Beyond state and market

On 26 januari 2020, in kunst, landschap, by Zef Hemel

Gehoord in het Universiteitstheater te Amsterdam op 17 januari 2020:

Afbeeldingsresultaat voor hart voor de k-buurt amsterdam

Bron: WeMakeThe.City

Mensen die niets hebben, zorgen goed voor elkaar. Mensen die veel hebben, zijn individualistisch. Dit gegeven inspireerde Mike Brantjes om aan de slag te gaan met de bewoners in de arme K-buurt in Amsterdam Zuidoost. Hij en Angelique vertelden erover op de laatste dag van de Masterstudio ‘The Common City’ van de Universiteit van Amsterdam. Brantjes, die een aantal jaren geleden om persoonlijke redenen van de Keizersgracht naar de Bijlmer verhuisde, was verrast door het rijke sociale leven in de multiculturele Bijlmer. Hij begon met ‘Hart voor de K-buurt’, een reeks van initiatieven van onderop die de lokale economie in zijn nieuwe woonbuurt moeten stimuleren. Want in de K-buurt wordt nu alleen maar gewoond. Hierop stelde hij zijn team van vijftien Afrikaanse en Surinaamse buurtbewoners aan ons voor, die voor de organisatie van de initiatieven zorgen; hun werk noemde hij een uiting van een ‘contributive democracy’. Maar de overheid, zei hij, kent alleen participatietrajecten. Vorig jaar nog ging ‘Hart voor de K-buurt’ in ‘participatiestaking’ omdat alles bleek voorgekookt, er viel nauwelijks iets te kiezen. Wat een verschil met de hoogopgeleide bewoners van zelfklusflat Kleiburg, die de weg naar de gemeentelijke subsidiepotten goed weten te vinden.

Even inspirerend sprak daarna Bruno Doedens, die zichzelf ‘land artist’ noemt. Doedens toonde in korte filmfragmenten een groot aantal van zijn werken in en rondom dorpen in Overijssel en op Terschelling – vormen van ‘land art’ van een vaak zeer grote schaal. Daarbij werkt hij met honderden vrijwilligers: dorpsbewoners, gepensioneerden, studenten, vrienden. Zijn projecten zijn allemaal tijdelijk, sociaal, inclusief, en de ‘legacy’ is dikwijls groot en onverwacht. Zijn geheim? Mensen begrijpen. Hun drijfveren, zei hij, zijn niet uitsluitend economisch. Mensen willen bij een groep horen of nuttig werk doen, ze willen zich ontspannen of ergens aan bijdragen, ze willen schoonheid genieten, het landschap mooier maken, of ze zoeken zingeving. Aanvankelijk, vertelde hij, lijken zijn projecten krankzinnig en onmogelijk om te realiseren, maar door de inspiratie komen mensen in actie. Je gaat het met z’n allen doen. Nee, de grote stad was te complex, te gereguleerd. Burgers krijgen daar te weinig ruimte. Hij had het wel geprobeerd, maar de overheid stond het niet toe. Met de kunstenaar en zijn werk eindigde de Masterstudio. De boodschap van zowel Brantjes als Doedens: onze drijfveren zijn niet uitsluitend economisch en voor samenwerking hebben wij niet op voorhand een overheid nodig. Iemand komt met een inspirerend idee en begint. Burgers kunnen heel veel samen. Overheden hoeven dit alleen maar te ondersteunen.

Tagged with:
 

Simpel over stedenbouw

On 2 april 2018, in stedenbouw, by Zef Hemel

Gehoord in het Bijlmermuseum, Amsterdam, op 22 maart 2018:

Gerelateerde afbeelding

Bron: Bijlmermuseum

In 1969 trad architect Pi de Bruijn (1942) in dienst van de gemeentelijke Woningdienst van Amsterdam. In hetzelfde jaar ging hij wonen in de net opgeleverde G-buurt van de Bijlmermeer. Bijna dertig jaar bleef hij met grote tevredenheid in de Bijlmer wonen. De Bruijn vertelde er boeiend over tijdens een bijeenkomst van het bestuur van de Van Eesteren-Fluck & Van Lohuizen stichting afgelopen week. Een raam dat hij als beginnend architect in de zijgevel van een 400 meter lange honingraatflat had getekend werd door de gemeentelijke stedenbouwkundige resoluut afgekeurd. Hoe kwam hij erbij? Het uitgangspunt van de Bijlmer was dat elke bewoner precies dezelfde rechten had, dus er mocht geen onderscheid worden gemaakt tussen de woningen. Elke woning mat ook precies 100 vierkant meter. Kleiner mocht niet. Een alleenstaande, zei men hem, kon toch een hond of een hobby hebben? Op het maaiveld mocht ook geen woning worden getekend, want de grond was publieke ruimte, en die was voor ‘de spelende mens’. De volkstuintjes die De Bruijn wilde introduceren stuitten op hetzelfde verzet: niet privatiseren. De hele essentie van de Bijlmermeer stak volgens de stedenbouwkundigen in het stelsel van verhoogde dreven: elke snelheid zijn eigen landschap. “Heb je ooit de originele tekeningen van de verkeersstructuur gezien? Die tekeningen waren schitterend!” Met zijn voorbeelden illustreerde De Bruijn hoe in de Bijlmermeer een maximaal gebruik van menselijke rationaliteit samenviel met een totalitaire utopische toekomstvisie.

Al spoedig kwamen woningen leeg te staan. Winkels ontbraken, garages moesten nog worden gebouwd, wegontsluitingen kwamen pas later, de huren bleken te hoog, het beleid tussen corporaties wisselde, de politiek was alleen in het bouwen van veel woningen geïnteresseerd, de bewoners weken af van de doelgroep. In 1974 werd de eerste van de veertig flats gekraakt. Toen in 1976 eindelijk de metro ging rijden, kwam al snel de heroïne naar Gliphoeve. In 1977 werd het De Bruijn duidelijk dat het gemeentebestuur de Bijlmer had opgegeven. Wethouder Kuijpers geloofde er niet meer in. In dat jaar nam De Bruijn ontslag. Maar hij bleef wel in de Bijlmer wonen. Zo vertelde hij tussen neus en lippen door hoe zijn schoolgaande dochter voor haar verjaardag vroeg om een mes. Een stad, zei hij, is complexiteit, die bouw je niet zomaar uit het niets tevoorschijn. Zijn kritiek gold feitelijk alle groeikernen en grootschalige stadsuitbreidingen die na de oorlog in Nederland waren gebouwd. Te eenvoudig was telkens de opgave benaderd. De Bruijn hield vol dat de problemen die al vroeg in de Bijlmer ontstonden, niet staken in de modernistische stedenbouwkundige structuur. Die utopische toekomstvisie zou deugen. De dreven hadden wat hem betreft ook niet afgegraven hoeven worden. De oorzaak was veeleer gelegen in het simplisme waarmee de bouwopgave was benaderd. Een goede stad maken is complex, maar de politiek denkt, nog steeds, alleen in aantallen te bouwen woningen. Veel te simpel.

Tagged with:
 

Negatief over flats

On 6 oktober 2017, in boeken, stedenbouw, by Zef Hemel

Gelezen in ‘De betonnen droom’ (2016) van Daan Dekker:

Afbeeldingsresultaat voor daan dekker de betonnen droom

Er gaat zeker een prachtig verhaal schuil achter de Bijlmer en zijn bouwmeester, Siegfried Nassuth. Daan Dekker, auteur van ‘De betonnen droom’, groeide op in een doorzonwoning in Bunnik, maar raakte in de ban van de Amsterdamse Bijlmermeer nadat hij anderhalf had gewoond in een flat in Sao Paulo. Zo leerde hij de geschiedenis van Siegfried Nassuth kennen, de stedenbouwkundige van de Bijlmer. En zo groeide zijn achting voor de  beginselen van de Bijlmerplanning en voor de persoon die deze tegen alle verdrukking had uitgedragen. Ik heb het boek met veel plezier gelezen. Dekker schrijft prettig en is eerlijk over het feit dat hij in de hoogbouw ‘een positieve woonervaring’ heeft gehad. “Waarom dacht ik, en met mij vele Nederlanders, zo negatief over flats? Wat wist ik eigenlijk van Nederlandse hoogbouwwijken? Hoe vaak was ik er geweest’?” Critici van het plan voor de Amsterdamse Sluisbuurt op Zeeburgereiland mogen het zich aantrekken. Laat ze tenminste dit onderhoudende boek van Daan Dekker tot zich nemen.

Hoe kon het zo misgaan met de Bijlmer? Dekker beschrijft het fraai, tot in de fijnste details. Hoe de Nederlandse regering het de gemeente Amsterdam tien jaar lang onmogelijk maakte om de Bijlmer te bouwen. Hoe in 1971 de film ‘Blue Movie’ heel Nederland de flat Hoogoord voorschotelde als ‘een kooi vol seksmaniakken’, een ‘parenclub in hoogbouw’ en het stigma was geboren. Hoe die andere flat Gliphoeve eerst nog een fantastische flat was met Surinaamse feesten en hoe alles er kon, maar ook hoe chaos heerste in de flat en autoriteiten overbewoning vaststelden. Hoe de bewoners al vanaf 1973 protesteerden tegen de hoge huren en tegen de kosten van de peperdure parkeergarages. Hoe in 1974 honderd woningen in Gliphoeve werden gekraakt. Hoe in 1980 de geldkraan werd dichtgedraaid en hoe dit de situatie in de flat alleen maar verergerde. Hoe de Ghanese gemeenschap in de Bijlmer na 1983 snel groeide. Hoe in 1984 burgemeester Van Thijn begon de Zeedijk schoon te vegen, waarop steeds meer dealers op de metro stapten richting Ganzenhoef. Hoe hierdoor de Gliphoevefeestjes geïnfecteerd raakten met karrenvrachten drugs.  Hoe in 1992 een Israëlische Boeing zijn neus boorde in een Bijlmerflat. En wat dacht Nassuth, de geestelijke vader, al die tijd? “Langzaam maar zeker was Siegfried de grip op zijn magnum opus kwijtgeraakt.” Dat was al in de zomer van 1965. “Het betekende het begin van de afkalving die sluipenderwijs verliep.” De afloop kennen we.

Tagged with:
 

Mini-Manhattan

On 22 juni 2015, in sport, stadsvernieuwing, stedenbouw, by Zef Hemel

Read on Building.co.uk of 2 December 2014:

 

Last week a television team from London visited Amsterdam. They were doing research on land development in the Bijlmer district, Amsterdam Southeast. I met them in the Ajax Arena stadium. Why? London is planning a huge brownfield development in Old Oak, which is a poor neighborhood in the west part of the city. The capital city of the UK is booming, crossrail is being built, HS2 (the highspeed train to Manchester) might be coming, a new railway station and a crossrail interchange – the biggest of the country – are planned in Old Oak (opening in 2026), so the site looks very promising for developers. The mayor, Mr. Boris Johnson, said the area might even become a ‘mini-Manhattan’. Football club Queens Park Rangers (QPR) said it wants to build a 40.000 seat stadium in Old Oak Common, plus 24.000 new homes, a proposal which is supported by a vast majority of the local citizens. But a few months later, in December 2014, one of the landowners, Cargiant, announced it would draw up rival plans. It started a collaboration with a developer, London & Regional Properties, and declared it would fight any plans by the football club. It wants to gain a compulsory order (CPO) for the land.

Is a new stadium desirable for this area?, the London team asked. How important was the Arena for a neighborhood like Amsterdam Southeast? The team wanted to learn from the Ajax Arena case. I told them that for the Bijlmer area the opening of the Arena in 1996 was a sheer blessing. And a surprise. In twenty years time it became a true icon in this poor Modernist neighborhood, that had a bad reputation. It attracted companies that otherwise would never have come, retail entered the area, entertainment flourished. Hotels are opening its doors, tourists are coming, the neighborhood is becoming more and more attractive, there is a positive vibe. The refurbishing of the existing interchange of railway and underground was also a great help. Public investments are always needed. But most important were the social benefits: citizens feel proud of the stadium, they do not want to leave the neighborhood, land value is rising, no gentrification has been evoked, nobody gets pushed out. How come? It is because the city owns the land. It does the planning. The development goes step by step, we’re involving all the stakeholders. All parties aim for health, wellbeing and sustainability. No masterplanning. Open planning.

Tagged with:
 

Soft Bijlmer

On 12 juni 2015, in openbare ruimte, participatie, sociaal, by Zef Hemel

Heard in Amsterdam Southeast on 8 June 2015:

 

The fourth guest lecture in the urban planning studio on Paasheuvelweg, organized by the University of Amsterdam, was given by Augusto de Campos Neto. Augusto coordinates safety issues in the Southeast district of Amsterdam. His Bijlmermeer area, with a dominant Afro-Caribean population, has a bad reputation and is known as a criminal zone, because of its drugs traficking, its many day light robberies and street murders in the past. Nowadays the climate has changed, radically, though. There are no hotspots in the neighborhood anymore. The youth is using almost no drugs any longer. Nowadays you can move safely in any direction. De Campos Neto, who was born and raised in the neighborhood, stressed the importance of subjective safety feelings among the population, more than focussing on the police statistics, which do not really tell the truth. He insisted that influencing the personal safety feelings is preferable, more than getting more favorable statistics.

De Campos Neto advocated a more soft approach of fostering public participation, of listening to citizens and of supporting local initiatives, also of promoting positive news in the media. He didn’t think a ‘broken windows theory’ is key, even though cleaning public space on a continuous base might be very helpful. He stressed repetition and, more so, open communication. For sure, all the methods he promoted were communicative in a way. Nowadays, he stressed, the Bijlmermeer is one of the safest neighborhoods in Amsterdam. Can you imagine? Only some of the Bijlmer youth – which consists of a third of the population – still does some pickpocketing in shops or steals smart phones at festival grounds. Sometimes guns are used. De Campos Neto: "They are not criminals like those in Amsterdam South who do the murdering on purpose. They do it emotionally, in a rather stupid way." The students loved his speech. A soft approach like his may lead to better urban planning.

Tagged with:
 

Happy tunnel

On 11 juni 2015, in infrastructuur, by Zef Hemel

Seen in Amsterdam Bijlmermeer on 5 June 2015:

 

This August the builders will start their amazing construction works. The Gaasperdammerweg – a six lane freeway cutting throug the Bijlmermeer – will be enlarged and tunneled. Roy Berents, an urban planner of the city of Amsterdam, gave a lecture on the engineering of this project in our studio in Amstel III. With its three kilometer underpass, he told the students, the road will be the biggest of its kind in the Netherlands. The Dutch state still thinks it is needed because of forecasts of growing car use in the zone between suburban Almere new town and Amsterdam airport. But this was in 2004. Now it all is questionable. And the real need for the tunnel in this urban zone was because of the opposition of rich people living in Het Gooi, east of Amsterdam. They didn’t want a new highway in their backyard, even if it was in a tunnel.  So then the State decided to extend the existing road right in the midst of the poorest neighborhood of Amsterdam. With a tunnel, though. Everyone thought the poor would profit.

In the end it means less noise and better air quality. So is everybody happy? We spoke with people in Holendrecht, a poor neighborhood in the Bijlmer area. Their answer: why the hell this project? Holendrecht is already surrounded by big projects, it never stops. The works will be finished in 2022, so another seven years of uncertainty for those living in the area. And what will the planners do with the 18 hectares on top of the tunnel deck? Nobody knows. Building on it is not allowed. The road is part of an External Security Regulations Zone: dangerous traffic by trucks and rail (LPG, chemicals, NH3) already cuts through the built environment. It might become an urban park, although there is no money for landscaping and there are already two huge parks in its vicinity: Gaasperplaspark and Nelson Mandelapark. Landscape architects keep on designing though. A team of students has to find out how to involve as many stakeholders as possible. We need collective intelligence. In the meantime, the rich in het Gooi keep on enjoying their unspoiled gardens.

Tagged with:
 

Alternative approach

On 9 juni 2015, in planningtheorie, by Zef Hemel

Seen in Amsterdam Southeast on 4 June 2015:

Bas Hissink Muller, San Verschuuren and me are running a studio for some forty students in urban planning of the University of Amsterdam in Amsterdam Bijlmermeer. We’re practicing platformization in this Modernist neighborhood dating from the seventies. A month long we’re staying in an empty office building on the Amstel III estate. So no university campus site this time. The building – 30.000 m2 – was owned by a German investor. It was a fraud. So the investor went bankrupt, the bank took over. Expensive building on the wrong spot. Royal Bank of Scottland left the building some five years ago. Since then it has no tenants. They think it could become an incubator for startups in life sciences. Not a bad idea. Next to the plot is one of the biggest academic hospitals of Europe – the AMC. Ten minutes from the airport. Fifteen minutes from city centre by metro. This month we and the students are staying in the abandoned restaurant on its first floor. For free. Strange place.

What we learn? Some 23 percent of all the office space in Amsterdam southeast is standing empty now. That’s about a million square meters. (Hey, thirty buildings like the one we’re staying in). Can you imagine? One group of students is researching it. Is it hopeless? It depends on the location, it seems. Other teams are working on students housing, reuse of a big green park dating from the eighties, sustainable waste management, safety issues, (lack of) orientation, future functionality of a new overpass (oh no, not another park!), strategies for densification, etcetera. The students interview people in the streets. They also meet civil servants. One of them told us about the problems with the zoning plans. They were made flexible in the financial crisis in order to keep things going. Now that the pressure is back no investor can be refused because of its flexibility. It’s difficult to secure the spatial quality now. Other problems stemmed from lack of participation. They also gave examples of questionable privatisation of public space. It were all problems generated by the planning procedures. Would the students notice? Will they understand that the alternative is platformization?

Tagged with:
 

Mobilisatie werkt

On 19 december 2014, in participatie, by Zef Hemel
 

Gelezen in ‘Bewonersparticipatie in de Bijlmermeer’ (2014) van Patrick van Beveren:

Afgelopen woensdag promoveerde Patrick van Beveren aan de Universiteit van Amsterdam op een onderzoek naar bewonersparticipatie in de Bijlmermeer. Promotoren: Jan Willem Duyvendak (UvA) en Frank Hendriks (Universiteit Tilburg). Ik was lid van de promotiecommissie. Het onderzoek van Van Beveren richtte zich op de periode 1992 tot 2008 – de tijd van de grootschalige herstructurering. Uitkomst van zijn onderzoek is dat bewoners van de Bijlmer in de klassieke participatieaanpak geen invloed hebben gehad op de beleidsontwikkeling – de beslissing dat hun wijk moest worden gesloopt en herbouwd is topdown genomen, door professionals -, maar wel op de beleidsrealisatie. Een groot aantal respondenten gaf aan, en ook uit interviews met betrokkenen rijst het beeld op dat de participatiegraad weliswaar laag was, maar dat er toch invloed was op de besluitvorming. Per buurt verschilde deze overigens.

In zijn reflectie over de bevindingen stelt Van Beveren zich de vraag waarom bestuurders aan bewoners geen grotere invloed op de besluitvorming gunnen, er eigenlijk ook geen moeite voor doen. Zelf denkt hij dat zelfs kwetsbare burgers best bereid zijn te participeren, maar dat zij gewoon niet actief genoeg worden benaderd. “De bereidheid van bewoners om mee te werken aan onderzoek of anderszins blijkt in het algemeen behoorlijk groot.” In zijn proefschrift refereert hij aan wetenschappelijke artikelen van o.a. Viviene Lowndes en Lauwrence Pratchett die vaststellen dat daadwerkelijke mobilisatie van de bevolking grote positieve effecten op de besluitvorming heeft. Ik citeer: “Research shows that the degree of openness of political and managereal systems has a significant effect, with participation increasing where a variety of invitations and opportunities.” Je moet er als overheid dus wel echt je best voor doen, veelsoortige initiatieven nemen om mensen te betrekken en dat ook gedurende lange tijd volhouden. Dan komt de betrokkenheid op gang en blijkt ze lonend. Mensen zijn nu eenmaal verschillend. “If we ask people to participate in a committed and consistent manner and respond effectively to their participative inputs, they are far more likely to engage.”Een productief inzicht. Maar het gebeurde dus niet.

 
Tagged with:
 

As well equipped as a factory

On 13 november 2012, in infrastructuur, stedenbouw, by Zef Hemel

Gelezen in ‘All that is solid melts into air’ (1982) van Marshall Berman:

Donderdagmiddag 22 november aanstaande geef ik college in het Bungehuis over de Bijlmer. Het wordt een college over ‘social engineering’. Hoe zal ik beginnen? Waarmee kan ik de aandacht van de studenten van meet af aan het beste vangen? Met het neerhalen van Pruitt Igoe in St. Louis? Daarmee zet ik wel direct de toon. Maar het gevaar dat ik de Bijlmer dan tendentieus neerzet is wel erg groot. Het is van dik hout zaagt men planken. Iets constructievers is ook mogelijk. Beginnen met het Algemeen Uitbreidingsplan bijvoorbeeld. Nee, dan kies ik liever nog iets anders, iets wat aan het AUP voorafging. Ik begin met de wandeling van Le Corbusier in 1924 op de Champs Elysées, Parijs.

Toen de Frans-Zwitserse architect Charles Jeanneret, alias Le Corbusier, op 1 oktober 1924 over de Champs Elysées flaneerde, werd hij bijna omver gereden door hardrijdende auto’s. Het was op een zwoele nazomeravond. Le Corbusier: “It was as if the world had suddenly gone mad.” Twintig jaar eerder, tijdens zijn studententijd, behoorde de straat nog aan hem en zijn vrienden – “we sang in it, we argued in it, while the horse-bus flowed softly by.” Le Corbusier realiseerde zich ineens dat die tijd voorgoed voorbij was. De nieuwe mens, aldus de jonge architect, had een nieuw soort straat nodig, een soort machine voor verkeer; een werkelijk moderne straat moet zijn “as well equipped as a factory.” Op zo’n moderne straat lopen geen mensen meer. “Cafes and places of recreation will no longer be the fungus that eats up the pavements of Paris.”  Marshall Berman, die Le Corbusier hier citeert, noemt dit inzicht op die nazomeravond in Parijs allesbepalend voor wat later komen zou: “From Le Corbusier’s magic moment on the Champs Elysées, a vision of the new world is born: a fully integrated world of high-rise towers surrounded by vast expanses of grass and open space – the tower in the park – linked by aerial superhighways, serviced by subterranean garages and shopping arcades.” Dat jaar nog publiceerde hij ‘La Ville Radieuse’. Vijftig jaar later volgde de Bijlmer.

Tagged with:
 

Een vrijere stad

On 30 september 2012, in stedenbouw, by Zef Hemel

Gelezen in ‘Wij eisen geluk’ (1997) van D.H. Frieling:

Naar aanleiding van mijn intreerede (http://bit.ly/UVADMe) ontving ik een exemplaar van ‘Wij eisen geluk’ van Dirk Frieling. Het betreft een interview van Maarten Kloos met de stedenbouwkundige Frieling over de Bijlmermeer. Het boekwerkje kwam over de post, juist op de dag dat bekend werd dat de Floriade 2022 niet in de Bijlmer zal worden gehouden, maar in Almere. Het interview blijkt helemaal te zijn uitgeschreven, er lijkt geen woord van zijn verhaal verloren te zijn gegaan. De spreektaal maakt dat je als het ware gedwongen wordt in de huid van Frieling te kruipen, die voorzitter was van de stuurgroep vernieuwing Bijlmermeer en die begin april 2011 kwam te overlijden. Een sterk verkorte versie verscheen destijds in het tijdschrift Archis, in een nummer dat geheel was gewijd aan de Bijlmermeer.

Frieling blijkt in het interview nog altijd een liefhebber te zijn geweest van de Bijlmer. Hij zegt ook niet te begrijpen waarom de Bijlmer helemaal moest worden afgebroken. Hij vond de wijk juist het voorbeeld van ‘een vrijere stad’. Waarom men de Bijlmer mislukt vond, is volgens hem dat men de beheerconsequenties niet heeft willen trekken, zowel technisch en verkeerskundig als sociaal en economisch. “Er is maatschappelijk-bestuurlijk geen vorm gevonden voor het technische concept en tot op de dag van vandaag heeft men dat ook niet gewild en is men daar ook niet in geïnteresseerd.” Tijdens het lezen valt mijn oog op een bijzondere passage. Die gaat over de bouw van de Bijlmer, die niet toevallig samenvalt met de bouw van het nabije Almere. Frieling: “Als je Almere en de Bijlmer vergelijkt, dan kan je zeggen nou ja waarom is er met Almere geen probleem en met de Bijlmer wel.” Die vraag stemt tot nadenken. (foto Tim Freh)

Tagged with: