Afgelopen week college gegeven over Jane Jacobs: kritiek op de moderniteit en de zoektocht naar alternatieve planningsbenaderingen. In het derde deel probeerde ik de situatie in New York met die in Amsterdam te vergelijken. Dit zijn de parallellen: de afbraak van Penn Station spoort met de afbraak van de Galerij op het Frederiksplein(1963), de plannen voor de Lower Manhattan Expressway vallen samen met die van het IJtunneltracé (1965), de voornemens tot sloop van Triborough in de West Village lopen gelijk op met de plannen tot sloop van de Nieuwmarktbuurt. Maar een Amsterdamse Jane Jacobs in dit alles vond ik niet. Geen boek als ‘The Death and Life of Great American Cities’ (1961) werd er in Amsterdam geschreven. Nu was mevrouw Jacobs ook geen planoloog, maar een gewone bewoner-activist. Zulke activistische bewoners had je in Amsterdam weer wel. In 1967 verenigden zij zich in de werkgroep Amsterdam-1975 die de actie ‘Amsterdaad’ organiseerde. In één week tijd ontving ze 100.000 adhesiebetuigingen (sic!). Begon daarmee ook een zoektocht naar andere planningsbenaderingen?
Hoe sterk de ‘civil society’ in Amsterdam destijds was, valt mooi te lezen in ‘Aldo van Eyck. Relativiteit en verbeelding’ (1994) van de Vlaamse historicus Francis Strauven. Bewoners van de Nieuwmarkt richtten in januari 1968 een adres aan de gemeenteraad. Ze noemden de sloopplannen van de gemeente ‘volstrekt achterhaald’. Ze dwongen af dat een delegatie in gesprek ging met het gemeentebestuur. ‘Na enig tegenspel’ (Strauven) droeg die de Amsterdamse Raad voor de Stedebouw (ARS) op een alternatief plan te ontwikkelen. Het adviesorgaan vroeg drie architecten om ieder een visie te leveren. Een van hen was Aldo van Eyck. De eis van de gemeente om de Wibautstraat en Weesperstraat door te trekken naar het Centraal Station mochten zij niet naast zich neer leggen, ook al was de IJtunnel in oostelijke richting verschoven. Alleen de eigenwijze Van Eyck splitste de weg in tweeën, waardoor hij de oude bebouwing grotendeels spaarde. Zijn plan werd favoriet van de bewoners. De drie plannen werden in 1970 tentoongesteld in het Amsterdam Historisch Museum, waarna 34 burgerorganisaties het gemeentebestuur vroegen om Van Eyck de vervolgopdracht te geven. Nog twee jaar zou de gemeente treuzelen, maar de bewoners wachtten dit niet af. Hun schaduwproject, aldus Strauven, vormde “een blauwdruk voor de verdere acties” tegen de gemeentelijke planologen. De autoweg verdween uit de plannen, maar voor de metro moesten panden worden gesloopt. Dit leidde tot de bekende rellen. Waarna de eisen van de bewoners alsnog werden ingewilligd; de wethouder zag zich gedwongen af te treden en de gemeentelijke organisatie ging op de schop.
Geef een reactie