Nobel en Nieuw Lessner (specialisatie: wapens en explosieven), de oude Sampson textielfabriek (uniformen en helmen) en nog een aantal andere grote fabrieken leidden. Aan de overkant van de Neva, in het oosten, lagen de staatsbedrijven die explosieven en kruit produceerden, en dan meer naar het zuidwesten de enorme Putilov werken, waar tienduizenden arbeiders atillerie van de lopende band lieten rollen. De noodzakelijke woningbouw was al aan het begin van de oorlog stilgevallen, terwijl de mensen bleven toestromen, met overbewoning tot gevolg. En mensen leden uitzichtloze honger, althans in dit deel van de stad. Hoe anders was de situatie op de zuidoever langs het waterfront, waar de rijke Russen rond het Winterpaleis van de tsaar met champagne en kaviaar hun feesten vierden. Hun grootste klacht was dat je achter hun vele smetteloze paleizen de smerige fabrieken zo goed kon zien. Rijk en arm ontmoetten elkaar niet in de door Peter de Grote gestichte stad. De drie bruggen over de brede rivier verhinderden dat; bij onrust kon het leger ze zelfs gemakkelijk afsluiten. En onrustig zou het worden. Honderden stakingen braken uit. Maar de revolutie werd eigenlijk pas mogelijk door het ijs, toen in januari de rivier dichtvroor en de arbeiders gemakkelijk over het ijs naar het Winterpaleis konden oprukken. Zo belangrijk was de treinreis van Lenin nou ook weer niet.
Geef een reactie