Afgelopen weekeinde bezocht ik Film by the Sea in Vlissingen. Eentje die ik niet makkelijk vond uit te zitten maar toch helemaal heb gezien, was Sira, een film van de Afrikaanse cineaste Appoline Traoré. Geweld, wrede onderdrukking, angst en wraak in de Sahel, met een vrouwelijke heldin als hoofdpersoon, zoiets was niet mijn eerste keuze. Maar de beginbeelden waren ronduit schitterend: een stoet kleurrijke nomaden zwerft op kamelen door een diep-gele, immens lege woestijn. Ik dacht aan Bruce Chatwin en zijn belangstelling voor het nomadische leven, afgezet tegen het zielloze materialisme van onze moderne beschaving. Wat een schoonheid, deze Fulani. Ook de bedwelmende documentaire van Werner Herzog over de Fulani had ik onlangs in Eye gezien (Herdsmen of the Sun, 1989). Circa tien miljoen van hen zwerven nog altijd als nomaden door de Sahel. Opnieuw genoot ik van de beelden. Maar de moderne beschaving liet niet lang op zich wachten: hij kwam op pickup-trucks, bevolkt met jonge mannen met machinegeweren. Ze waren van de Boko Haram. De nomaden, ofschoon allen moslim, stierven in de eerste tien minuten. Weg Fulani, althans de mannen. Daarna begon de vrouwelijke wraak.
Voor de Burkinabese Traoré was het maken van Sira moeilijk, ‘een lange reis’, vertelde ze. Toen in juni 2022 jihadisten in haar moederland een dorp hadden uitgemoord, voelde ze het als haar missie om over dit onrecht een film te maken. In het interview laat ze weten dat ze daarbij met het nomadenvolk zelf wilde werken, met de vrouwen in de eerste plaats. Iedereen, zegt ze, denkt dat de islamisten Fulani zijn, maar dat is niet zo. Nomaden zijn heel normaal in Burkina Faso. Ze leven doorgaans vredig naast de sedentaire boeren. “I did not want to insult or create villains of any group.” Haar opnamen begon ze in het noorden, maar al snel bleek het daar onveilig, waardoor ze moest uitwijken naar Mauritanië. Drie maanden lang leefde ze met haar acteurs in een woestijn die ze niet kende. Toen ze aankwam had het daar vijf jaar niet geregend, de temperatuur kon gemakkelijk oplopen tot 50-55 C.; zelfs de camera moest worden afgedekt en gekoeld. Maar toen ze begon met schieten viel ineens de regen. Het landschap is voor haar beslist geen bijkomstigheid. Gedurende de hele film dringt het zich aan je op. Het geweld wilde ze juist heel bewust in een schitterend leeg landschap situeren. En de stilte van de woestijn moest alles nog gruwelijker maken. In de film hoor je inderdaad geen muziek, wel wind, of gewoon helemaal geen geluid. Juist die combinatie van landschap, stilte en aanhoudend of eigenlijk dreigend geweld, die put je uit. Maar uiteindelijk overleven de nomaden, althans Sira, een Afrikaanse Odysseus.
Geef een reactie