Attention, attention!

On 29 augustus 2019, in literatuur, by Zef Hemel

Gelezen in ‘Island. A Novel’ (1962) van Aldous Huxley:

Afbeeldingsresultaat voor island a novel huxley

Op het eind van zijn leven schreef hij zijn beste boek. Althans, dat vond de Britse schrijver Aldous Huxley zelf, die in 1963 stierf. Ik las zijn favoriete boek deze zomer. ‘Island’ vertelt het verhaal van de Britse journalist Will Faranby die op het eiland Pala in Zuid00st-Azië aanspoelt. Al snel ontdekt hij dat hij in een utopie is beland. Pala wordt bevolkt door een Boeddhistische samenleving die het Westerse kapitalistische en christelijke gedachtengoed op goede gronden afwijst. Twee mensen hebben haar in de negentiende eeuw gevormd: een Schotse arts Andrew MacPhail en de grootvader van de huidige Raja. Zij hadden Malthus gelezen en begrepen dat Pala zelfvoorzienend moest worden, begonnen daarom een plantenveredelingsbedrijf – the Experimental Station –, wezen groei af, voerden geboortebeperking in, vervingen het gezinsleven door het samenleven in Mutual Adoption Clubs, ontwikkelden een onderwijssysteem dat kinderen leert om open te staan voor nieuwe ervaringen en mogelijkheden, begonnen met preventieve gezondheidszorg, stichtten banken als coöperatieven, organiseerden zich in een federatie van zelfbesturende eenheden, gebruikten het moksha-medicijn om een hogere staat van zijn te bereiken, alles volgens het principe: ‘Holy, healthy, whole’. De Raja van Pala houdt sindsdien oliebedrijven buiten de deur, bouwt geen zeehaven, wijst een leger van de hand, beschouwt dieren en planten als gelijkwaardig, laat buitenlanders niet toe. Op het eiland roepen vogels voortdurend ‘attention, attention!’ om mensen te prikkelen om bewust te leven. In volle aanwezigheid schuilt immers het geluk.

Faranby raakt overtuigd van de waarde en betekenis van deze vredige samenleving in de tropen. Maar bovenal realiseert hij zich hoe deze in zijn voortbestaan wordt bedreigd door het Westen, dat deze zelfvoorzienende, vredelievende, duurzame samenleving niet accepteert en wil openbreken, op jacht naar grondstoffen en nieuwe afzetmarkten. De agressie van het kapitalisme contrasteert inderdaad hevig met de Palinese samenleving die leeft volgens het principe van ‘electricity minus heavy industry plus birth control equals democracy and plenty’. Toen ik boek uit had, dacht ik: wat ongelooflijk actueel! Iedereen zou dit moeten lezen. Maar direct aarzelde ik. Ik las het grotendeels in Singapore, de eilandstaat die door Lee Kwan Yew ooit is bedacht en bewust vormgegeven en dus kon ik niet nalaten om Singapore aan Pala te spiegelen. En even later, in Cambodja, werd ik met de neus gedrukt op de utopische nachtmerrie van Pol Pot en zijn Rode Khmer: over Kampuchea las ik als over een inktzwart Pala. En weer later ervoer ik hoe in China onder leiding van Xi Jinping een samenleving wordt ontwikkeld die via high-tech controle en ‘smart cities’ bewust haar krachten meet met het Westen. Het utopische denken met zijn ‘social engineering’ is in Azië opvallend aanwezig. Eigenlijk alleen in Hongkong voelde ik mij op mijn gemak. Daar was van utopie geen sprake. Daar werd door de bevolking massaal op straat geprotesteerd. 

Tagged with:
 

Zaadjes van bereikbaarheid

On 12 oktober 2018, in infrastructuur, by Zef Hemel

Gelezen in ‘Metromorfose’ (2018) van Bas Kok:

Afbeeldingsresultaat voor bas kok metromorfose

Leuk essay van Bas Kok. Ik las het nadat bekend werd gemaakt dat gemiddeld 84.000 mensen elke dag de nieuwe Noord/Zuidlijn al gebruiken. Het metrogebruik in Amsterdam als geheel groeide na opening met een onstuimige 31 procent. In ‘Metromorfose’ (2018) beschrijft ‘stadsmaker’ Kok hoe hij denkt dat de nieuwe metrolijn Amsterdam zal veranderen. Dus geen terugblik van een mokkende belastingbetaler die er allemaal niets van begrijpt, maar een optimistisch verhaal van een visionair die begrijpt dat de investering van ruim 3 miljard euro de groeiende metropool veel zal opleveren. Zijn verkenning heeft hij geschreven vanuit stadsdeel Noord, waar Kok woont. Het begint met een beknopte geschiedenis van de stad waarbij Kok zijn verbazing uitspreekt over de opkomst van Zuid, ten koste van Noord. Volgens hem was Noord ooit rijk, en Zuid groezelig. Midden negentiende eeuw echter kreeg een groep notabelen belang bij het verbeteren van Zuid en verplaatste zij de industrie naar Noord. Daarmee werd Noord arm en Zuid rijk. Hij spreekt van ‘stuivertje wisselen’. Onzin natuurlijk. De Gouden Bocht in de Herengracht ligt al vierhonderd jaar in het zuiden, op veilige afstand van de haven, het Paleis voor Volksvlijt landde daar in de buurt, even verderop kwam het Rijksmuseum, gevolgd door het Vondelpark en Berlage die de Apollolaan iets zuidelijker projecteerde, met uiteindelijk de Zuidas als topmilieu, nee het rijke deel van Amsterdam wilde niets met de haven te maken hebben en schoof steeds verder op naar het zuidwesten, terwijl Noord kaal bleef, met een galgenveld aan de overkant van het IJ, waar je gemakkelijk vervuilende industrie naartoe kon verplaatsen. Kok pleit voor emancipatie van Noord. Hij wil de Noord/Zuidlijn daarvoor gebruiken. Dat is een mooi streven, maar zo gemakkelijk verander je steden niet.

De auteur voorspelt een ‘brainwash’ binnen vijf jaar. Alle Amsterdammers zullen Noord opeens heel dichtbij gaan vinden en dat zal van alles op gang brengen. Dat zou kunnen. West is uiteindelijk problematischer dan Noord, maar dat komt door de gure westenwind, de directe nabijheid van Westpoort en de weinige beschutting die West en ook Noord en Zaanstad de mensen biedt. Er is ook nooit een Vondelpark of Amsterdamse Bos voor arbeiders overwogen. Tegelijk pleit Kok voor krachtig beleid tegen segregatie waarbij ook forse aantallen sociale woningen in Noord zullen moeten worden bijgebouwd. Hij spreekt van een Catch22 van de tweedeling: “rijke inwoners in dure buurten willen niet dat hun wijk armer wordt, arme inwoners van achterstandswijken willen niet dat hun wijk rijker wordt.” Dat is scherp gezien. Het is een zelfversterkend proces. De contrasten worden dus groter. Ik denk niet dat de Noord/Zuidlijn of een corrigerend woonbeleid iets tegen dat groeiende contrast kunnen doen, ondanks ‘de zaadjes van bereikbaarheid’. Denk eerder dat het planten van een groot bos in het noorden en het westen uitkomst kan bieden. Noord, Sloterdijk en Zaanstad verdienen een ‘Bois de Boulogne’. Spaarnwoude zou tenminste in omvang moeten verdubbelen en de Noorder IJplas moet een mooi rij- en wandelbos worden. Dat was oorspronkelijk ook de bedoeling. Maar daarop is later door de rijksoverheid bezuinigd. Blijft over Westpoort met zijn industrie. Wie rijk is zal daar, ook met een Noord/Zuidlijn, nooit in de buurt willen wonen.

Tagged with:
 

Wanneer wordt planning intelligent?

On 27 december 2017, in boeken, innovatie, planningtheorie, by Zef Hemel

Gelezen in ‘Machine Platform Crowd’ (2017) van Andrew McAfee en Erik Brynjolffson:

Afbeeldingsresultaat voor machine platform crowd

Hoe maken we de ruimtelijke planning intelligenter? Sinds mijn aantreden in 2012 op de Wibautleerstoel aan de UvA houd ik me met die fundamentele vraag bezig. Platforms, verhalen en aggregatie van veelsoortige kennis zijn daarvoor de sleutels, schreef ik in mijn intreerede ‘De stad als brein’ (2012). Burgers moeten voortdurend actief worden geraadpleegd, experts weten het niet beter en de governance van stad en land moet worden gedecentraliseerd, uit handen van de staat. Nu lees ik het nieuwste boek van Andrew McAfee en Eri Brynjolfsson, twee hoogleraren aan MIT en auteurs van ‘The Second Machine Age’ (2014), over de fundamentele principes die ten grondslag liggen aan alle innovatie en disruptie. Om werkelijk slim te worden, schrijven zij in hun nieuwste boek, moeten we open vragen durven stellen aan letterlijk iedereen. Eeuwenlang werd kennis in bibliotheken opgeslagen door vorsten, kerken, universiteiten, regeringen. Maar met de komst van het internet zijn bibliotheken onderdeel geworden van een veel groter geheel. Met hun algoritmes bieden zoekmachines snelle toegang tot alle beschikbare kennis. “As they accumulate the contributions of many people, they spontaneously generate new kinds of knowledge. This is a kind of magic that actually happens, all the time.” Centrale, gecoördineerde planning werkt niet meer. Door het internet kunnen nee moeten we verder decentraliseren.

Hoe kun je een grote massa mensen dusdanig organiseren opdat deze intelligent wordt? Die vraag zouden democratieën en planners zich moeten stellen. Hier putten de twee wetenschappers uit de kennis die is opgedaan bij de ontwikkeling van sofwaresysteem Linux. Een aantal principes stonden daarbij voorop: 1. openheid van het platform, dus iedereen heeft toegang, 2. massa-amateurisatie, dus geen diploma’s of lidmaatschap meer nodig om mee te mogen doen, 3. testen van bijdragen op kwaliteit en vervanging van oudere bijdragen door telkens nieuwe en betere bijdragen, 4. een helder einddoel dat bij iedereen bekend is, 5. zelforganisatie, dus het loslaten van rollen, taken en bevoegdheden, 6. geeky leiderschap, dat is een vreemd, beetje studieus, soms onhandig, maar wel visionair leiderschap. Dit is de les van Linux: “When things get really complex, don’t look to the experts. Instead, call in the outsiders.” Waarom? Omdat de kern van een discipline altijd stolt, de neiging heeft om staalhard te worden. Innovatie komt van buiten. Experts zien hun kennis razendsnel verouderen, en vaak hebben ze het zelf niet in de gaten. “It’s that many problems, opportunities, and projects, if not most, benefit from being exposed to different perspectives – to people and teams, in other words, with multiple dissimilar backgrounds, educations, problem-solving approaches, intellectual and technical tool kits, genders, and so on.” Hoezo een plan maken en dat ter inspraak aan de bevolking voorleggen? Heerlijk boek.

Tagged with:
 

Negatief over flats

On 6 oktober 2017, in boeken, stedenbouw, by Zef Hemel

Gelezen in ‘De betonnen droom’ (2016) van Daan Dekker:

Afbeeldingsresultaat voor daan dekker de betonnen droom

Er gaat zeker een prachtig verhaal schuil achter de Bijlmer en zijn bouwmeester, Siegfried Nassuth. Daan Dekker, auteur van ‘De betonnen droom’, groeide op in een doorzonwoning in Bunnik, maar raakte in de ban van de Amsterdamse Bijlmermeer nadat hij anderhalf had gewoond in een flat in Sao Paulo. Zo leerde hij de geschiedenis van Siegfried Nassuth kennen, de stedenbouwkundige van de Bijlmer. En zo groeide zijn achting voor de  beginselen van de Bijlmerplanning en voor de persoon die deze tegen alle verdrukking had uitgedragen. Ik heb het boek met veel plezier gelezen. Dekker schrijft prettig en is eerlijk over het feit dat hij in de hoogbouw ‘een positieve woonervaring’ heeft gehad. “Waarom dacht ik, en met mij vele Nederlanders, zo negatief over flats? Wat wist ik eigenlijk van Nederlandse hoogbouwwijken? Hoe vaak was ik er geweest’?” Critici van het plan voor de Amsterdamse Sluisbuurt op Zeeburgereiland mogen het zich aantrekken. Laat ze tenminste dit onderhoudende boek van Daan Dekker tot zich nemen.

Hoe kon het zo misgaan met de Bijlmer? Dekker beschrijft het fraai, tot in de fijnste details. Hoe de Nederlandse regering het de gemeente Amsterdam tien jaar lang onmogelijk maakte om de Bijlmer te bouwen. Hoe in 1971 de film ‘Blue Movie’ heel Nederland de flat Hoogoord voorschotelde als ‘een kooi vol seksmaniakken’, een ‘parenclub in hoogbouw’ en het stigma was geboren. Hoe die andere flat Gliphoeve eerst nog een fantastische flat was met Surinaamse feesten en hoe alles er kon, maar ook hoe chaos heerste in de flat en autoriteiten overbewoning vaststelden. Hoe de bewoners al vanaf 1973 protesteerden tegen de hoge huren en tegen de kosten van de peperdure parkeergarages. Hoe in 1974 honderd woningen in Gliphoeve werden gekraakt. Hoe in 1980 de geldkraan werd dichtgedraaid en hoe dit de situatie in de flat alleen maar verergerde. Hoe de Ghanese gemeenschap in de Bijlmer na 1983 snel groeide. Hoe in 1984 burgemeester Van Thijn begon de Zeedijk schoon te vegen, waarop steeds meer dealers op de metro stapten richting Ganzenhoef. Hoe hierdoor de Gliphoevefeestjes geïnfecteerd raakten met karrenvrachten drugs.  Hoe in 1992 een Israëlische Boeing zijn neus boorde in een Bijlmerflat. En wat dacht Nassuth, de geestelijke vader, al die tijd? “Langzaam maar zeker was Siegfried de grip op zijn magnum opus kwijtgeraakt.” Dat was al in de zomer van 1965. “Het betekende het begin van de afkalving die sluipenderwijs verliep.” De afloop kennen we.

Tagged with:
 

Stedelijke verbazing

On 7 december 2016, in politiek, ruimtelijke ordening, by Zef Hemel

Gelezen in ‘Jongens, maak het maar mooi’ (2016) van Max van den Berg:

Dramatisch keerpunt in de ambtelijke carrière van gemeentelijk topambtenaar Max van den Berg (1938-2016) is het rampjaar 1971. Dat las ik in zijn onlangs bij uitgeverij Thoth verschenen memoires. De grond in Amsterdam wordt hem dan te heet onder de voeten. Veel van zijn plannen worden in dat jaar afgeblazen door wethouder Han Lammers. Lammers zwicht voor de bewoners en actievoerders en wil voortaan behoud en herstel. Van den Berg ziet dat absoluut niet zitten. Hij wil juist een sterk verdicht centrum met veel cultuur, een nieuwe universiteitscampus en nieuwe attracties en daarvoor is sloop nodig. In een ‘bitter kroeggesprek’ vertelt Van den Berg zijn wethouder dat hij de handdoek in de ring gooit, hij heeft een adempauze nodig. De wethouder neemt het laconiek op. In de herfst vertrekt Van den Berg voor bijna twee jaar naar Den Haag, naar de toenmalige Rijksplanologische Dienst. In Amsterdam begint ondertussen de stadsvernieuwing, ambtelijke projectgroepen nemen de macht over van de centrale diensten. In zijn afwezigheid breekt de pleuris uit, want Lammers handhaaft de metroplannen in de Nieuwmarktbuurt, zeer tegen de zin van diezelfde bewoners-actievoerders. 

In Den Haag, ver weg van het Amsterdamse stadsgewoel, kijkt Van den Berg zijn ogen uit. Deftige departementen strijden er over ambtelijke beleidsnota’s. Men ontwikkelt er abstracte stadsmodellen. Vooral provincies manifesteren zich er, op jacht naar het grote geld. In Den Haag vindt men Amsterdam ‘arrogant’. Wat Van den Berg vooral opvalt: “Tot mijn stedelijke verbazing zie ik dat de landbouwkongsi van het departement van LNV, landbouworganisaties, de RABO-bank en de Universiteit van Wageningen veel sterker is dan de versnipperde stedelijke belangen.” Is het ooit anders geweest? Het Rijk heeft nooit belangstelling voor de grote steden gehad, de arrogantie die het Amsterdam verwijt is eerder een teken van Haagse afkeer van grootstedelijkheid dan van Amsterdamse hoogmoed, rijksdepartementen laten het hoofd hangen naar het sterke front van agrarisch Nederland, waartoe ook de provincies behoren. Dat heeft een verstrekkende invloed, want de staat neemt in die tijd alle dossiers over dankzij sterk groeiende rijksfinanciën. Van den Berg: “Rijk en provincies investeren zwaar in regionale infrastructuren.” Het grote geld ging, kortom, naar asfalt, ruilverkavelingen, zeehavens en deltawerken, niet naar steden. Op Amsterdam stuurde de regering de marechaussee af, om lastige relschoppers in de boeien te slaan en te detineren.

Tagged with: