Het regende. We hadden afgesproken bij de gereformeerde kerk. Zelf kwam ik uit de richting van Friesland gelopen, was net de provinciegrens gepasseerd, stak het water van het Reitdiep over. Door het dorp zocht ik mijn weg. Zoutkamp dus. Daar ontwaarde ik hem in zijn rode jack, maar ik zag hem op de rug. Prompt draaide hij zich om en bood onmiddellijk zijn verontschuldigingen aan. Waarom? Misschien, zei hij, had hij het centrumpje van Zoutkamp in zijn boek ten onrechte niet als een wierde aangemerkt. Het kerkje stond inderdaad hoog, want vanuit de haven moest je flink klimmen. Maar al snel kwam de correctie: nee, Zoutkamp was van origine een schans en het kerkje, dat inderdaad vreemd buiten het centrum lag, moet op de restanten van het bastion zijn gebouwd. Kijk maar. We liepen er omheen en keken van een afstand terug, in de richting van het koor. Hij schatte nog even. Nee, hij wist het zeker. Hij had toch echt geen fout gemaakt.
Ben Westerink, auteur van Het wierdenlandschap (2022), was een van de weinigen die ikzelf had gevraagd om met mij een wandeling te maken. Daar stond hij voor me. De drie uren erna zou hij me over het historische Marne eiland voeren. Overal zag ik nu wierden. We liepen naar Vliedorp, restant van een oude kerkwierde. De kerk was rond 1700 afgebroken en de wierde zelf begin twintigste eeuw afgegraven. Het pad dat we liepen voerde langs een lief water. Wat we aantroffen was een halve hectare met oude bomen en een veld bezaaid met grafzerken. Romantischer kon niet. Rondom lag uitgestrekt akkerland bloot tegen de grijze lucht die nu snel opklaarde. Alles bleek tot aan de horizon volkomen strakgetrokken. Westerink vertelde dat deze naakte akkers tot voor kort allemaal nog bol liepen. Dat hadden de boeren ooit gedaan omdat het hielp bij de afwatering. Maar diezelfde boeren hadden onlangs de meeste sloten gedempt, de akkers rechtgetrokken en er drainagepijpen onder gelegd. De rode buizen zag ik streng naar buiten steken. Ik moest maar naar Middag-Humsterland gaan als ik nog gebolde akkers en historische sloten wilde bekijken. Uiteindelijk bereikten we Leens uit de richting Ulrum. Westerink vond dat ik de twee schitterende wierden vanuit deze hoek moest benaderen. De weg voor me slingerde elegant, Leens stak in de verte af tegen een ouderwets geplooide horizon. Daar links, zei mijn gids, woonde de dichter C.O. Jellema. Die was in 2003 overleden. Jellema had dus op een wierde gewoond. “Op zo’n wierde, zeiden we, dicht/ bij zo’n eeuwenoud kerkje, zo/ zouden ook wij wel – en wezen/ elkaar de symbolen: zandloper,/ vlinder, als ring om namen/ de slang die zichzelf in de staart bijt.”
(dit is een verkorte versie van de blog die eerder in Noorderbreedte is verschenen)
Geef een reactie