Cun (spreek uit als: sun) is Chinees voor dorp. Shimenkengcun bereiken we als we vanuit Xiayanbei steil naar beneden klimmen, dwars door de theevelden. Niet in de richting van Shijiufeng lopen we, maar in tegengestelde richting. Eerst nog klimmen we verkeerd. Daarna vinden we een geschikter pad. Het wordt een hete dagtocht die na het in een dal gelegen Shimenkengcun ons weer omhoog zal voeren richting een nauwe kloof, waar aan het eind een spectaculaire waterval op ons wacht. Maar dat ontdekken we later. In Shimenkengcun lijkt de tijd te hebben stilgestaan. Wat een verschil met het nijvere en luxueuze Xiayanbei! Dit dorpje is met de auto nauwelijks bereikbaar en kan ook niet bogen op fraaie vergezichten. De mensen ploeteren hier in de moestuinen en op de hellingen. Landbouw is de kern van hun bestaan. Wel staat er een groot, nieuw toeristencentrum bij het snelstromende beekje. Maar dat staat grotendeels leeg. Er is ook niemand. Op de vloer liggen groene theeblaadjes te drogen. Het is duidelijk: dit gebouw is onlangs door een instantie opgetrokken aan een officiële wandelroute die langs het beekje omhoog voert richting de waterval. Voor het eerst zijn we in een dorpje dat voor revitalisering op wandeltoerisme is aangewezen.
Shimenkengcun oogt vriendelijk. De mensen zijn spraakzaam en gastvrij. We kopen drankjes in een klein winkeltje en raken met dorpsbewoners aan de praat. Ze nodigen ons uit naar binnen te komen. Het is ook warm. Dicht opeengepakt staan de huisjes tegen de helling. Hogerop staat een fraaie houten schuur waarop Chinese poëzie aan weerszijden van witte werkkleding aan een hangertje is gedrapeerd. Beneden, helemaal in het dal, staan grote bomen die ons beschutting bieden tegen de felle zon. Daar ruist een beekje. Aan de overzijde beginnen weer de theeplantages. Geen toerisme hier. Alleen wandeltoerisme. Shimenkengcun bewijst dat wandeltoerisme het wezen van een dorp niet aantast. Hier geen TikTok-flauwekul, zelfs geen homestay, een toeristencentrum is feitelijk overbodig. Aan de muur hangt een kaart met wandelroutes, dat is genoeg. We verlaten het dorp. Het pad door de velden naar de kloof kronkelt en ligt verhoogd boven de velden. Aan weerzijden ontwaren we bamboebossen. Als het pad vernauwt, bieden de bomen ons schaduw. Daarna begint het klimmen. Daar is eindelijk de waterval. Dan ineens begint het te regenen. Achter ons het dorpje dat ons zo vriendelijk ontving en dat ons vredig en stilletjes toeknikt. Ik vertaal een van de gedichten op de schuur: ‘Bloemen bloeien aan de linkerkant van de rivier/ de witte sneeuw is verdwenen/ vissen en ossen zijn druk/ de lente is op aarde aangekomen.’
Geef een reactie