Voorbeeldige stedelijke verdichting

On 22 mei 2018, in stedenbouw, by Zef Hemel

Gezien in Parijs op vrijdag 18 mei 2018:

Afbeeldingsresultaat voor plan clichy batignolles metro

Toch jammer dat Amsterdam zijn bid voor de Olympische Spelen van 2028 niet heeft doorgezet, nee zelfs ruimtelijk nooit heeft ingevuld. Het bleef bij vage opties (op de Zuidas respectievelijk Coen- en Vlothaven) en ook nog in een vervelende strijd verwikkeld met Rotterdam en de rest van de Randstad. Totdat de regering Rutte de stekker uit de kandidatuur trok, om financiële redenen. Ook Parijs verloor van Londen voor de Spelen van 2012, maar de Franse hoofdstad beschikte tenminste wel over een plan voor een Olympisch dorp in Clichy-Batignolles en heeft, ondanks het verlies van destijds, dit plan uitgevoerd. In 2007 kwam het eerste deel gereed. In 2014 volgde het tweede deel. Nog een jaar en dan zal het hele plan voltooid zijn: circa 3.500 woningen in een zeer hoge dichtheid, een nieuwe rechtbank naar een ontwerp van Renzo Piano, kantoren als op de Amsterdamse Zuidas (maar dan veel beter) en een aantrekkelijk nieuw park van 10 hectare in het midden. Afgelopen week ging ik met een gezelschap van het Forum voor Stedelijke Vernieuwing kijken. Aanleiding: 35 jaar stedelijke vernieuwing in Nederland. We werden rondgeleid door Stéphane Kirkland van Arcadis. Indrukwekkende woningbouw. Maar dat niet alleen. Het dichtbebouwde gebied wordt met verlengde metrolijnen (lijn 14) aangesloten op het bestaande netwerk, de buitenwijken en de vliegvelden en wel op zodanige wijze dat het voelt alsof je straks in de binnenstad van Parijs woont. Porte de Clichy is om de hoek. Wat een uitzonderlijke prestatie! Hier wordt een belangrijke stap gezet van stedelijke vernieuwing naar stedelijke verdichting.

Clichy-Batignolles ligt op voormalige rangeerterreinen van de Franse spoorwegen in het 17e arrondissement in het uiterste noordwesten van de Parijse binnenstad. Bij zijn aantreden in 2001 als burgemeester namens de Groenen had Bertrand Delanoë zijn oog al laten vallen op het rangeerterrein in de periferie. Het voornemen om het terrein te bebouwen dateert dus al van voor het Olympische plan. Het moest een groene en ecologische woonwijk worden in zeer hoge dichtheid, met sociale woningbouw en veel nieuwe werkgelegenheid. Vervolgens nam de regering-Hollande dit idee over als onderdeel van het Olympische bid. De nieuwe burgemeester, Anne Hidalgo van de Parti Socialiste, kan binnenkort het ecologische park openen. Vrijwel alle linkse idealen werden hier gerealiseerd. Ondertussen gaan de vrijesectorwoningen in het gebied van de hand voor prijzen die de miljoen euro gemakkelijk overtreffen. Kwaliteit betaalt zich altijd terug. Geen van de appartementen in dit gebied is overigens groter dan 100 vierkante meter. Zoals gezegd, in Nederlandse steden hoef je op zo’n uitzonderlijke prestatie niet te rekenen. Niet alleen ontbreekt het bij ons aan zo’n gezamenlijke ambitie, ook missen onze steden de kritische massa die nodig is om zo’n dicht en veelzijdig programma te realiseren. Clichy-Batignolles is zelfs geraffineerder dan wat ik in Londen heb gezien. Nederland raakt steeds verder achterop als het gaat om het toevoegen van duurzame programma’s in hoge dichtheid in een grootstedelijke context. Wij zijn al tevreden met stedelijke vernieuwing.

Tagged with:
 

Voorbeeldig gotisch

On 27 april 2018, in geschiedenis, stedelijkheid, stedenbouw, by Zef Hemel

Gezien in Praag op 18 april 2018:

Afbeeldingsresultaat voor map townplan prague charles

Amper twee uur hadden we de tijd. Gehaast liepen we door het zonovergoten centrum van de Nieuwe Stad van Karel IV in Praag. Yvette Vasourkova, druk pratend en gebarend, liet me eerst de middeleeuwse kaarten zien op haar smartphone en leidde me vervolgens in sneltreinvaart rond. Karel IV, geboren in 1316 en tot hoofd van het Heilige Romeinse Rijk gekroond in 1346 in het Duitse Bonn, had van Praag het machtscentrum van middeleeuws Europa gemaakt. Na Rome en Constantinopel was het Tsjechische Praag nu de belangrijkste stad in de christelijke wereld. Dat is nog steeds goed in de stadsplattegrond terug te zien. Op 8 mei 1348 besloot Karel tot de belangrijkste stadsuitbreiding uit de middeleeuwse periode: de aanleg van de Nieuwe Stad van Praag. Aanleiding was de overbevolking van de bestaande stad, de extreme drukte en overlast die de vorst in feite dwongen tot een verdubbeling van het stedelijke oppervlak. Karel besloot er iets bijzonders van de maken. Het ging om een enorm areaal omzoomd door een vestingmuur over een lengte van liefst 3,5 kilometer, met 24 torens en vier poorten, drie grote pleinen en vijf kerken, alle op regelmatige afstand van elkaar geplaatst, samen de plattegrond van een kruis vormend: de Nieuwe Stad opgevat als het Nieuwe Jeruzalem. Vasourkova duidde het plan consequent aan als ‘gothisch’.

De indrukwekkende stadsuitbreiding van Praag kreeg zijn definitieve beslag met de overkomst van de kroonjuwelen in 1350. Vanaf dat jaar werden de sieraden elke zondag na Goede Vrijdag aan het gelovige volk getoond op een van de drie markten, het huidige Karlovo plein. Alle overlastgevende bedrijven in de oude nederzetting werden naar de nieuwe stadsuitbreiding overgeheveld. Er was daar ruimte genoeg. Het bijzondere is dat Praag eeuwenlang mateloos van de ruime middeleeuwse stadsuitbreiding heeft geprofiteerd. Wat Vasourkova me vooral wilde laten zien dateerde zelfs van het eind van de negentiende en begin van de twintigste eeuw: reusachtige stedelijke bouwblokken langs het Wenceslasplein waar ontwikkelaars met labyrintische passages winkels, bioscopen, zwembaden, kantoren en woningen ingenieus met elkaar hadden verknoopt, een FSI (floor area ratio) van niet minder dan 6 bereikend. Dankzij de passages met hun ontsluitingen op de begane grond was een flexibiliteit in het gebruik gecreëerd die de functionaliteit van deze honderd jaar oude complexen tot op de dag van vandaag garandeert. Moeiteloos hadden de blokken twee wereldoorlogen en een communistisch regime overleefd; zelfs het eigendom was in die honderd jaar in de meeste gevallen onveranderd gebleven. Stedelijkheid, zorgvuldigheid en duurzaamheid waren hier harmonieus samengegaan. En dat in een middeleeuwse plattegrond. Ik was diep onder de indruk. Hadden we maar bestuurders als Karel IV.

Tagged with:
 

Wonen in de binnenstad

On 11 oktober 2017, in gezondheid, stedenbouw, by Zef Hemel

Gelezen in The Guardian van 6 oktober 2017:

Afbeeldingsresultaat voor inner city london

Uitgerekend op de dag van mijn lezing voor het Platform Binnenstadmanagement in café De Kroon op het Rembrandtplein in Amsterdam verscheen er in The Guardian een lezenswaardig artikel over de zegeningen van het binnenstedelijk wonen. Slechts drie procent van de Nederlanders woont momenteel in een binnenstad, maar hun aantal stijgt snel. Wat dat voor de steden gaat betekenen, daarover ging mijn bijdrage. De studiedag waar ik sprak stond in het teken van het wonen. Ik liet zien hoe in Nederlandse binnensteden het winkelpubliek het laat afweten en hoe daarmee het winkelapparaat langzaam verdwijnt, hoe horeca gedeeltelijk haar plaats inneemt, maar vooral hoe het wonen aan een stille opmars bezig is. Wonen is een kapitaalkrachtige functie die zich slecht met niet-woonfuncties verhoudt, tenminste als de bewoners niet gewend zijn aan grootstedelijkheid, maar voormalige hoogopgeleide en goedverdienende bewoners zijn van groeikernen, villadorpen of buitenwijken. Die laatste kunnen de chaos van de grote stad namelijk slecht verdragen. Straks zijn de meeste Nederlandse binnensteden veranderd in woonwijken. Dat was ongeveer mijn boodschap.

Wat schreef The Guardian? In ‘Inner-city living makes for healthier, happier peope’ staat te lezen dat bewoners van binnensteden, anders dan mensen veelal denken, gelukkiger zijn, gemakkelijker socialiseren en ook een betere gezondheid genieten dan bewoners van dorpen of buitenwijken. “Downtown residents – packed together in tight row houses or apartment blocks – are more active and socially engaged than people who live in the sprawl of suburbia.” Geciteerd wordt uit een recente studie van de University of Oxford en de University of Hong Kong waarin tweeëntwintig Britse steden met elkaar werden vergeleken. Ruim 400.000 inwoners, waaronder die in Londen, maakten deel uit van het onderzoek. Hun gezondheid bleek gemiddeld beter en hun sociale omgeving gevarieerder wanneer zij in een stedelijke dichtheid van meer dan 32 woningen per hectare leefden. Mensen die in de binnenstad wonen, wandelen meer, aldus de onderzoekers. En wandelen is gezonder, socialer, opwekkender dan autorijden of zelfs fietsen. Ze stellen vast dat alle regelgeving en planningsinstrumenten hogere dichtheden tegenwerken vanuit het idee dat buiten wonen in een lage dichtheid voor mensen gezonder zou zijn. Ook Londen blijft een van de minst dichtbevolkte steden ter wereld. De planologen hebben het nog altijd niet begrepen.

Tagged with:
 

Gehoord op 9 juni 2011 in Felix Meritis te Amsterdam:

Paul Cheshire, hoogleraar economische geografie aan de London School of Economics, sprak afgelopen week in Amsterdam tijdens de kennisdag ruimtelijke sector van de gemeente. Kern van zijn boeiende betoog: de agglomeratievoordelen van grote steden zijn evident groot, maar worden systematisch geringschat door beleidsmakers. Veel beleid is namelijk juist gericht op beheersing van de stedelijke groei, niet op bevordering ervan. Planners hebben een belangrijke rol in de samenleving te spelen. Echter, ze moeten door hun interventies de zekerheid van succes helpen vergroten, niet verkleinen. In dat opzicht was de Nederlandse planning tot nu toe wel beter dan de Britse, aldus Cheshire, die stelde dat Britse planners vaak iets proberen te bewerkstelligen dat met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zal mislukken. Als voorbeeld noemde hij de Olympische Spelen in Londen. Daar wordt door de overheid voor miljarden ponden in Oost-Londen geïnvesteerd, terwijl iedereen weet dat Oost-Londen al sinds mensenheugenis de arme kant is van de stad. Zo is er 260 miljoen pond geïnvesteerd in het treinstation Stratford International, maar tot op heden is daar nog geen trein gestopt. Niemand wil er in- of uitstappen. Ook in het maken van gemengde wijken gelooft Cheshire niet. Onderzoek wijst uit dat mensen liever niet in gemengde wijken willen wonen. Bovendien helpt het niet in de bestrijding van de armoede. Arme mensen moet je eerder helpen met onderwijs. Polycentriciteit ten slotte vond hij geen zinnig planologisch streven. Sommige steden worden groot, andere willen niet groeien. Stop met het eerlijk verdelen onder het mom van evenwichtige groei.

Opvallend scherp was Cheshire’s analyse als het gaat om plannersdromen rond het opvoeren van de stedelijke dichtheid. Daartoe vergeleek hij Londen met Parijs. Beide steden zijn vergelijkbaar qua grootte. Londen worstelt echter al zestig jaar met een ‘Green Belt’’, terwijl Parijs gewoon aan de randen kan blijven groeien. Ogenschijnlijk bevordert de Green Belt de dichtheid door vergroting van de stedelijke druk. Echter, wat blijkt? Parijs groeit gestaag en blijft compact, terwijl Londen over de Green Belt heenspringt en een monsterachtige omvang ontwikkelt. Steden als Oxford en Cambrigde, op een afstand van zeker tachtig kilometer, ontpoppen zich nu als  luxueuze buitenwijken van de Britse hoofdstad. De huizenprijzen in Londen zijn ondertussen skyhigh. Als het moet stemmen mensen kennelijk met hun voeten. Zeker, verhoging van de stedelijke dichtheid is goed. Maar probeer deze niet door middel van kunstmatige schaarste af te dwingen. Profiteer, aldus Cheshire, liever van de agglomeratievoordelen. Laat succesvolle steden groeien en hinder ze niet.

Tagged with:
 

Wat is duurzaam?

On 17 juni 2010, in duurzaamheid, by Zef Hemel

Gelezen in ‘’The Great Reset’ (2010) van Richard Florida:

Terug naar Richard Florida. In het hoofdstuk ‘’Big, Fat and Green’ schetst hij precies dat wat Amsterdam sinds ‘’Red de Noordpool’ (2006) al roept en wat tijdens het Internationale Stedenbouw Congres ‘’Cities Can Save The World’’ in de Westergasfabriek (2009) aan een breed publiek aanschouwelijk en tastbaar werd gemaakt: metropolen zijn duurzaam, veel duurzamer dan kleine steden. Metropolen mogen dan betonjungles lijken, ze zijn eigenlijk heel erg groen. New York, stelt Florida, is veruit de duurzaamste stad van de Verenigde Staten. Dat komt door de dichtheid van de bebouwing, het relatief geringe gebruik van de auto, het intensieve gebruik van de infrastructuur, het geringere verbruik van water per persoon, de kleinere hoeveelheden afval. “"The key to New York’s greenness is simple: density, the same thing that promotes innovation and speed.” Congestie is juist een kwaliteit. Daardoor neigen mensen eerder naar het gebruik van openbaar vervoer, wat veel duurzamer is. Ed Glaeser zou hebben berekend dat wanneer een gezin drie tot tien kilometer verhuist naar buiten het centrum van de stad, het honderd liter benzine per jaar meer gebruikt. CO2-emissies van grote steden groeien weliswaar, maar die groei is relatief geringer dan de groei van het inwonertal. “Like biological organisms, the energy metabolism of metropolitan areas slows down as they increase in size: larger regions burn less energy per capita than smaller regions do.”

Het is dus buitengewoon duurzaam om hele grote steden, liefst in hoge dichtheid, te bouwen. Groeikernen en buitenwijken, aldus Florida, moeten daartoe met de kernstad worden verbonden via frequent en hoogwaardig openbaar vervoer, vervolgens dienen deze suburbane gebieden te worden verdicht. “Not everyone wants to live in a city center, and the suburbs are not about to disappear. But at the same time, we cannot facilitate economic recovery by continuing our outward expansion, gobbling up more and more land to build more housing developments.” Zou de volgende Minister van Ruimtelijke Ordening en Milieu zo’n boodschap afgeven, in plaats van Nederland alleen maar mooier te willen maken, dan was er in dit land veel gewonnen.

Tagged with: