Wat is de creatieve footprint van Amsterdam?

On 4 februari 2018, in cultuur, by Zef Hemel

Gelezen in Het Parool van 15 december 2017:

Afbeeldingsresultaat voor nachtburgemeester amsterdam 2018

Waarom is het nachtleven voor Amsterdam zo belangrijk? Sinds 2012 is Mirik Milan nachtburgemeester van de hoofdstad. Op maandagavond 5 februari 2018 geeft hij de eerste van zes nieuwe Amsterdamlezing in CREA op Roeterseiland Campus; dezelfde maand nog neemt hij afscheid. Twee interviews met hem las ik voorafgaand aan zijn lezing, een in Het Parool en in Folia. Bovendien sprak ik hem ongeveer een maand geleden ter voorbereiding op zijn optreden. Het nachtleven, aldus Milan, is belangrijk omdat het laagdrempelig is en omdat het om jonge mensen gaat. In de nacht wordt volop  geëxperimenteerd. Bij nachtleven gaat het niet alleen om feestjes, er ontstaan netwerken tussen mensen en er wordt creatieve kennis gedeeld. Vanaf 2010 is er 48 miljoen euro uitgegeven aan het broedplaatsenbeleid door de gemeente. Maar na de financiële crisis vond er een ware explosie in de huurprijzen plaats. Het nachtleven ligt zwaar onder vuur. “Er gaan 50.000 woningen bijkomen de komende jaren. De druk op de vrije culturele ruimte gaat alleen maar toenemen.” Milan spreekt van een ‘creatieve footprint’; hij wil een culturele impact assessment. Daarmee wil hij laten zien dat het stedelijke weefsel in hoge mate wordt bepaald door clubs, festivals en nachtleven, meer nog dan door Nationale Opera en Ballet. De stad, vindt hij, ziet dat niet of onvoldoende. Voor die creatieve footprint wil hij aandacht, zeker nu de gemeenteraadsverkiezingen naderen.

De helft van de Amsterdamse jongeren, aldus Milan, heeft een migrantenachtergrond. Als je 16, 17 jaar bent, ga je de stad ontdekken, dat doet iedereen. Het is hèt moment waarop al die milieus samenkomen op één plek in de stad. Maar wat gebeurt er? De ene helft van de jongeren ontdekt zijn favoriete club, maar de andere helft blijkt er niet terecht te kunnen. Vrijwel alle nachtleven in Amsterdam is nog wit, op een paar uitzonderingen na (house, urban, Appelsap). Als je gekleurd bent, kom je gewoon niet binnen. Een portier wijst je af, je gaat niet meer, voor jou zijn er geen alternatieven. Het werkt segregatie in de hand. Veiligheidsbeleid verergert nog deze scheiding. Milan vindt dit ernstig. We realiseren ons onvoldoende dat het voor witte Nederlanders gemakkelijker is om ergens binnen te komen. Hij pleit voor projecten in de stad die segregatie tegengaan. Steeds weer noemt hij Berlijn als voorbeeld. Die Duitse metropool heeft nog ruimte, want is gekrompen van 7 naar 4 miljoen. Voor die vier miljoen inwoners is er een zeer professionele infrastructuur gebouwd rond uitgaan, feesten en het nachtleven. De ‘Clubcommission Berlin’ telt 7 fte en nog eens vele vrijwilligers. Terwijl ik hem spreek wordt hij gebeld en komen er berichtjes binnen. Een homo is weer in elkaar geslagen. Hij leest en belt en schat snel in wat dit voor de stad betekent. Maandagavond vertelt hij meer. Hier kunt u zich aanmelden: http://www.uva.nl/nieuws-agenda/nieuws/amsterdamlezingen/amsterdamlezingen-uva.html

Tagged with:
 

The creative gap

On 3 juni 2015, in economie, by Zef Hemel

Read in The Atlantic of 28 May 2015:

In 2003, at the opening of Westergasfabriek, Richard Florida visited Amsterdam for the first time. That was only one year after his ‘The Rise of the Creative Class’ (2002) first was published. I remember. All Dutch cities wanted to become creative after that great performance. More than six years long each of them tried to surpass the others in its ambition to become a creative hub. Now, twelve years later, Richard Florida writes an article in The Atlantic in which he presents new data on the creativity of American cities. In ‘One Reason It’s So Hard to become a Creative Superstar City’ he reveiles that only 19 out of 364 U.S. metros have fully formed sustainable creative economies. That is no more than 5 percent. His sobering conclusion is based on new research of Shade Shutters, Rachata Muneepeerakul and Jose Lobo of Arizona State University. They took a detailed look at the growth and development of the creative economy between 2005 and 2013, so before and after the recession. Florida: “This small group not only outperformed the rest across several key economic measures, but the creative gap between them and the rest grew over the eight years studied.”

The researchers found that the small group of creative metros follow a general trajectory towards a creative economy that requires them to increasingly specialize in every economic domain. “In other words, the places with the most creative economies also have the highest overall diversity of occupations and specialities – by a wide margin.” That means, you cannot build a creative economy, at least it will be “quite daunting”. A diversity of occupations and specialities – also in the non-creative sectors – is needed. Its talent pool must be deep with all the skills, creative and otherwise, required for economic growth. Boston stands out, then follow Washington and San Francisco. Florida concludes that it is extremely difficult for the other cities to break into the small club of creative leaders. So what about the Netherlands? All those cities wishing themselves to be ‘creative’. All those creative ‘hotspots’, museums, factories, breeding places. Also without research one could expect that from the more than fifty Dutch cities – all rather small – only one or two might be called creative. The rest is not and will not easily be. The gap will become even bigger.

Tagged with:
 

Amsterdamlezing #2

On 16 januari 2015, in planningtheorie, technologie, wetenschap, by Zef Hemel

Gelezen op http://www.uva.nl/nieuws-agenda/nieuws/amsterdamlezingen/amsterdamlezingen.html

Pieter Hooimeijer en Zef Hemel zullen de tweede Amsterdamlezing van 2015 voor hun rekening nemen. Op 9 februari spreken zij over de intelligentie en innovatiekracht van steden in het algemeen en Amsterdam in het bijzonder. Hooimeijer, die sociale geografie en demografie aan de Universiteit Utrecht doceert, zal de avond modereren; Hemel zal vanuit de planologische invalshoek de inleiding verzorgen. Met de lezing willen wij het beeld van Amsterdam als kennisstad aanvullen met kennis uit de geografie en de planologie. Hooimeijer zal dat mede doen als lid van de Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur (RLI) die in april 2014 een belangwekkend rapport aan de Nederlandse regering publiceerde over de toekomst van de stad. Was is die toekomst van steden eigenlijk en hoe belangrijk is wetenschappelijke kennis daarin precies? Vermoedelijk zal Hooimeijer de plaats en betekenis van universiteiten in die toekomst, en zelfs de rol van steden daarin, relativeren. Ikzelf denk dat deze rol juist bepalend is.

Waarom bepalend? De oorsprong van het denken over geavanceerde stedelijke kennisproductie moet gezocht worden langs de boorden van de Grote Oceaan: Japan, Taiwan, Singapore, bovenal Silicon Valley. Ver van Nederland dus. Geografische studies naar het succes van de Bay Area vonden hun oorsprong in Los Angeles, waar wetenschappers het raadselachtige succes van Silicon Valley probeerden te verklaren. ‘Technopoles’, later ‘Cybercities’, ‘Informational Cities’, nog weer later ‘Smart Cities’ werden dit soort hoogtechnologische steden genoemd. Stanford University leek de sleutel. Begin 2000 werden aan die ene T van Technologie nog twee T’s toegevoegd, te weten Talent en Tolerantie. ‘Creatieve steden’ boordevol jong, hoogopgeleid talent werden nu uitgeroepen tot de winnaars in de eenentwintigste eeuw. Belangrijker dan het begrip waren de bestanddelen: Science Parks, ‘Valleys’, clusters, campussen, ‘startup ecosystems’, de begrippen duidden op nabijheid, de grote betekenis van de regionale schaal en van mondiale stedelijke netwerken. En het belang van praktische lokale kennis – metis. Met als gevolg een relativering van de natie-staat. Een overzicht van dit vertoog krijgt u op 9 februari 2015. Locatie: CREA, Roeterseiland.