Gelezen in ‘Flesh and Stone’ (1994) van Richard Sennett:
Wordt Richard Sennett (1943) oud? Afgelopen week las ik in ‘Building and Dwelling’ (2018) een mooie passage over de antieke agora in Athene. Op deze plaats schreef ik erover. Nu las ik vrijwel dezelfde tekst van diezelfde auteur in het veel oudere ‘Flesh and Stone’ (1994), maar dan uitgebreider en beter. In ‘Nakedness’, het eerste hoofdstuk in het deel over ‘’Powers of the Voice and Eye’, schetst Sennett de evolutie van de Griekse agora in relatie tot het menselijk lichaam. Zeldzaam erudiet weidt hij uit over de stem van de burger in het Athene van zo’n vierhonderd jaar voor Christus. Alsof hij erbij was. De stad is dan uitgegroeid tot een metropool van circa 250.000 inwoners. De meeste burgers leefden overigens op grote afstand van de agora; zo’n veertig procent zelfs verder dan vijftien mijl. Het kostte hen zeker vier uur om in het centrum te komen. Hier echter, in het hart, namen ze politiek beslissingen. Dat deden ze door met elkaar te praten, in groepen te verzamelen en rechtop te lopen. De resultante is democratie. Want wat gebeurt er als zesduizend lichamen dicht opeengepakt in een ruimte van amper vijf hectare samendrommen? De Duitse historicus Winckelmann noteerde dat al die lichamen in die ene ruimte een tableau moeten hebben gevormd van zeldzame ordening in een wereld van verschil. Het leidde, aldus Sennett, noodgedwongen tot het uiteenleggen van de verschillende functies van de democratie in diverse gebouwtypen.
Nee, er lag geen masterplan ten grondslag aan de Griekse agora en ook geen eenvormig idee van architectuur. Voor Sennett gaat het vooral om de woorden die werden gesproken en de hitte van het gesprek. In het theater, waar iedereen zat, sprak slechts één iemand, de anderen luisterden, daar werd het narratief dominant, maar elders, waar gestaan werd, werd heftig gedebatteerd en speelden emoties op. Wie zat, onderwierp zich, wie rechtop stond claimde macht. In het theater werd iedereen in de gaten gehouden, op het plein was dit niet goed mogelijk. Elke architectuur lokte een andere woordenwisseling uit. Rondom de agora begonnen markten te gedijen, daar stierf het stemgeluid van de agora in het opbieden en aanprijzen van goederen door kooplieden. Aristoteles merkte hierover op: ‘een stad bestaat uit verschillende soorten mensen; één type mens kan een stad niet dragen.’’ Rechtspraak, markt en politiek werden ten tijde van Pericles van elkaar gescheiden. Stemmen dus. Het woord kwam vooral tot zijn recht in afgescheiden ruimten. Daaraan danken wij stadhuizen, rechtbanken, theaters. Ze horen bij elke binnenstad. Stedelijke centra zitten nog steeds zo in elkaar. Tenminste als het goed is, dus als ze niet door de economische functie worden overvleugeld en de burgers het centrum mijden, waarmee deze hun democratische functie verliezen.
Gelezen in NRC Handelsblad van 9 februari 2013:
Schrijver Arnon Grunberg reisde naar Thessaloniki, Griekenland. In NRC Handelsblad verscheen van zijn hand een reportage. Na Athene is Thessaloniki de grootste stad van het Zuid-Europese land; in totaal telt hij zo’n 800.000 inwoners. Vooral door zijn nieuwe burgemeester, Yannis Boutaris, is de Noord-Griekse stad veel in het nieuws en gaat diens verhaal over de stad de hele wereld over; Der Spiegel en The New York Times wijdden uitgebreide artikelen aan Boutaris. Of eigenlijk is het de financiële crisis, die Griekenland het hardste raakt, de werkelijke aanleiding. Voor westerse financiers is de aanpak van Boutaris namelijk een dankbare afleiding. Zo kun je dus óók met de crisis omgaan: niet anderen verwijten, maar zelf iets doen, samen met de hele bevolking. De stad versus het land. Thessaloniki versus hoofdstad Athene. Boutaris werkt aan niet minder dan een civil society.
Volgens Boutaris is weliswaar sprake van een economische crisis, maar die is over vijf jaar wel weer voorbij. De echte crisis is volgens hem een sociale: die begon met het einde van de Griekse dictatuur. De relatie van de Grieken met hun eigen Staat is problematisch. Door de Duitse bezetting, de dictatuur die volgde en de burgeroorlog plaatsen de burgers zich boven de wet. Grieken willen geen belasting betalen. Maar er is meer. “Er heeft een enorme trek van het platteland naar de stad plaatsgevonden. In heel Griekenland. Op Seoul na is in geen enkel land de bevolking verhoudingsgewijs zo geconcentreerd als in Athene. Maar de mensen zijn geen stedelingen geworden.” Daarom wijst Boutaris zijn burgers voortdurend op de geschiedenis van hun stad en doet hij ook uitgebreide archeologische opgravingen – om te bewijzen dat coëxistentie hoort bij Thessaloniki. Door de burgers verantwoordelijk te maken voor de stadsreiniging en de stad Berlijn te vragen hierbij te helpen, slaat hij twee vliegen in één klap. Het is trouwens opmerkelijk dat Boutaris naar Duitse steden reist om zijn Duitse collega’s te spreken. Zo probeert hij het Duitse denken over Griekenland te beïnvloeden. En zo vliegt hij ook naar Ankara en Istanbul om toenadering te zoeken tot de Turkse buren. Wat het vijf miljoen tellende Athene – laat staan de elf miljoen tellende Griekse staat – niet lukt, dat doet het kleine broertje in Centraal-Macedonië.
Gelezen in ‘Germania’ (2010) van Simon Winder:
De Britse auteur Simon Winder is als geen ander in staat om architectuur in verband te brengen met het tijdperk waarin ze werd ontworpen en gebouwd. Ik heb het over zijn zeer leesbare overzichtswerk ‘Germania’. In zijn beschrijving van het Wilhelminische Duitsland – de vijftig jaar die voorafgingen aan het rampjaar 1914 – bijvoorbeeld stuit hij op monsterachtige monumenten en gebouwen, en zijn oordeel laat dan niets te raden over: “The only thing that saves these buildings is that they stand as monuments to failure – the civilization that built them was destroyed.” Het geldt voor het Völkerschlachtdenkmal in Leipzig met zijn ‘immens, humourless, Aztec gloom’ , maar ook voor de kathedraal van Berlijn, het Berlijnse Schloss evenals het Weense Neu Burg. Zelfs het Hamburgse stadhuis moet het bij Winder ontgelden: “There is something very similar in such awful mistakes as the Hamburg or Hannover town halls – buildings so huge and nasty that they appear only to have been put there (let alone remade after war damage) to confound later generations.” Het Hamburgse stadhuis? Het stadhuis van de Freistaat Hamburg?
Te groot, te protserig, te lelijk is het Hamburgse stadhuis inderdaad. Maar ergens in het gerestaureerde laat-negentiende eeuwse, in Noordduitse neorenaissance opgetrokken raadhuis stuit de overdonderde bezoeker op een hele mooie kamer, de zogenaamde Turmsaal. In deze knusse, intieme, bijna ronde kamer op de tweede verdieping, gesitueerd onder de reusachtige toren, valt het oog van de bezoeker, juist voordat hij de Kaisersaal betreedt, op vier bijzondere wandschilderingen. Ze stellen de vier ‘vrije steden’ in de wereld voor: Athene, Rome, Venetië en Amsterdam. Amsterdam wordt er gerepresenteerd door het raadhuis van Jacob van Campen, met de god Mercurius ter linkerzijde en met een hoorn des overvloeds waaruit goudstukken rollen. Ineens begreep ik het. Niet aan de Duitse keizer Wilhelm spiegelde Hamburg zich, maar aan deze vier vrije steden. Keizer Wilhelm, die Hamburg in 1895 bezocht ter gelegenheid van de opening van het Nord-Ost Kanal, moest door deze schitterende kamer om zijn eigen Kaisersaal te kunnen betreden. Eerst stond hij oog in oog met Rome, daarna Venetië; hij zal zich hebben omgedraaid, waarna zijn ogen vielen op Athene en ….. Amsterdam. Tien jaar later verklaarde de Duitse keizer de wereld de oorlog. Uiteindelijk stierf hij in Nederland, in het dorpje Doorn.
reacties