Schoonste lucht van Nederland

De bus uit Winsum zette me voor de kerk af. Buiten voelde het nog schraal, de temperatuur was 3 graden, het winterse weer leek te volharden. De koepelvormige lantaarntoren van de kerk bleek een fel rode en gele spits te hebben en dateerde uit 1815, maar de onderkant was nog helemaal vijftiende eeuws. Wat gaaf, zo’n stevige toren al eeuwenlang baken voor de scheepjes op de Waddenzee. Welkom in Hornhuizen, Noord-Groningen. Mijn twee reisgenoten wachtten me hier op. Zij hadden de route bepaald. Om niet koud te worden besloten we direct naar de zeedijk door te lopen. De zon ging schijnen, de kou trok weg; hadden we toch nog een mooie dag voor de boeg. Aan de voet van de dijk stak een ijle antenne zestig meter de hoogte in. Wat betekende deze metalen voelspriet? Bovenin bogen douchekoppen als kleine klokjes aan stijve stengels naar buiten. De mast dateerde van 2000. Aan de voet stond een groene cabine. Het bleek een laboratorium te zijn. Mast en cabine vormen Lutjewad, het meetstation van het Centrum voor Isotopenonderzoek (CIO) van de Rijksuniversiteit Groningen. De lucht is hier schoon, de schoonste lucht van Nederland. Daarom meet men hier broeikasgassen, zeg maar CO2. Met de douchekoppen wordt lucht van verschillende hoogten opgezogen en in glazen flessen voor nader onderzoek opgeborgen. Via Groningen gaan de uitkomsten naar het IPCC, u weet wel, het panel van klimaatwetenschappers dat ons al jaren vergeefs waarschuwt. De pompen die de lucht naar de flessen zuigen maken trouwens een ronkend geluid. We haalden diep adem, snoven de heldere lucht in, keken uit over het wad. Aan de einder lag Schiermonnikoog te glinsteren.

Zo ruikt dus schone lucht. Maar de mast ruikt niet, ze meet alleen. Bij een noordenwind meet ze schone Europese achtergrondlucht, bij zuidenwind gaat het om lucht uit eigen regio. In de winter bevat de lucht de meeste CO2, in de zomer de minste, dankzij het afvangen door de planten. Lutjewad kan ook de herkomst van broeikasgas traceren: fabrieken, snelverkeer, intensieve landbouw. En concentraties fijnstof. Als de boer met zijn tractor onder de mast doorrijdt, registreren de glazen flessen dat genadeloos. Jaarlijks moeten de wetenschappers de douchekoppen schoonmaken omdat stofdeeltjes bij het oogsten de luchtgaatjes hebben verstopt. Dan klimmen ze met hun borsteltjes hoog in de mast. Eenmaal weer thuis zoek ik de resultaten op van het meetstation waar we die ochtend zonder iets uit te stoten aan voorbijliepen. Op een website vind ik wat ik zoek. Een grote reeks metingen verschijnt als kleine blauwe en rode stippen afgezet in de tijd op een digitale kaart. Vanaf 2000 loopt ze inderdaad in golfjes geleidelijk op, dus de concentratie broeikasgassen neemt bij Hornhuizen toe. Ik voel me als Bruno Latour die zich door het Geofysisch Instituut in Parijs laat meetronen door Alexandra Arènes en zo een beeld krijgt van de grenzen van de kritieke zone (Waar ben ik? 2021, p. 37). Zijn verzuchting hoor ik ook. Hoe verbluffend ook de datareeksen, de wetenschappers die ze maken zetten zelf geen stap buiten hun kantoor, ze blijven vastgeklonken aan hun cijfers. Latour: “Ze streven naar een zo objectief mogelijke toegang tot de dingen, maar zelf zijn ze nooit gedelokaliseerd.” Voor verwekkingszorgen was zulk ‘telewerken’ niet genoeg. Daarom zal ik, net als afgelopen week en anders dan die wetenschappers, ook de komende jaren in het noorden blijven lopen en mensen spreken.


Posted

in

,

by

Tags:

Comments

Geef een reactie

Your email address will not be published. Required fields are marked *