Gelezen in c40.org van 28 maart 2018:
Bron: LessWasteWorld.com
De drijvende eilandenstad Venetië is even groot als de historische binnenstad van Amsterdam: acht vierkante kilometer. Jarenlang worstelde de dogenstad met zijn vuilnis; vooral de dertig miljoen toeristen die Venetië jaarlijks bezoeken gooiden hun afval gewoon op straat of vervuilden de smalle watergangen met hun plastic flessen. Plastic afvalzakken op straat werden aangevreten door zeemeeuwen of ratten. Stadsreiniging kostte in Venetië een fortuin. In oktober 2016 werd hieraan abrupt een einde gemaakt door de gemeente. Vanaf dat moment gold er een nieuw, streng regime. Niemand mag nog langer vuilnis op straat zetten. Dat is een duidelijke en hele zichtbare maatregel. Wie het toch doet krijgt een boete van 159 euro. De vuilnisophaaldienst gaat elke ochtend van huis-tot-huis om afval op te halen; ze belt bij iedereen aan. Wie niet thuis is kan zijn afval naar een inzamelingspunt in de buurt brengen. Dat betreft kleine boten die in de smalle kanalen liggen aangemeerd, het gaat om een dicht netwerk van goed herkenbare plekken. Elke maandag, woensdag en vrijdag zamelen de boten oud papier in; elke dinsdag, donderdag en zaterdag kun je er terecht voor glas. De boten hebben bemanning die scherp toeziet op afvalscheiding. Die bemanning veegt eerst ‘s ochtends vroeg de straten, waardoor de stad proper oogt als de burgers en bezoekers opstaan. Het systeem werkt. Kan het mooier, kan het duidelijker?
In Venetië ontdekte de gemeente dat liefst 90 procent van het lokale afval uit plastic bestaat. Het meeste plastic eindigde jarenlang in het water, verdween ergens achteraf in de kwetsbare lagune. Doordat de troep met de getijden wegspoelde, leek niemand geïnteresseerd in een echte oplossing. Wegspoelen was een eeuwenoud gebruik dat Venetië in de wereld bekend deed staan als een betrekkelijk schone stad. Maar sinds de plastic flessen hun opmars deden, verslechterde de situatie aanzienlijk. Venetianen drinken gemiddeld 151 liter water per jaar uit plastic flessen, dus het probleem van het afvalplastic werd snel zichtbaar. Wat deed de gemeente? Ze noemde haar leidingwater ‘agua veritas’ (eerlijk water) of ‘burgemeesterswater’ en verstrekte duurzame flessen om dit leidingwater in op te vangen. Veel Venetianen zijn sindsdien overgestapt op water dat door de gemeente gratis wordt verstrekt. Veritas is het bedrijf dat niet alleen het afval inzamelt, maar ook het water reinigt en de stad van helder drinkwater voorziet. Meer dan honderd fonteintjes heeft het geplaatst waar inwoners en bezoekers elke dag gezond en veilig drinkwater kunnen tappen. Het gaat om regenwater dat via een ingenieus systeem wordt opgeslagen en gefilterd. Afgelopen najaar viel het me tijdens een bezoek op: Venetië is schoon en iedereen werkt mee aan het schoonhouden van de smalle straatjes, sloppen en stegen. Geen papiertje of plastic tasje verdwijnt er meer in het water. En overal nijvere afvalbootjes.
Gehoord in CREA, Universiteit van Amsterdam, op 19 februari 2018:
Hij was wel klaar met leuke rubriekjes en onschuldige foto’s in kranten en magazines. ‘Wastelands’ is een fotografieproject dat hij samen met The Washington Post initieerde. Ook daar, op de redactie, ervoer hij nieuw engagement. Wat te denken van de slogan van The Post: ‘Democracy dies in darkness’? Die was door eigenaar Jeff Bezos al gekozen voor de komst van Trump. Sindsdien is het alleen maar activistischer geworden. De Amsterdamse fotograaf Kadir van Lohuizen vertelde afgelopen maandagavond hoe hij op het idee was gekomen om afval in zes wereldsteden te fotograferen. Op het grote scherm in de zaal projecteerde hij zijn foto’s, films en dronebeelden van vuilnisbelten en verbrandingsinstallaties in Jakarta, New York, Tokio, Sao Paulo, Lagos en Amsterdam. Voor zijn project, zei hij, had hij naar een ‘mondiale balans’ gezocht. Het zag er fantastisch en tegelijk luguber uit. Het idee was ontstaan toen hij in de Stille Zuidzee plastic had zien ronddrijven. Waar komt al dat plastic toch vandaan? Een paar maanden later liet hij zijn drone op boven de grootste vuilnisbelt ter wereld, in de periferie van Lagos. Het Afrikaanse Lagos noemde hij de spannendste en meest apocalyptische stad op aarde. Het afval stonk daar trouwens minder dan in Jakarta. Dat kwam doordat de Afrikanen geen voedsel weggooien. Wat de mensen daar niet zelf eten, voeren ze aan de varkens en kippen. Trouwens, van alle afvalstromen bestaat nauwelijks een overzicht.
Plastic, zei Van Lohuizen, was een onopgelost probleem. Uiteindelijk verdwijnen restanten toch in zee. In Sao Paulo had de overheid geprobeerd om de verstrekking van plastic zakjes te verbieden, maar dat bleek vergeefs. Van de zes steden produceert New York het meeste afval. Daarvan wordt veel geëxporteerd. Vuilnisbelten zijn overvol. Steden gaan hun afval nu verbranden. Tokio is daarin het verst. Meer dan twintig verbrandingsinstallaties telt deze miljoenenstad. Bij elk ervan is een zwembad waar de Japanners is het warme water van de ovens kunnen baden. China is trouwens een netto-ontvanger van afval uit de hele wereld, maar dat draaien de Chinezen langzaam terug. Afvalscheiding zou al helpen, maar elke stad staat daar anders in. In New York zijn het mannen die langs de weg de vuilniszakken nalopen, op zoek naar flessen met statiegeld, maar wat zij doen is illegaal. In Sao Paulo worden zulke mensen juist beloond en in Tokio zijn het de bewoners zelf die alle afval nauwgezet sorteren. Op het niet-scheiden staat daar een hoge boete. Veel vragen kreeg Van Lohuizen uit de zaal over waarom wij van ons afval zo vervreemd zijn geraakt. Niemand is in afval geïnteresseerd. Mensen lijken ook niet meer het gevaar te voelen, wij maken ons er totaal geen zorgen over. Misschien is dat wel ons grootste probleem.
Gehoord op Het Loopveld, Amsterdam, op 14 februari 2015:
Het gesprek in de sportkantine afgelopen zaterdag ging weer eens over drukte in de stad. Over het fietsparkeren, de vele toeristen, het vuilnis op straat. Ouders wisten wel een oplossing. Alle aandacht richtte zich in eerste instantie op het zwerfafval. Veel bewoners van de grachtengordel, wist iemand, zetten hun vuilnis ‘s avonds al op straat. Geen wonder dat het dan een bende wordt. Hoe ze dat wist? Elke ochtend fietst ze langs de grachten naar haar werk, aan het IJ. Nee, het waren niet zozeer de bedrijven. De bewoners mogen dan klagen, ze zijn zelf mede oorzaak van de troep, concludeerde ze. Iemand anders suggereerde dat de woede zich richt op de toeristen en dat de gemeente hierop wordt aangesproken, maar dat veel klachten vermoedelijk betrekking hebben op het gedrag van de eigen buren. Hierna maakten we de voorlopige balans op: we moeten, om het probleem op te lossen, bij ons eigen gedrag beginnen.
Vervolgens regende het oplossingen. Een van de ouders vertelde dat ze gefascineerd was door afval. Elke ochtend nam ze een tas mee. Je wilt niet weten wat je onderweg tegenkomt, zei ze. Veel afval raapte ze op, bundelde het en wierp het in een vuilnisbak of container. Ze vertelde over ‘troeptrimmen’, dat is een nieuwe sportieve manier om zwerfafval op te ruimen. Op een website las ik: “Het zwerfafval met kniebuigingen, rekkend en strekkend oprapen heeft een positief effect op het lijf, de geest en de buurt. Ergernis nummer drie in Nederland kun je dus omzetten in een positieve beweging.” Ze had nog meer tips. Met drie regels kunnen we alle straten en pleinen van onze steden schoon krijgen: 1. gooi nooit iets weg op straat; 2. raap elke dag tenminste één ding op; 3. moedig twee mensen aan om hetzelfde te doen. De tafel in de sportkantine die ochtend fungeerde even als een buitengewoon intelligent platform. Alles van onderop!
Gelezen in ‘When a Billion Chinese Jump’ (2010) van Jonathan Watts:
Vanavond alweer de derde aflevering van de tiendelige VPRO-serie ‘Nederland van Boven’. Ik ben nog aan het bijkomen van deel twee. Dat ging over Nederland als doorvoerhaven van spullen. Het zag er allemaal fantastisch uit. De Rotterdamse haven werd voorgesteld als een heroïsch verdeelcentrum van goederen voor vijfhonderd miljoen Europeanen. We zagen hoe reusachtige containerschepen de Nieuwe Waterweg naderden. De duizenden containers die ze vervoerden bleken volgeladen met linkerschoenen, printerplaten enzovoort, ze naderden de ‘open muil van de hongerige delta’. We zagen vervolgens het ‘precisie-uurwerk’ van de moderne logistiek: onbemand, gerobotiseerd, grootschalig, op tijd. En ergens tussen al dat anonieme containergeweld, op het grootste natuurterrein van Nederland (de Tweede Maasvlakte), was een eenzame jager lieve konijntjes aan het doodschieten. “Iemand moet het doen.” De konijnen waren een gevaar omdat ze de dijkjes doorgroeven die bij calamiteiten de olie uit de leeglopende olietanks moeten opvangen. Dat neerknallen bleek nog niet gerobotiseerd. Maar gelukkig, dat ene hertje tussen de Mazarati’s dat de lak dreigde te beschadigen, had de jager gespaard.
Alle mooie, dure spullen die we zagen waren bestemd voor het Europese achterland. Maar wat gebeurde er met de containers als ze eenmaal waren geleegd? In Jonathan Watts’ “When a Billion Chinese Jump’ valt te lezen hoe de containers in Rotterdam gevuld worden met afval. In Zuidoost-China, in Guangdong, arriveert al dat ‘foreign rubbish’ van een dolgedraaide consumptiemaatschappij om er te worden ‘gerecycled’. Watts: “Carrier bags and bottles were shipped to Shunde and Heshan from London, Rotterdam and Hong Kong for chopping, melting and remoulding into pellets. In the electronic waste communities of Guiyu and Qingyuan, old computers, televisions and home appliances from the US, Japan and South Korea were stripped down and broken up.” Watts begrijpt het wel. “In handelstermen is het zeer voor de hand liggend om afval te verschepen en elders te laten recyclen.” De schepen varen van China naar het Westen, maar dreigen leeg terug te keren. Wat is er voordeliger dan ze te vullen met soms zwaar vervuild afval? “It was cheaper to send a container of waste from London to Guangdong on an otherwise empty ship than it was to truck it to Manchester.” Het gevolg: “People in other countries were being exposed to risks and pollution that wealthy foreign consumers were not willing to accept themselves.” Watts bezoekt Guiyu, ‘s werelds grootste begraafplaats van computers. Kinderen hebben er 50 procent meer lood in hun bloed dan gezondheidsorganisaties aanvaardbaar achten. Het brengt hem tot de volgende conclusie: “Rather than cut down on consumption, which would hurt economic growth, governments encouraged citizens to recycle, which appeared to be a clean, efficient alternative to burning and landfilling. But all too often this meant sending the waste overseas, particularly to China.” We zagen het vorige week allemaal niet. In de uitzending scheen boven Rotterdam vooral de zon.
Opgemerkt tijdens deel 1 van de 24-uurs excursie door Amsterdam:
Afgelopen vrijdag was deel 1 van de 24-uurs excursie door Amsterdam, georganiseerd door Friso Broeksma en het Project Management Bureau van de gemeente Amsterdam. Volgende week voltrekt zich het nachtgedeelte van het excursieprogramma. Veel doet het er niet toe, want alle bestemmingen die we aandoen werken volcontinu, 24 uur per dag: het foodcenter, de rioolwaterzuivering, de drukpersen van de PCM-kranten, het computercentrum Sara, de afvalverbrandingsinstallatie en het postsorteercentrum van TNT. Je ziet hoe de stad wordt bevoorraad met voedsel, water, informatie, en hoe de restanten worden afgevoerd: het rioolwater, het afval. Niet de logistiek zelf overigens, maar daarover volgt ongetwijfeld meer in het nachtprogramma. Wat me opviel? Het zijn allemaal neutrale dozen met of zonder schoorsteen, in de randen van het stedelijke organisme. Binnen die dozen werken relatief weinig (en ook steeds minder) mensen, bijna alles is geautomatiseerd. De mensen die er nog werken lijken alle zeer gemotiveerd, opgewekt, vrolijk zelfs, met humor, en trots op hun bedrijf. Geen misstanden zoals je die in het industriële tijdperk tegenkwam. Alles is Arbo-proof. Het gaat ondertussen wel om enorme hoeveelheden kranten, internetverbindingen, water, afval, voedsel, brieven. Zonder de aan- en afvoer van deze enorme stromen kunnen steden kennelijk niet functioneren. De kern van de stedelijke economie vormen ze echter niet meer. Die zit elders, in de straten.
Het meest bijzondere vond ik trouwens de geuren. Die zijn me bijgebleven. Terwijl de hele stad neutraal stads ruikt, doortrokken met een vlaag benzine, ruikt het in de dozen penetrant naar vis, bananen, drukinkt, vuilnis, water of computers. De geur van de stad zit tegenwoordig verpakt in dozen.
reacties