All Too Human

On 7 mei 2018, in sociaal, by Zef Hemel

Gelezen in ‘De middellandman’ (2017) van Nico Haasbroek:

Afbeeldingsresultaat voor all too human tate catalogue

Bron: Tate Britain

Hoe ziet armoede er tegenwoordig uit? Afgelopen week zocht ik naar de zelfkant van de samenleving tijdens mijn bezoek aan Londen. Zelf woon ik in een arme buurt in Amsterdam, aan de zuidkant van de Pijp. Eerder schreef ik over de Rotterdamse journalist Nico Haasbroek. In ‘De middellandman’ onderzocht ook Haasbroek armoede en eenzaamheid in zijn eigen buurt. Dat viel niet mee. Dat moeizame beeld herken ik. Toen Nico de New York-Londense sociologe Saskia Sassen rondleidde door Middelland zag ook zij geen armoede op straat. Arme mensen schamen zich, concludeerde Nico. Sterker, het is een taboethema. Waarna hij zijn tanden zette in het onderwerp. Zo sprak hij met armoedeonderzoekers van de Erasmus Universiteit, een wijkagent, de medewerkers van een koffiehuis. Ze vertelden hem dat hij op de gordijnen moest letten. Hangen er dekens of hangt er niets, dan is het raak. Armoedestrategieën, leerde hij, zijn bezuinigen, delen, slim gebruik maken van regels en instanties, meedraaien in de informele economie. Van een verkoper van straatkranten begreep hij dat een bedelaar misschien veel geld bij elkaar bedelt en weinig kosten maakt terwijl iemand met een enorme hypotheekschuld diepongelukkig kan zijn. Armoede is relatief, concludeerde Nico. En dan is er de wijkagent.

Ze kunnen overal zitten, zegt de wijkagent. Van hem leert Nico dat je veel moet lopen. Alleen op straat leer je de armoede kennen. Ook leert hij over het trekken van grenzen. Een politieman moet soepel en tactisch reageren, maar ook net iets scherper zijn dan de jongens in de buurt. Zwart-wit denken helpt niet. “Ik ga als agent nooit te ver. Het blijft altijd bij bijna.” Die uitspraak vond ik treffend. Volgens de wijkagent is Middelland ‘soms een donkere wolk maar wel met gouden randjes’. Bewoners houden verslaafden in de gaten, hulpverleners werken in sociale teams aan notoire probleemgevallen, de wijkagent is lid van tal van beheerplatforms in de wijk. De sociale cohesie in Middelland, stelt Haasbroek vast, is redelijk goed, dat komt doordat de mensen er redelijk mixen, de problemen vallen mee, er zijn nog sporen van een drugsprobleem, maar die lossen op. Problematisch zijn vooral opgroeiende kinderen van alleenstaande moeders. Zijn uitgebreide armoedeverslag deed me denken aan de schitterende tentoonstelling die ik afgelopen week zag in Londen. In ‘All too human. Bacon, Freud and a Century of Painting Life’ in de Tate Britain stuitte ik op een generatie schilders de menselijke figuur schilderden in zijn alledaagse omgeving. “Embracing the visual and tactile qualities of paint, these artists set out to explore what it is that makes us human.” Bij het zien van al die schilderijen viel me weer eens op hoe ongelooflijk arm het naoorlogse Londen was.

Tagged with:
 

Hoe ongelijk is Tokio? deel II

On 12 juni 2017, in economie, sociaal, by Zef Hemel

Gelezen in ‘Why inequality is different in Japan’ (2015) van Yuriko Koike:

Income of Japan's Prefectures

Inkomensniveau per provincie in Japan (bron: GeoCurrents 2011)

Wat wilde ik eigenlijk bewijzen met mijn blog over de geringe ongelijkheid van Tokio? Dat was de pertinente vraag die mij via Twitter bereikte. En waarom ik Saskia Sassen daarbij als bron gebruikte. Die bron was immers al vijfentwintig jaar oud. Dat ik de autoriteit van Sassen op dit gebied hoog aansla was kennelijk niet voldoende. Mijn antwoord is eenvoudig. Ik wilde laten zien dat de megastad Tokio minder ongelijk is dan Londen of New York of zelfs ‘de metropool Nederland’. Omvang zegt niets over polarisatie. Zeker, Tokio telt met 461.000 miljonairs de meeste rijken van alle steden op aarde (zie kaart), maar qua miljardairs spannen New York en Londen de kroon. Belangrijker is het ontbreken van criminaliteit en de afwezigheid van achterbuurten of getto’s in Tokio en het straatbeeld dat gedomineerd wordt door een welvarende middenklasse. Tokio oogt verrassend egalitair, welvarend en eerlijk, veel eerlijker en fatsoenlijker dan Nederland. Ik wilde dus weten of mijn indruk klopte. Het eerste boek dat me te binnen schoot was ‘The Global City’ (1991) van Saskia Sassen. Sassen, schreef ik, was gespitst op sociale polarisatie toen zij haar grondige studie naar het fenomeen van de postindustriële wereldstad verrichtte. Maar in Tokio vond ze weinig aanwijzingen. Gelukkig ontdekte ze het probleem van de uitgebuite dagloners. En Japanse vrouwen verdienen minder dan mannen. (En op het Japanse platteland is meer armoede).

Een recente studie is die van Yuriko Koike, lid van het Japanse parlement, geschreven voor het World Economic Forum in 2015. In ‘Why inequality is different in Japan’ legt Koike uit waarom de Japanse samenleving veel minder ongelijk is dan alle andere ontwikkelde landen. Japan kent een zeer hoge inkomstenbelasting voor de rijken (45%) en de belasting op het schenken van erfenissen en vermogens is nog hoger (55%). Dit maakt het moeilijk voor Japanners om vermogen op te bouwen. Binnen drie generaties verliest een Japanse familie weer zijn opgebouwde bezit.  Extreme rijkdom bestaat niet in Japan. Vandaar dat een groeiend aantal rijke Japanners zijn heil zoekt in Singapore of Australië. Trouwens, het tentoonspreiden van rijkdom door bezit en leefstijl past niet in de Japanse cultuur. Zelfs de rijksten leiden een bestaan dat eenvoudig is en voor de buitenwereld niet opvalt. Geen dure jachten, luxueuze villa’s, eigen vliegtuigen, ook miljonairs reizen gewoon met het openbaar vervoer en lunchen met collega’s in een eethuisje om de hoek. Echter, ‘Abenomics’ ligt wel degelijk onder vuur omdat het financieel-economische beleid van premier Abe de grote industriële conglomeraten bevoordeelt door lagere winstbelastingen. Vandaar dat Piketty’s ‘Capital in the Twenty-First Century’ grif over de toonbank gaat in Japanse boekhandels. Tokio is meer egalitair dan Nederland en ook in dat opzicht een voorbeeld voor onze vaderlandse Metropool.

Tagged with:
 

Hoe ongelijk is Tokio?

On 10 juni 2017, in economie, sociaal, by Zef Hemel

Gelezen in ‘The Global City’ (1991) van Saskia Sassen:

Afbeeldingsresultaat voor sanya tokyo slum

Hoe ongelijk is Tokio? Die vraag stelde ik mij na afloop van m’n laatste reis naar Japan. De stad oogt zo welvarend. Ik sloeg Saskia Sassen’s ‘The Global City’ er eens op na. Het boek is weliswaar al 25 jaar oud, maar de gespitstheid op polarisatievraagstukken in steden maakt Sassen tot een bijna tijdloze bron van studie. Postindustriële steden als de drie genoemde, schreef ze, blinken uit in maatschappelijke ongelijkheid, in extreme tegenstellingen tussen rijk en arm. Sassen was een van de eersten die vaststelden dat de middenklasse op zijn retour is en dat dit uitgerekend in wereldsteden scherp te zien is. Hoe zat dat eigenlijk in Tokio? In ‘The Social Order of the Global City’ maakt ze onderscheid tussen werkgelegenheid en inkomen enerzijds en klasse en ruimtelijke polarisatie anderzijds.  In Tokio, schreef ze, verdienden professionals beduidend beter dan elders in Japan, de hoogste salarissen werden betaald in de financiële sector. De verschillen tussen mannen en vrouwen bleken ook groot. Part-time werk – ongewoon in Japan – was bovendien sterk in opmars: in 1983 hadden al 58% van alle in Tokio gevestigde bedrijven deeltijdbanen. Tot zover werk en inkomen.

Wat ruimtelijke polarisatie betreft merkte Sassen op dat de politiek in Tokio altijd sterk gericht is geweest op het in goede banen leiden van het drukke forensenverkeer. Sinds de jaren ‘80 echter raakt de aandacht hier verschoven naar gentrificatieprocessen in centrale delen van de stad. Echter, in Tokio deed dit verschijnsel zich veel minder extreem voor dan in Londen of New York. Ze wijt dat aan de Japanse cultuur, die bescheidenheid in leefstijl voorschrijft en ook aan de overmaat aan eenvoudige woningen. Trouwens, het aandeel huizenbezit neemt af in de totale voorraad en het gemiddelde vloeroppervlak van een Tokiose woning wordt al jaren kleiner. Waarop ze besluit: “The familiar outcomes are increasingly evident in Tokyo as well: the emergence of fashionable residential and commercial districts along with growing poverty, including homelessness, particularly among older residents displaced by gentrification.” Het zijn buurten als Taito, Toshima, Sanya en Kita, net buiten het centrum, die bevolking verliezen en waar de armoede zich concentreert. Dagloners in de bouw waren volgens haar het slechtste af. Die werden door de Japanse maffia (yakusa) regelrecht uitgebuit. Lees haar persoonlijke verslag op bladzijde 298 er maar op na. En toen vond ik Edward Fowler, ‘San’ya Blues’ (1998). “Located near a former outcaste neighborhood, on what was once a public execution ground, San’ya shows a hidden face of Japan and contradicts the common assumption of economic and social homogeneity.” Lezen!

Tagged with:
 

In all fury

On 14 februari 2010, in internationaal, by Zef Hemel
Gelezen in ‘The Vertigo Years’ (2009) van Philipp Blom:
 
Hoe dicht de mensheid nog bij het leven van de jager-verzamelaar stond, beschrijft de historicus Philipp Blom op indringende wijze in ‘The Vertigo Years’, als hij het leven op het Russische platteland schetst op het eind van de negentiende eeuw. Ik moet eraan denken vanwege de lezing van Tijs Goldschmidt over ‘Darwin in the City’. De Russische samenleving was een rurale, een leven in volstrekte armoede, dikwijls geteisterd door honger, verstoken van recht en politie: niet meer dan tienduizend politieagenten waren er op honderd miljoen Russen. Dorpsgerichten straften spontaan, vooral vrouwen en paardendieven moesten het ontgelden. Het geweld in het dagelijks leven was extreem. Dorpsfeesten ontaardden steevast in drankgelagen en vechtpartijen waarbij het normaal was wanneer de zwaksten niet meer opstonden.
 
Niet dat het leven in de Russische steden veel beter was. Ook daar heerste extreme armoede; de ruwheid en ellende van het plattelandsleven werden gewoon door de stad geimporteerd. Anders dan elders in Europa vestigde zich in Rusland geen stedelijk proletariaat, want na verloop van tijd keerde iedereen weer terug naar zijn of haar dorp. Voor mannen was dat gemakkelijker dan voor vrouwen. Wie eenmaal als vrouw in de stad had geleefd, was voor de rest van haar leven verdacht. Terugkeer naar het land was voor haar bijna niet meer mogelijk. Juist daardoor waren de gevolgen voor het dorpsleven zo ingrijpend. Wie korter of langer in Moskou of St. Petersburg had gewoond, was onherkenbaar veranderd. Baarden waren afgeschoren, het haar was netjes geknipt, het hemd hing niet meer over de broek, mannen waren veelal getrouwd, ze hadden geld en spullen, brillen soms, kleding, boeken en politieke ideeën. "Even the women who had done factory work seemed ‘distinguished by a livelier speech, greater independence, and a more obstinate character." Ziedaar de eigenschappen van de moderne stedelijke samenleving: men is mondiger, onafhankelijker en obstinaat. Die moderniteit is nog maar honderd jaar oud. En ze wordt gevoed door het leven in steden.
Tagged with:
 

Down and out

On 11 augustus 2009, in boeken, by Zef Hemel

Gelezen in ‘Down and Out in Paris and London’ (1930) van George Orwell:

Eind jaren twintig verbleef de jonge Orwell twee jaar lang in Parijs. Waarom? Omdat het leven in Parijs in die jaren erg goedkoop was. De beginnende schrijver benutte deze jaren om zijn dicht opeengepakte Parijse medemens te bestuderen en schreef ‘Down and Out in Paris and London’. Het is een studie van armoede, aldus de schrijver, geen roman. Het is eigenlijk een aaneerijging van verhalen uit een immigrantenmilieu – Russen, Hongaren, Italianen, Engelsen – die telkens een andere dimensie van de armoedekwestie na het einde van de Eerste Wereldoorlog behandelen. Voor een jonge afgestudeerde aan Eton was een dergelijke studie zondermeer opzienbarend en getuigde op zijn minst van socialistische sympathieën. De taal is af en toe schitterend literair, bijna een soort ‘Under Milkwood’. De armoede wordt allerminst sentimenteel of pamflettistisch beschreven, eerder nauwkeurig verhaald waarbij de vriendschap met de Rus Boris een prachtig centraal maar dienend thema is. Dienend, want vooreerst gaat het toch om andere zaken. Zaken als: hoe arme stakkers rond proberen te komen van een paar centen, hoe en waarom zij hun liefdadige begunstigers verachten, waarom het vooral mannen zijn die landlopen, hoe stringent de hiërarchie onder het personeel van een hotel wordt gehandhaafd, welke lage positie een bordenwasser in die hiërarchie innam – hij was een slaaf -, waarna de vraag wordt gesteld waarom er in steden als Parijs überhaupt hotels en restaurants zijn en waarom de mensen niet gewoon thuis met hun kinderen hun zelfbereide voedsel eten. En Parijs? "Paris is vulgar – half grandiosity and half slums."

Tagged with:
 

Grote steden worden armer

On 6 december 2005, in economie, by Zef Hemel

Gelezen in NRC Handelsblad van 5 december 2005:

De vier grote steden zijn opnieuw armer geworden. Ditmaal heeft het CBS het fiscaal jaarinkomen in de steden bij elkaar opgeteld. In de periode 1999-2003 is dat verder teruggelopen. "Per saldo is de bevolking armer geworden, namelijk 194 miljoen. Het inwonertal van alle steden is in dezelfde periode juist toegenomen."
De bijgeleverde grafiek toont een langjarig proces waaraan maar geen einde lijkt te komen: sinds 1960 daalt het fiscale jaarinkomen in de vier grote steden, in Rotterdam het meest. Natuurlijk, de verklaring wordt gevat onder de noemer van ‘de witte vlucht’. Het enige tegenwicht wordt geleverd door de vestiging van rijke expats, in Amsterdam het sterkst. Zo slingeren de media – NRC incluis – de spookverhalen de wereld in. Wie in de suburb zijn krant openslaat, zal instemmend knikken en tevreden zijn dat hij zijn stadswoninkje juist op tijd heeft verkocht.

Wat opvalt in de grafiek (maar dat vermeldt de krant niet) is de krachtige stijging van het fiscale jaarinkomen in de vier grote steden in de periode 1994-2000, in Amsterdam was die stijging het grootst. Dat was een opmerkelijke periode, zeg maar het hoogtepunt van de VINEX-operatie, toen er nog veel rijksgeld voor de binnenstedelijke operatie beschikbaar was en Paars het belang inzag van grootstedelijke revitalisering. Direct na aantreden van het eerste kabinet Balkenende zakken de steden echter weer terug en wordt het business as usual. Wat heet, de daling sindsdien is dramatisch.

Tagged with: