Door het tunneltje naar de binnenstad

On 11 december 2019, in stedenbouw, by Zef Hemel

Gelezen in ‘Het plan Amsterdam-Zuid van Berlage’ (1977) van Francis Fraenkel:

Afbeeldingsresultaat voor fraenkel zuid berlage

Afgelopen dinsdag een lezing gehouden tijdens de End of the Year-borrel van Hello Zuidas, de netwerkclub van Zuidas-partners, in The Circle aan het Gustav Mahlerplein. De lezing ging over toerisme en de Zuidas in relatie tot ‘De nieuwe historische binnenstad’. Het denken over toerisme, vertelde ik de leden, is in Amsterdam al zeker 150 jaar oud. Feitelijk nam het een aanvang met de oplevering van het Rijksmuseum in 1885. Drie jaar later kwam het Centraal Station gereed. Architect Cuypers ontwierp niet alleen de beide gebouwen, maar tekende ook een toeristische wandeling van station naar museum, dwars door de Amsterdamse binnenstad. Toeristen die per stoomtrein arriveerden, moesten via een geënsceneerde route langs hoogtepunten uit de nationale Gouden Eeuw naar Rembrandt’s Nachtwacht worden geleid. Twee wereldtentoonstellingen op het Museumplein – in 1883 en in 1895, dus vlak voor en vlak na de oplevering – werden uitdrukkelijk aan het fenomeen van het vreemdelingenverkeer gewijd. Tegenwoordig lopen miljoenen internationale vakantiegangers dezelfde, door Cuypers in 1885 geconcipieerde route. Daar doen ze in totaal drie dagen over. In die zin is toerisme uiterst conservatief. Maar met het gereedkomen van station Zuid in 2028 zal alles op slag veranderen. Vanaf dat moment zullen toeristen uit de hele wereld niet meer op CS, maar op de Zuidas arriveren. Hoe komen zij straks bij de Nachtwacht? Welke route gaat de nieuwe Pierre Cuypers hiervoor tekenen?

Had H.P. Berlage hierover niet al nagedacht toen hij zijn tweede plan Zuid in 1915 aanbood aan het Amsterdamse gemeentebestuur? Dat plan ging immers uit van een tweede centraal station in Zuid, net op het grondgebied van de zuidelijke buurgemeente. In het proefschrift van Francis Fraenkel uit 1976 las ik dat Berlage het nieuwe station als ‘scharnierpunt’ opvatte voor zijn nieuwe, monumentale stad. “Met dit station, het ‘portaal van de stad’, als centrum spiegelt zich het oude Amsterdam geheel in het nieuwe.” Want: “Zoals de oude stad zich halfcirkelvormig om het station uitstrekt, zo doet dat ook de nieuwe stad.” Het gaat verder, het historische Amsterdam beoordeelde Berlage als schilderachtig. Zijn nieuwe stad moest juist monumentaal worden. In zijn plan liggen beide daarom met de ruggen naar elkaar toe. In die zin fungeert het Rijksmuseum als scharnier, eerder dan het geprojecteerde station Zuid. De functie van tentoonstellingsterrein (Museumplein, het toenmalige IJsclubterrein) situeerde Berlage waar nu het Amstelpark is. De toerist kwam binnen op het statige station Zuid en liep of reed vervolgens via de vijftig meter brede monumentale Minerva-as in de richting van de te bouwen Academie voor Beeldende Kunsten (nu Hilton Hotel), stak daar ergens door naar het Museumplein. Door het tunneltje onder het Rijksmuseum betrad hij, vanuit de moderne stad komend, een pittoresk Hollands ensemble van grachten en grachtenpanden: de Amsterdamse historische binnenstad. In 2028 is het eindelijk zover. Hoe vooruitziend.

Tagged with:
 

Wibaut, Keppler, Berlage, De Klerk

On 2 januari 2008, in geschiedenis, stedenbouw, by Zef Hemel

Gelezen in Nederland 1913. Een reconstructie van het culturele leven (1988) van J. de Vries (red.):

Na de vroegtijdige dood van Samuel Sarphati werd Amsterdam eindelijk wakker uit een lange winderslaap. Het zou echter nog vijftig jaar duren voordat dit leidde tot grootse stadsontwikkeling: dat gebeurde eerst vanaf 1914, het begin van de Great War. Toen trad Wibaut aan als wethouder. Maar het was niet alleen deze geweldige visionaire politicus die ertoe deed. Het was de gouden combinatie, de unieke ‘window of oppurtunity’, het Grote Samenvallen in de Tijd van Wibaut als wethouder Volkshuisvesting, Arie Keppler als directeur van de gemeentelijke Woningdienst, Hendrik Berlage als stedenbouwer en Michel de Klerk als buitengewoon getalenteerde jonge architect. Door het samenvallen van al deze werkzame personen in de periode die begint in 1914 en die een kleine tien jaar later alweer eindigt wanneer De Klerk vroegtijdig komt te overlijden, gebeuren er grootse dingen in Amsterdam: de planmatige uitleg van Amsterdam-Zuid en de Spaarndammerbuurt.

In een van zijn allerbeste artikelen beschrijft historicus Vincent van Rossem dit onwaarschijnlijke samenvallen van persoonlijk talent, macht en inzicht in de bundel opstellen die eind jaren tachtig van de twintigste eeuw werd uitgegeven ter gelegenheid van het vijfenzeventigjarig bestaan van het Haarlemse Frans Halsmuseum. In ‘Architectuur en stad in 1913: de overstap van bouwkunst naar stedebouw’ valt heel nauwkeurig te lezen hoe dit al talent wordt opgebouwd en hoe dit in de tijd, bijna toevallig, ineens samenvalt. Wat een wonder! Wat een spannend filmscript! Wat een bijzonder treffen!

Inmiddels zijn we alweer tachtig jaar verder. Hoe vergaat het Amsterdam? Is er een nieuwe Wibaut opgestaan? Waar is de nieuwe Berlage? Is er al een visionaire directeur Stadsontwikkeling? En wie is het grote architectonische talent? Of moeten we nog wachten op de volgende ‘window of opportunity’? Zo maar wat vragen aan het begin van het nieuwe jaar.

Tagged with: