Profetische gemeenschappelijkheid

On 17 oktober 2019, in boeken, participatie, by Zef Hemel

Gelezen in ‘The Game’ (2019) van Alessandro Barrico:

Afbeeldingsresultaat voor the game baricco

Vervreemding legde ik als probleem aan de basis van ‘Een nieuwe historische binnenstad’, mijn toekomstvisie voor de Amsterdamse binnenstad die vorige week het licht zag in de Beurs van Berlage. Vervreemding noemde ik het gevolg van de smart Phone, goedkoop reizen en het internet. Wantrouwen is het gevolg. Vervreemding maakt de hele binnenstad onbestuurbaar. Een groep Vlamingen uit Brussel die ik ontmoette in De Brakke Grond, wees me op het nieuwste boek van de Italiaanse schrijver Alessandro Baricco, ‘The Game’. Ze zagen duidelijke parallellen. Diens ‘De Barbaren’ (2012) vond ik destijds al indrukwekkend, met ‘De Game’ zet de Italiaan nog een stap verder. Individualisme wordt massaal. We spelen, aldus Baricco, met z’n allen een internetspel, het is “een volslagen onbekende setting,” (…) En: “We staan geregeld voor een absurde spelsituatie die we zelfs maar moeilijk scherp kunnen krijgen.” Massa-individualisme genereert miljoenen microbewegingen en ontmantelt het beroep van leider. Hele snelle hergroeperingen vinden plaats als gevolg van informatie die zich razendsnel verplaatst via het internet. Grote klonters van consensus worden vliegensvlug gevormd en weer afgebroken. Er is geen elite meer en er zijn geen groepen meer. De massa is opgehouden te bestaan. Mooi beeld gebruikt hij ergens: “Het is alsof de digitale tools uiteindelijk uiterst krachtige motoren hebben geplaatst in carrosserieën die niet solide genoeg zijn om ze te verdragen, te besturen, ze werkelijk te gebruiken.” Andere metafoor: ineens staat iedereen op het toneel, terwijl we in de zaal zouden moeten zitten. In de coulissen is het een gedrang.

Het individualisme, merkt Baricco op, is altijd een tegenhouding, “het is het bezinksel van rebellie, het heeft de pretentie dat het iets afwijkends genereert, het weigert in de kudde mee te lopen en loopt in zijn eentje tegen de keer in.” Alles wordt daarmee richtingloos, tegendraads, niet te besturen. Hij spreekt van een digitale opstand. Maar wel eentje die volgens hem voortkomt uit hoop. We zitten er middenin. Het wachten is op ‘nieuwe elegantie’. Optimisme tekent de Italiaan, die ook al in ‘De Barbaren’ het licht probeerde te zien aan het einde van de tunnel. “En hoe dan ook blijf ik ervan overtuigd dat, net zoals de twintigste-eeuwse elites buitengewone, spectaculaire en heilzame intelligenties voortbrachten, ook de elite van de Game zich vormt rondom afzonderlijke gevallen, die steeds veelvuldiger voorkomen, van een profetische, solide en zeer nuttige intelligentie.” Misschien leidt een toekomstvisie die vanuit massa-individualisme is opgetrokken uiteindelijk toch nog tot profetische gemeenschappelijkheid. Daarover gaat mijn binnenstadsvisie.

Tagged with:
 

An archive of facts

On 9 oktober 2019, in literatuur, wetenschap, by Zef Hemel

Gelezen in ‘True Tales of American Life’ (2001) van Paul Auster:

Afbeeldingsresultaat voor true tales of american life auster

Gisteren college gegeven op de Amsterdam School of Real Estate. Mijn verhaal ging over mijn methodiek om complexe, venijnige vraagstukken te ontrafelen: hoe greep te krijgen op de realiteit. Mijn college werd met cynisme en ongeloof onthaald. Morgen volgt de visie die uit die zoektocht is voortgevloeid. Dan wordt de toekomstvisie voor de Amsterdamse binnenstad in de Beurs van Berlage officieel gepresenteerd. Die visie is beslist geen luchtfietserij. Bij thuiskomst greep ik onwillekeurig in mijn boekenkast. Daar stond ‘True Tales of American Life’ van Paul Auster langzaam te vergelen. Ik was opnieuw getroffen. Diens werkwijze van ruim tien jaar geleden lijkt sterk op de mijne. Want wat had Auster gedaan? Op de nationale radio had hij een oproep gedaan aan luisteraars om korte persoonlijke verhalen in te sturen die sterk leken op fictie maar die echt waren gebeurd. Hij ontving er meer dan vierduizend. Hij las ze allemaal. Auster: “I was hoping to put together an archive of facts, a museum of American reality.” Uiteindelijk selecteerde hij er 180. Die ordende hij in tien categorieën. Dat werd een dik boek. Wie het leest raakt diep ontroerd, die gelooft niet dat dit mogelijk is. De werkelijkheid is vaak fantastischer dan fictie.

Auster: “If I had to define what these stories were, I would call them dispatches, reports from the front lines of personal experience.” De ingezonden verhalen gingen over alles. Verderop noemt hij ze ‘images’ die tegelijk helder zijn, compact en gewichtloos – klein genoeg om in je broekzak te passen. “Like the snapshots we carry around of our own families.”  Zo’n museum van de realiteit probeerde ik ook ten aanzien van de binnenstad maken. Daartoe interviewde ik meer dan tachtig mensen die door anderen voor mij waren geselecteerd. Ik kende ze vaak niet, of alleen van naam. Iedere persoon sprak anderhalf uur over zijn of haar leven. Die persoonlijke verhalen konden over alles gaan. Ze raakten allemaal aan de realiteit, aan concrete ervaringen. Al die gesprekken heb ik daarna letterlijk uitgeschreven. Dat is een compleet boek geworden. Dat boek gaat over de realiteit. En ja, die realiteit is vaak nog fantastischer dan ik had kunnen dromen. Mijn ervaring na afloop was dezelfde als die van Auster: “Even after you have read through all fifteen dozen of them, they continue to stay with you, and you find yourself remembering them in the same way that you remember a trenchant parable or a good joke.” Een scherpe parabel of een goeie grap die je niet meer vergeet. Inderdaad, dat is het.

Tagged with:
 

De toekomst zal het leren

On 2 oktober 2019, in boeken, by Zef Hemel

Gelezen in ‘IJzeren ambitie’ (2019) van Gabri van Tussenbroek:

IJzeren ambitie

Onlangs verscheen een nieuw boek over het Paleis voor Volksvlijt en de opkomst van de Nederlandse industrie van de hand van de Amsterdamse historicus Gabri van Tussenbroek. Het leest als een trein. Het prettige boek valt in twee delen uiteen: ‘toen het gebouwd werd’ en ‘toen het gebouwd was’. ‘Het’, dat is het gebouw. Simpel dus. Het Paleis opende zijn deuren in 1864 en het brandde af in 1929. Het glazen gevaarte schitterde vijfenzestig jaar onafgebroken op het Frederiksplein. Als vergankelijk monument staat het in het geheugen van de Amsterdammers gegrift. Het was een gewaagde onderneming van de Amsterdamse arts Samuel Sarphati, die in 1851 in Londen het Crystal Palace had gezien en die een soortgelijk gebouw van glas en staal in de hoofdstad van Nederland wilde realiseren. Dit wilde hij om de Nederlandse industrie te promoten en om de armoede en honger te bestrijden. Zijn premier, Thorbecke, zag het nut niet. Of misschien toch wel. Want die wilde ook naar Londen, maar is uiteindelijk niet gegaan. Koning Willem III vond het namelijk niet nodig dat hij ging. De overheid, aldus Van Tussenbroek, moest de industrie en handel niet proberen te beïnvloeden, maar aan zichzelf overlaten. De Nederlandse inzending in Londen was dan ook schraal, nee het was een regelrechte wanprestatie.

Benieuwd was ik naar de conclusie van Van Tussenbroek. Dit is wat hij schrijft: “De les die we uit de bouw van het Paleis voor Volksvlijt kunnen trekken, is dat de financiële kosten weliswaar niet opwogen tegen de baten, maar dat het gebouw op zichzelf voor Amsterdam en de Amsterdammers een waardevolle onderneming was. Het Paleis laat zien dat er andere waarden bestaan dan louter financiële.” De schrijver doelt hier op het financiële echec, want de kosten waren uit de hand gelopen en de opbrengsten bleven gering, maar ook op de morele overwinning: idealen die door anderen werden overgenomen en verder ontwikkeld, met als doel het bouwen aan een betere maatschappij. Dat laatste is zondermeer gelukt. Maar die idealen lijken ondertussen weer achter de horizon te verdwijnen, merkt Van Tussenbroek fijntjes op. Op de plaats van het Paleis, of eigenlijk daar net achter, staat nu De Nederlandsche Bank. Die heeft verbouwingsplannen. Van Tussenbroek is voorzichtig. Hij schrijft: “Of dat gebouw van De Nederlandsche Bank ooit dezelfde symboolwaarde zal krijgen als het Paleis is ongewist. Dat is afhankelijk van nieuw te vormen idealen en vooral aan de uitvoering die daaraan wordt gegeven.” De toekomst, schrijft hij, zal het leren. Wat hij daarmee bedoelt is me niet duidelijk. Verbouwing van de bank en herbouw van het paleis kunnen heel goed samen.

Tagged with:
 

Wereldreis door de geschiedenis

On 8 april 2019, in boeken, by Zef Hemel

Gelezen in ‘Beneath another sky’ (2017) van Norman Davies:

Afbeeldingsresultaat voor beneath another sky davies

De Britse historicus Norman Davies schreef een boeiende wereldgeschiedenis in de vorm van een lang reisverslag. Zijn vuistdikke boek is eigenlijk meer geografie dan geschiedenis. In ‘Beneath another sky’ neemt hij een voorbeeld aan ‘Pilgrim’s Progress’, de roman van John Bunyan, waarin het leven wordt opgevat als een reis, met als uiteindelijke doel het bezoek aan ‘de hemelse stad’. Niet dat Davies werkelijk iets met Bunyan heeft, maar het was nu eenmaal het lievelingsboek van zijn moeder, schrijft hij. In de introductie geeft de belezen Davies, die jarenlang hoogleraar aan London University was, een overzicht van alle reisboeken die hij in zijn lange leven heeft verslonden, waarna hij zich ten slotte voorneemt om zijn reis dan maar aan te vatten. Cornwall is de langtong waar de Britse geleerde begint. Daarna reist hij naar Bakoe, Teheran, Delhi, Maleisië, Singapore, Mauritius, Tasmanië, Nieuw Zeeland, Tahiti en Polynesië, Houston, Texas, New York, Madeira. Dit is geen denkbeeldige reis, hij onderneemt die ook daadwerkelijk. Hij landt op vliegvelden, bezoekt steden. En overal leest hij boeken, put hij uit een rijke geschiedenis en citeert hij uit films en literatuur. Maar ontdekt hij, net als Bunyan, ten slotte ook de ‘hemelse stad’? Na in totaal meer dan 30.000 mijl te hebben afgelegd landt Davies ten slotte op de luchthaven van Frankfurt. Waarom daar? Waarom uitgerekend in Duitsland?

Misschien niet de grootste, maar de luchthaven van Frankfurt is wel de beste verbonden luchthaven ter wereld. “Frankfurt, of course, was no more than a stopover.” Met zijn vrouw dwaalt hij door de bossen en mijmert over de wilde zwijnen die hier ooit in grote aantallen rondstruinden. Boven hem stijgen de vliegtuigen op. Eeuwenlang, bedenkt hij, bereisde de mensheid de wereldzeeën. Sinds betrekkelijk kort neemt vrijwel iedereen het vliegtuig. Zo hopte ook Davies met zijn vrouw van luchthaven naar luchthaven. Homerus mag dan nooit Frankfurt hebben aangedaan, zijn boeken zijn wel te koop op de Duitse luchthaven, noteert hij geamuseerd. Waarna hij zichzelf vergelijkt met Odysseus, de Griekse held uit de Toyaanse oorlog die tien jaar lang rondzwierf op de Middellandse Zee, om uiteindelijk terug te keren naar zijn Ithaka. Davies is ook weer bijna thuis. Heeft hij een les geleerd? In ‘Pilgrim’s Progress’ gaat het om het weggooien van het droesem en het bewaren van het goud; de Odyssee eindigt met de verzoening door Athena. Davies probeert iets vergelijkbaars te verzinnen. Hij besluit met een hoofdstuk over Europa en de imperiale erfenis van de voormalige koloniën door Groot-Brittannië, Frankrijk, Duitsland, Spanje, Portugal, Nederland. Dat wordt al snel pijnlijk: “Oh dear! This is getting interesting. I now wish I had talked less during my peregrinations on the panorama of imperialism and more on modern attitudes and the language, both ancient and modern, in which imperialism is debated.” Te laat. Tot een slotsom komt hij niet. Ondertussen heb ik wel een kostelijk boek gelezen.

Tagged with:
 

De waarde van alledaagse verhalen

On 20 maart 2019, in boeken, planningtheorie, by Zef Hemel

Gelezen in ‘Planning as Persuasive Storytelling’ (2003) van James Throgmorton:

Afbeeldingsresultaat voor james throgmorton planning

Afgelopen week moesten mijn studenten (tweedejaars bachelor Planologie op de UvA) een artikel van Jim Throgmorton lezen. Throgmorton is emeritus hoogleraar Ruimtelijke planning aan de University of Iowa, Verenigde Staten. Zijn artikel gaat over de ontvangst van een boek uit 1996, waarin hij ruimtelijke planning beschreef als ‘op een overtuigende manier toekomstverhalen vertellen’. Toen zijn boek verscheen werd hij door collega-academici amper serieus genomen. Verhaaltjes vertellen? Dat zou toch al te eenvoudig zijn. Het gaat in ons vakgebied om waarheidsvinding. En planning is in de eerste plaats een strijd om macht, niet om verhalen vertellen. En wat te denken van de enorme krachten van globalisering, maatschappelijke ongelijkheid, armoede, dat zijn toch contexten die veel belangrijker zijn dan lokale verhalen van gewone planners? Maar Throgmorton hield vol. Zeven jaar later schreef hij een artikel in ‘Planning Theory’ waarin hij zijn critici van repliek diende. Ik vind zijn boek nog steeds een van de helderste theoretische werken in mijn vakgebied en dat artikel uit 2003 is glashelder. Dat laatste moesten mijn studenten dus lezen.

Het aspect van toekomstverhalen vertellen, aldus Throgmorton, wordt binnen de discipline sterk ondergewaardeerd. In ‘Planning as Persuasive Storytelling in a Global Scale Web of Relations’ (Planning Theory 2003 Vol 2 (2): 125-151) laat hij zien dat modernistische planners liefst heroïsche verhalen vertellen: verhalen die doordrongen zijn van een diep vooruitgangsgeloof. Modernistische planners vertellen het ‘officiële verhaal’ waarin de planners helden zijn die de draken van de irrationaliteit verslaan. Die heldenepossen vind je ook in Nederland, rond de Tweede en de Vierde Nota Ruimtelijke Ordening en bij grote projecten zoals de Kop van Zuid. Daartegenover stelt Throgmorton ruimtelijke planning die wordt gevoed door alledaagse verhalen van gewone stervelingen. Van deze in buurten en wijken verankerde ‘common urban narratives’ kunnen planners veel leren, net zoals ze van gewone praktijkverhalen van collega-planners veel zouden kunnen opsteken. Dat amalgaam van talrijke kleine levensverhalen, schrijft hij, weerspiegelt eerder de complexiteit dan de heroïsche verhalen van de modernistische planners. Bovendien ontroeren ze. Ze stellen planners in staat om te spreken over angst, woede, cynisme en hoop, en al die andere politieke hartstochten die nu eenmaal horen bij het vak van ruimtelijke planning. Als planners slechts verhalen vertellen, vertellen ze dan geen leugens? Feiten, aldus Throgmorton, zijn minder belangrijk dan hun interpretaties. “To ask about meaning and persuasiveness rather than truth is to shift attention from technical accuracy to a combination of accuracy and normative evaluation.”

Tagged with:
 

Family, friendship, and community

On 5 februari 2019, in duurzaamheid, economie, by Zef Hemel

Gelezen in ‘Prosperity without Growth’ (2009) van Tim Jackson:

Afbeeldingsresultaat voor tim jackson prosperity without growth

 

In voorbereiding op de Masterstudio ‘The Post-Growth City’ aan de Universiteit van Amsterdam las ik onder andere Tim Jackson’s ‘Prosperity without Growth’. Jackson, die verbonden is aan de University of Surrey, was Economics Commissioner voor de Sustainable Development Commission (SDC) in het Verenigd Koninkrijk. De SDC adviseert de Britse regering over zaken rond duurzaamheid. Het boek schreef Jackson na de financiële crisis, toen duidelijk werd dat de Britse regering er alles aan zou doen de economie weer te laten groeien. Onze welvaart, schrijft hij, zijn wij steeds meer in termen van consumptie en economische groei gaan uitdrukken. We móeten en zúllen groeien. En dat is ons grote probleem. Want er zijn duidelijke limieten die we in acht moeten nemen, maar dat doen we niet. We zijn onverantwoordelijk bezig. We moeten veranderen, maar hoe? Technologie en innovatie zullen ons niet redden. Alle groeiprikkels moeten eruit. Jackson: “While social progress depends on the self-reinforcing cycle of novelty and anxiety, the problem can only get worse. Material throughput will inevitably grow. And the prospects for flourishing will evaporate.” Uiteindelijk zal ook onze welvaart eronder lijden. Betekent dit het einde van de kapitalisme? Zelf denkt hij van niet. Er zijn allerlei tussenvarianten denkbaar waarin waarden voorop staan van ‘family, friendship, and community’ en waarin markt en staat redelijk samenwerken. Minder groei? Jazeker, maar een groter welzijn van mensen en een herstel van het ecologisch evenwicht.

Dus wat te doen? Volgens Jackson is er een ‘stille revolutie’ gaande van mensen die afstappen van het denken in termen van meer consumptie en die niet langer status ontlenen aan het nieuwste. Zij bewegen naar alternatieve leefwijzen. Maar dat is, begrijpt hij ook, niet genoeg. Harde maatregelen zullen moeten worden getroffen. Dat kan alleen de overheid. Waarom wordt particulier vervoer bevoordeeld ten opzichte van openbaar vervoer? Waarom krijgen auto’s en brommers voorrang boven voetgangers? Waarom wordt energieopwekking gesubsidieerd en waarom is energie-afname zo slecht geregeld? Waarom is afval storten goedkoop en het recyclen van afval vaak armetierig? En waarom zijn lonen in het bedrijfsleven zoveel hoger dan de salarissen in de ambtenarij? Jackson pleit voor een economie waarin welvaart en welzijn niet langer volgens materialistische maatstaven worden gemeten en waarin veel meer aandacht is voor gelijkheid, gemeenschapszin en participatie. De enorme opgave waar we de komende decennia voor staan gaat niet lukken binnen de bestaande systemen. Vooral van dat laatste wil Jackson ons overtuigen. Geen spoor van utopisch denken in dit boek. Eerder stof voor een politiek programma.

Tagged with:
 

Sluisbuurt als collage

On 14 januari 2019, in boeken, hoogbouw, by Zef Hemel

Gelezen in NRC Handelsblad van 11 januari 2019:

Gerelateerde afbeelding

Bron: Ronnie Zijp

De Brits-Amerikaanse socioloog Richard Sennett (1943) was afgelopen week in Amsterdam om de Nederlandse vertaling van zijn recent verschenen boek ‘Building and Dwelling’ te promoten. Journalist Bernard Hulsman sprak met hem. In NRC van afgelopen zaterdag verscheen van zijn hand een interview met de grote meester over hoe ‘het grote geld de steden koloniseert’. ‘Stadsleven’, de Nederlandse titel van het Britse boek, is een pleidooi voor een open stad. “En ook een stad die kan veranderen en ruimte biedt aan onverwachte activiteiten.” Terecht stelt Sennett dat het adagium ‘function follows form’ eigenlijk leidend zou moeten zijn en niet het modernistische ‘form follows function’. Maak eerst de vorm, want die functies veranderen toch voortdurend, en zorg ervoor dat die vorm functieverandering toelaat. “Het gaat in architectuur en stedenbouw niet om eenvoud en eenduidigheid, maar juist om complexiteit en contradictie.” In zijn boek gebruikt Sennett de collage als metafoor, in het interview refereert hij aan de Amerikaanse architect Robert Venturi. Beter kon mijn zaterdag niet beginnen. Totdat ik het einde las. Hulsman is al jaren kritisch over de plannen voor Sluisbuurt in Amsterdam. Aan het slot van het interview gebruikt hij Sennett om zijn gelijk te halen.

Eerst confronteert Hulsman Sennett met de Sluisbuurt. De Amerikaan weet van niets. Waarop de journalist zegt dat het gaat om een buurt “van zo’n 25 woonnaalden van omstreeks honderd meter hoog met 5500 woningen.” Sennett: “Echt? Waarom wil Amsterdam dat?” Waarop Hulsman antwoordt dat de gemeente meent “dat dit de enige manier is om veel vloeroppervlak op een beperkt stuk grond te krijgen.” Sennett, die zijn jeugd doorbracht in de Bijlmer van Chicago (Cabrini Green), schrikt zich een hoedje. “Torens zijn saai, niet duurzaam en ze vormen geen fijne buurt waar zich een community kan vormen.” Let op, hier wordt de socioloog die bekendstaat om zijn genuanceerde kijk in de val gelokt. Zijn uitspraak is een algemene. Amsterdam zou de oude Sennett moeten uitnodigen om, nu serieus, het plan voor de Sluisbuurt te bestuderen. Heus, het wordt geen Bijlmer. De in Shanghai woonachtige stedenbouwkundige Joost van den Hoek voerde onlangs in De Architect (19 november 2018) een interessant pleidooi voor een ‘verticale VINEX’. Zelf woont hij op de 22ste verdieping van een toren in een dichtbebouwde wijk dicht bij de Franse concessie. “Ik zou pleiten voor een model waar je ook als gezin comfortabel kunt ontsnappen aan het dogma van tuin en auto.” ( https://www.dearchitect.nl/architectuur/blog/2018/11/blog-kom-maar-op-met-die-verticale-vinex-101202943) Net als hij geniet ik van de skyline van Rotterdam, en wij verheugen ons op de Sluisbuurt. Als collage.

Tagged with:
 

De gentrificatie van Parijs

On 29 augustus 2018, in boeken, politiek, sociaal, stedelijkheid, by Zef Hemel

Gelezen in ‘Sociologie de Paris’ (2014) van Michel Pinçon en Monique Pinçon-Charlot:

Afbeeldingsresultaat voor sociologie de paris pinçon charlot

Elegant boekje van het sociologenechtpaar Pinçon over de gentrificatie van Parijs. Het origineel stamt uit 2004, een herziene druk zag het licht in 2014. Ik las het afgelopen week tijdens mijn verblijf in het 19de arrondissement. Beide echtelieden zijn verbonden aan het Centre National de Recherche Scientifique (CNRS), Michel doet er onderzoek naar arbeiders, Monique naar stedelijke gentrificatieprocessen. Pinçon steunt openlijk het linkse kamp van Jean-Luc Mélenchon. Het boekje is elegant omdat het de sociale stratificatie van Parijs helder uiteenzet langs historisch-geografische lijnen. De segregatie van Parijs is al heel oud. De verburgerlijking van Parijs die in het boekje wordt beschreven is echter nieuw. Eeuwenlang was Parijs overwegend een arme en revolutionaire arbeidersstad, de rijkdom was er altijd geconcentreerd in het westelijke deel. Nu raakt de hele stad – althans binnen de contouren van de rondweg – de Périphérique – zwaar gegentrificeerd. Het centrum wordt zelfs extreem rijk, met buurten bestaande uit overwegend pieds-à-terres van chique lui uit de hele wereld. Tegelijkertijd proletariseren en verkleuren de buitenwijken buiten de ring, dus het contrast wordt steeds groter. De snelle verburgerlijking van Parijs wordt voortgestuwd door de komst van zogenoemde ‘bobo’s’: bourgeois-bohèmes, dat zijn jonge stedelingen overwegend werkzaam in de creatieve industrie. Alleen het 19e en 20ste arrondissement in het noordoosten rond het Bassin de la Villette, waar ik verbleef, blijven hardnekkig weerstand bieden.

Het echtpaar verbaast zich over het feit dat Parijs ondertussen politiek steeds linkser stemt. Parijs stemde altijd juist rechts, maar sinds 2001 ontstaan er lokaal voortdurende linkse meerderheden. Ze brengen dit in verband met het feit dat de nieuwe bourgeois-bohèmes overwegend linkse sympathieën koesteren. Ze denken dat het te maken heeft met de gelijktijdige toestroom van arme migranten, want Parijs oefent ook grote aantrekkingskracht op hen uit. Die confrontatie is voor jonge mensen moeilijk te verdragen. Jonge stedelingen die de arbeidersbuurten, de fabrieken en de oude cafés juist zo aantrekkelijk vinden en die zelfs heimwee hebben naar de Parijse revoluties van 1968 en 1871 (de Commune), lijken met een heus schuldgevoel te kampen. Misschien, schrijven de echtelieden, kopen deze zelfbenoemde erfgenamen van de linkse revoluties hun schuldgevoel af door links te stemmen. Want tegelijk zijn ze voor economisch liberalisme. Het is als: wij werken hard en willen feest vieren; laat de gemeente voor de armen zorgen. Dat is wat je in Parijs op straat ook ziet: jonge feestvierders gecombineerd met gemeentelijke reinigingsdiensten, gemeentelijke voedselbanken, gemeentelijke opvanghuizen. Het viel me vooral op in mijn 20ste arrondissement: verslaafden en vluchtelingen mengden zich met jonge stedelingen op een door de gemeente georganiseerde ‘Paris Plage’. Het beeld wijkt overigens sterk af van de rest van Frankrijk. Ook dat verschil wordt steeds groter.

Tagged with:
 

Dromen als opdracht

On 30 juli 2018, in boeken, filosofie, by Zef Hemel

Gelezen in ‘Expect Great Things’ (2017) van Kevin Dann:

Afbeeldingsresultaat voor kevin dann expect great things

Op 6 mei 1862 om 9 uur ‘s ochtends stierf in Concord, Massachusetts, Henry David Thoreau. De schrijver, 43 jaar oud nog maar, was al een tijdje ziek en hij wist dat zijn einde naderde. Menig vriend kwam hem nog even opzoeken. Die ochtend zeilde hij weg. Kevin Dann schreef een prachtige biografie over de Amerikaanse schrijver en filosoof, auteur van onder andere ‘Walden. Life in the Woods’ (1854). In ‘Expect Great Things’ (2017), verschenen tweehonderd jaar na zijn geboorte, gaat het vooral over Thoreau als mysticus. De wereld, het hele leven, was in de ogen van de schrijver iets wonderbaarlijks, iets dat tot in elk detail was vervuld van raadsels en mysterie. De werkelijkheid, in de eerste plaats de natuur, was vervuld van geesten. Elk seizoen was in de ogen van Thoreau bijzonder, bomen, stenen, schelpen, sterren, ze waren alle goddelijk en ook elk mens was een goddelijk wezen. Poëzie drukte daarom de werkelijkheid beter uit dan proza, vond de schrijver. Woorden zijn als zeldzame planten. Die moet je koesteren. Sympathie was een woord dat hij dikwijls gebruikte. Het was de kunst om betekenis aan je eigen leven te geven. Als iemand zich kon verwonderen over gebeurtenissen en details, dan was het Thoreau. Achter alles lag de mogelijkheid van een nieuw, rijker leven. Thoreau was niet alleen een mysticus, maar ook een optimist.

De wijze waarop de jonge transcedentalist, die goed bevriend was met Ralph Waldo Emerson, zijn korte leven leidde grensde aan pure extase. Het verhaal van Prometheus die het vuur stal van de goden om zo onafhankelijk te worden, boezemde hem al op jonge leeftijd grote belangstelling in. Volgens Dann was Thoreau vooral geïnteresseerd in het vuur opgevat als kennis en beschaving. Hij las veel. Niet minder dan zelf god worden was zijn doel. “The goal in all the mystery traditions was the freeing of the life body from the imprisonment of the physical body, to facilitate clairvoyance of the spiritual world.” Thoreau leefde spiritueel, alsof elke dag nieuw en vol betekenis was. Een ‘thrilled and expectant mood’ die hij cultiveerde bood hem de mogelijkheid om intens te leven. Sociaal leven was niet aan hem besteed. Hij koos bewust voor individualisme en ging liefst uit wandelen, alleen, dan trok hij zich terug in de natuur. Het getuigde van moed, aldus Dann, om je twee jaar op te sluiten in een hut in het bos en uitsluitend de menselijke verbeelding zijn werk te laten doen. Dan ga je pas de werkelijkheid zien. “There is just as much beauty visible to us in the landscape as we are prepared to appreciate, not a grain more.” Dagdromen en verbeeldingskracht helpen mensen om te zien en te ontdekken. Dromen is daarom belangrijker dan observeren. “Our truest life is when we are in dreams awake.” Alles is er al, je moet het alleen leren zien en kennen. Droom daarom het allermooiste en je zult het vinden. “In the long run, we find what we expect. We shall be fortunate then if we expect great things.” Dromen als opdracht. Om na te leven.

Tagged with:
 

A World City

On 12 maart 2018, in boeken, by Zef Hemel

Gelezen in ‘Solar’ (2010) van Ian McEwan:

Afbeeldingsresultaat voor solar mcewan

Genoten van ‘Solar’ van de Britse schrijver Ian McEwan. In de roman raakt de Britse Nobelprijswinnaar Michael Beard betrokken bij een ambitieus project om de wereld te redden. Het gaat om nieuwe technologie waarmee energie zal worden opgewekt uit zonlicht en water. Fossiele brandstoffen worden overbodig. De regering Blair investeert miljoenen in een Brits studiecentrum naar duurzame energie. Beard wordt het vlaggenschip van de politieke operatie. Maar hij maakt een puinhoop van zijn leven. En er gebeuren vreselijke dingen die ik de lezer van deze blog zal besparen. Het begin van deel twee van het boek is ronduit schitterend. Beard zit in een vliegtuig en cirkelt boven Londen. Hij is op weg terug naar huis. Onder zich ziet hij zijn hele leven terug in een stadslandschap dat Newton en Dickens zou hebben verpletterd. “As unplanned as a giant termite nest, as a rain forest, and a thing of beauty, gathering itself to great human intensity at the centre, along the rediscovered river between Westminster and Tower Bridge, dense with confident, playful architecture, new toys.” De metropool deed hem denken aan al die andere grote steden op aarde. “The pressure of numbers, the abundance of inventions, the blind forces of desires and needs looked unstoppable and were generating a heat that had become, by clever shifts, his subject, his profession. The hot breath of civilisation.”

Het wordt twee bladzijden verderop nog ironischer. De gedachten van Beard gaan uit naar de toekomst en hoe groot en mateloos groot Londen dan zal zijn. “One day this brash and ancient kingdom might yield to the force of multiple cravings, to the dreamy temptations of a giant metropolis, a Mexico-City, Sao Paulo and Los Angeles combined, to effloresce from London to the Medway to Southampton to Oxford, back to London, a modern form of quandrillateral, burying all previous hedges and trees. Who knew, perhaps it would be a triumph of racial harmony and brilliant buildings, a world city, the most admired world city in the world.” Hoe, vraagt Beard zich tijdens het landen af, zal de mensheid zichzelf ooit gaan inhouden? “We appeared, at this height, like a spreading lichen, a ravaging bloom of algae, a mould enveloping a soft fruit – we were such a wild success.” Nee, met de wereld komt het niet goed, dat is wel duidelijk. McEwan laat zijn held flink spartelen. En Londen en het Verenigd Koninkrijk zullen uiteindelijk op de klippen lopen in de woestijn van de Verenigde Staten. Kon McEwan bevroeden dat zijn land zes jaar later in een referendum zou stemmen voor Brexit?

Tagged with: