Gelezen op Citylab van 21 april 2017:
Weinigen zal het zijn ontgaan dat de Amerikaanse stedenonderzoeker Richard Florida met een nieuw boek op de markt is verschenen. In ‘The New Urban Crisis’ laat hij ons weten dat de huidige situatie in de Amerikaanse steden ernstig is en dat zijn hoopvol gestemde voorspellingen uit 2002, toen hij zijn ‘The Rise of the Creative Class’ publiceerde, niet zijn uitgekomen. Integendeel. Er is sprake van niet minder dan een crisis. De rijken hebben bezit genomen van de steden en wie in de buitenwijken woont blijkt flink verarmd. Veel sceptici wrijven zich nu in hun handen. Die hype van destijds hebben ze nooit vertrouwd. Florida was in hun ogen een verderfelijke neoliberaal die sprookjes vertelde over grote succesvolle ‘creatieve steden’. Dus las ik met meer dan gewone belangstelling een gesprek op Citylab, opgetekend door Richard Florida zelf, waarin deze van gedachten wisselt met de Amerikaanse econoom Edward Glaeser over de toestand in de Amerikaanse steden. Is er werkelijk sprake van een crisis? Hebben Florida en anderen zich vergist? In ‘Two Takes on the Fate of Future Cities’ staat de groeiende ongelijkheid tussen Amerikanen in en buiten de grote steden centraal. Eerst spreekt Florida, daarna Glaeser. De schaduw van de figuur van Donald Trump hangt dreigend boven hun gesprek.
Glaeser, auteur van ‘Triumph of the City’ (2011), weigert om met Florida boete te doen. Hij geeft toe dat er sprake is van een crisis, maar het betreft volgens hem geen stedelijke crisis, eerder een politieke en economische. Wel is hij geschrokken van de woede van de Amerikaanse middenklasse. De werkloosheid onder mannen tussen 25 en 54 jaar is dan ook groot. In Kentucky bijvoorbeeld zijn drie op de tien mannen werkloos. En het wordt niet beter. Toch denkt hij dat juist steden voor dit ernstige probleem een oplossing kunnen bieden. Meer investeren in het platteland of in kleinere steden helpt niet, dat is weggegooid geld. Vervolgens wijst hij op de grote verschillen tussen steden, tussen een Scranton en een New York. Willen we meer welvaart, dan zullen we New York als voorbeeld moeten nemen, niet Scranton. Wel baren de snel stijgende grond- en vastgoedprijzen in de eerste hem zorgen. Zijn conclusie blijft onverminderd dat de dichtheid er fors moet worden verhoogd. Van goedkope woningen bouwen met veel subsidie in hele dure steden is hij geen voorstander. Eerder denkt hij aan belastingvoordelen. Verder moet ongelijkheid bestreden met beter onderwijs, niet met beton en stenen. Terwijl Florida een slag van 180 graden maakt, blijft Glaeser gewoon vasthouden aan zijn uitgangspunten. Lees ‘Triumph of the City’. Daar word je nog steeds wijzer van.
Gehoord in het Paleis op de Dam op 3 juni 2014:
De lezing van de Amerikaanse econoom Ed Glaeser in het Paleis op de Dam, afgelopen week, bood de genodigden precies waarvoor ze gekomen waren: een flitsende, razendsnelle en meeslepende voordracht over ‘Triumph of the City’, nu vergezeld van diagrammen die in het vuisdikke boek helaas ontbreken. De snelheid waarmee de statistieken de revue passeerden was echter niet bij te benen – wat Glaeser deed was echt Harvard-style. Velen haakten dan ook af. Maar de kern bleef overeind, die was gewoon briljant en kraakhelder: stedelijke dichtheid is bepalend voor kennis, duurzaamheid, voorspoed, innovatie. Hoe dichter de pakking en hoe meer congestie, hoe beter. Zelfs het aandeel zelfmoorden daalt als de stedelijke dichtheid toeneemt. Die dichtheid kan, kortom, niet hoog genoeg zijn. Jane Jacobs moest het in zijn lezing ontgelden, ze had althans dit aspect niet goed begrepen. Daarna moest hij weg, naar Londen.
Na het diner sprak Juan Clos, de voorzitter van UN-Habitat. Zijn lezing bood opnieuw een mondiaal perspectief, Clos was beter te volgen omdat hij rustiger sprak. Maar zijn kernboodschap week niet af van die van Glaeser. Dichtheid is belangrijk; 3% van het aardoppervlak is nu stedelijk; 12% is vruchtbaar; een verdubbeling van het stedelijk gebied zou neerkomen op 6%: dat zou betekenen dat wij onszelf niet meer kunnen voeden. Eerder, tijdens het diner, had ik met Clos aan tafel gezeten. Wat hij daar had opgemerkt, verwoordde hij helaas niet meer plenair. De gemiddelde stedelijke dichtheid in de wereld, zei hij toen, is weer dalende. Dat is alarmerend nieuws. Hem gevraagd naar de reden voor deze recente daling, sprak hij over het zwembad als nieuw stedelijk fenomeen. Overal op de wereld (en vooral langs de evenaar) willen mensen tegenwoordig een zwembad in hun tuin of tenminste binnen de ‘gated community’ waar ze wonen. Door de snelle opmars van het zwembad daalt de gemiddelde stedelijke dichtheid mondiaal. Het zwembad zelf is al niet duurzaam, maar de ruimtelijke impact ervan blijkt catastrofaal. En hierdoor worden we dus ook minder innovatief, minder duurzaam, minder welvarend. Het gegeven stemde Clos weinig optimistisch. Ik vrees dat hij gelijk heeft.
Gelezen in ‘Triumph of the City’ (2011) van Edward Glaeser:
Afgelopen week gesproken bij de alumni van de Master City Developer in de Openbare Bibliotheek Amsterdam. Mijn lezing ging over Edward Glaeser’s ‘Triumph of the City’. Dit paste in de serie ‘Great Books’ van MCD. Zo’n veertig professionals namen aan de discussie deel. In het eerste deel sprak ik over het boek zelf, over de auteur en het nest waar hij uit komt: zijn vader Ludwig, de Duitse architect die later curator architectuur werd van het MOMA, New York. Kern van zijn boek is het pleidooi voor een ‘level playing field’ in de USA, waardoor de woestijnstad Houston niet meer zo onstuimig zou groeien, maar het veel gunstiger gelegen New York en San Francisco. Immers, Houston is betaalbaar, maar zowel het wonen aan de Oostkust als de Westkust van de Verenigde Staten is voor de meeste mensen te duur. Vind je het gek? Een kwart van Silicon Valley is beschermd natuurgebied; hetzelfde geldt voor de Oostkust. Die succesvolle urbane gebieden hebben zichzelf op slot gezet, waardoor de middenklasse een goed heenkomen heeft gezocht in het betaalbare Texas en Arizona. Washington heeft dit nog kracht bijgezet door alle federale beleid pro-suburb te laten zijn: de infrastructuurprogramma’s, het woonbeleid, het belastingstelsel, enzovoort. Kortom, Amerikaans beleid is anti-stedelijk. Daardoor groeien steden in streken waar de fysieke omstandigheden eigenlijk het slechtste zijn. Dat is niet duurzaam.
In het tweede deel werd aan de deelnemers gevraagd om het gedachtegoed van Ed Glaeser toe te passen op de eigen praktijk, op de Nederlandse situatie dus. Dat viel niet mee. Nederland is immers onvergelijkbaar veel kleiner dan de Verenigde Staten en Glaeser is een econoom die de complexe situatie wel erg versimpelt. Dat de ecologische voetafdruk van Nederland nauwelijks onderdoet voor die van de Verenigde Staten leek groot nieuws. En dat ook de Nederlandse regering nog altijd spreiding subsidieert via het infrastructuurfonds, het MIRT, het woonbeleid, het reiskostenforfait, de ov-jaarkaart, het wilde er bij de meesten niet in. Nederland een artificieel, overgereguleerd, gesubsidieerd land? Excuses genoeg om de genadeloze boodschap niet onder ogen te zien. Maar wat te denken van het VINEX-programma?, vroeg voorzitter Willem van Winden de aanwezigen. Iemand antwoordde: “VINEX is het Houston van Nederland.” waarop Van Winden wilde weten wat er met Nederland zou zijn gebeurd als er sprake was geweest van een ‘level playing field. Antwoord: de Zuidas zou sneller zijn gegroeid, de Wilhelminapier nooit gebouwd.
Gelezen in ‘’Triumph of the City’ (2011) van Ed Glaeser:
Boston beschikt niet alleen over een enorme concentratie culturele instellingen in Fenway, de concentratie ziekenhuizen, even boven Roxbury, is al even indrukwekkend. Zelden zag ik zoveel ziekenhuizen op zo’n klein oppervlak bij elkaar. Het is kenmerkend voor de stad; welbeschouwd bestaat ze uit talrijke gespecialiseerde campussen. Die rond de ziekenhuizen stamt uit de zeventiende eeuw, toen de medici van Harvard Medical School autopsieën pleegden in het kapelletje in Harvard Yard. Ed Glaeser schrijft in ‘Triumph of the City’ niet zonder plezier dat hij in dat kapelletje tegenwoordig les geeft. De Harvard-econoom gebruikt de geneeskunde als voorbeeld van de heruitvinding van Boston in de twintigste eeuw, toen de stad zich noodgedwongen moest oriënteren op haar vele onderwijsinstellingen nadat de industrie de stad had verlaten. De biomedische economie in Boston is een regelrechte spin off van deze succesvolle stedelijke politiek. Boston Scientific, ooit begonnen in Watertown, was een kweekvijver voor nieuwe bedrijfjes als Biogen en Genzyme. Novartis kwam naar Boston om talent aan trekken en vestigde zich in de voormalige snoepfabriek in Cambrigde (Necco Wafers), dicht bij MIT. Boston produceert niet alleen extreem veel medisch talent, de stad haalt zijn zieken ook van ver, geneest ze en zendt ze weer naar huis. Boston, aldus Glaeser, exporteert gezondheid op wereldschaal.
Een stedelijke structuur van campussen heeft niet alleen maar voordelen. Er zijn ook nadelen. Een nadeel is bijvoorbeeld dat er van een stedelijk centrum feitelijk geen sprake meer is. Het centrum van Boston lijkt te ontbreken. Het historische centrum heet nu financieel district – een gebied waar buiten kantoortijden eigenlijk niemand meer komt. De toeristenbussen, op zoek naar de begraafplaats van John Winthrop, rijden er door bijna lege straten. Als er van een centrum nog sprake is, dan lijkt die te liggen ten westen van Boston Common. Eigenlijk geldt dat voor elke campus: slechts op bepaalde tijden is het er levendig en druk, daarbuiten is het er uitgestorven. Om het stedelijk leven te ervaren moet je goed weten waar je op dat moment moet zijn en zit je voortdurend in de auto, op weg naar de plek waar het gebeurt. Het studentenleven speelt zich geheel af op de campussen, waardoor de rest van de stad feitelijk niets van dit opwindende uitgaansleven merkt en er ook allerminst van profiteert. Het lijkt een econoom als Ed Glaeser allemaal niet te deren. Hij geeft er les, maar woont elders, vermoedelijk net als zijn collega’s ver buiten de stad. Dat is het grootste, wèl erkende probleem van Boston, namelijk dat het verkeer op alle autowegen in en rond de stad in de spitsuren vast staat. Boston produceert extreem veel verkeer.
Gelezen in ‘When a Billion Chinese Jump’ (2010) van Jonathan Watts:
De Britse Guardian-correspondent Jonathan Watts schreef een verontrustend boek over de ecologische ramp die zich in China op dit moment voltrekt. Ik heb er de afgelopen tijd al het nodige over geblogd. “China is a 3.000-year-old civilisation in the body of an industrial teenager; a mega-rich, dirt-poor, overpoplulated, under-resourced, ethnically diverse mass of humanity that is going through several stages of development simultaneously; a coal-addicted powerhouse attempting to pioneer new energy technologies, and a communist-led, capitalist-funded economic giant travelling at unprecedented speed.” Beter kan ik het, na een bezoek van amper veertien dagen aan het land, niet beschrijven. Hoe loopt dit af? Weet Watts een uitweg, een oplossing? In Peking gelooft hij niet. Ook niet in een bottom-up beweging. De werkelijke macht in China berust bij de lokale partijbonzen – deze ‘Mini Mao’s’, de middenklasse van investeerders en ondernemers in de steden, zij moeten het doen. Vaak, merkt Watts op, leidt dit in het Westen tot het pleidooi voor democratie, maar dat lost het probleem niet op: “the threat of wealthy individuals and megacities that are gobbling up resources and producing waste at a rate that is as destructive and unsustainable as almost anyone and anywhere overseas.” Vandaar de ondertitel van zijn boek: “How China Will Save Mankind – Or Destroy it.”
Bijna wanhopig geworden sla ik Ed Glaeser’s ‘Triumph of the City’ (2011) op. Op het eind komt deze Harvard-econoom te spreken over de Chinese steden. “Their decisions about land use will have a huge impact on energy consumption and carbon emissions.” De sleutel heeft de stedenbouw in handen. “If they live at high densities and use public transit, then the whole world will benefit. If they sprawl, then we will all suffer from high energy costs and higher carbon emissions.” De effectiefste manier is volgens Glaeser het heffen van belasting op CO2-uitstoot. “By not taxing energy use properly, we are implicitly subsidizing energy-intensive suburban lifestyles and pushing people out of cities.” Uitgerekend op China vestigt hij zijn hoop. “Chinese leaders seem to understand that high densities will enable their once poor country to become rich. They seem to get the fact that tall towers enhance productivity and reduce environmental costs. If China embraces height rather that sprawl, the world’s carbon emissions will be lower, the planet will be safer from global warming, and China will be less dependent on the oil-producing nations of the Middle East.” Met andere woorden, China doet het goed en probeert het tij te keren. Het Westen faalt. Niet alleen de Verenigde Staten blijven doodgemoedereerd doorsuburbaniseren, ook Europa blijft weigeren grote compacte steden te bouwen. Deze week verhoogde de Nederlandse regering nota bene de maximumsnelheid op de autosnelwegen naar 100 respectievelijk 130 kilometer. Een actie regelrecht gericht tegen de steden. Nee, een actie tegen de planeet.
Gelezen in Triumph of the City (2011) van Ed Glaeser:
Een economie, aldus de Amerikaanse econoom Ed Glaeser, kan alleen groeien wanneer steden werkelijk open zijn en talent uit de hele wereld kunnen aantrekken. Dat is al sinds het oude Athene de regel. “An open city can’t exist in a closed nation.” Glaeser noemt het voorbeeld van Buenos Aires, de stad die opbloeide toen Argentinië nog een open samenleving was, maar die in het slop raakte nadat het Zuidamerikaanse land de grenzen had gesloten. Van Buenos Aires resteren nog slechts de fraaie oude gebouwen die aan deze bloeiperiode herinneren. Ook de groei van de Amerikaanse economie kan worden afgelezen aan de migratiepolitiek van het federale land. Toen in de jaren ‘30 van de twintigste eeuw Amerika haar grenzen sloot voor immigranten, stopte de groei van haar grootste steden abrupt en haperde de nationale economie. Voor Europa geldt feitelijk hetzelfde. Daar mondde een xenofobe nationale politiek uit in de Tweede Wereldoorlog. “The world devolved from an urban ideal of commerce and intellectual exchange to a battlefield where dictators glorified a feudal, agricultural past.”
De kern van mijn lezing in het Van Eesterenmuseum, enkele weken geleden, over de ontmanteling van Amsterdam was precies deze: waarom schrok men in Europa begin twintigste eeuw zo terug voor de nieuwe ronde van verstedelijking en waarom vormden zich in de toenmalige grootste Europese steden – Parijs, Berlijn, Londen, Wenen – onder kunstenaars en intellectuelen zoveel utopieën over nieuwe industriële steden die beheerst zouden groeien in een idyllisch platteland? Denk aan Tony Garnier, Le Corbusier, Ebenezer Howard en Bruno Taut. En waarom was de daarop volgende Wereldoorlog – de Tweede – , anders dan de Eerste, een rechtstreekse aanval op de Europese grote stad met al zijn moderniteit en metropolitane hectiek? Bommen werden geworpen op Rotterdam, Londen, Berlijn, Keulen, Frankfurt, Dresden, Nagasaki, Hiroshima; niet alleen dictators, maar ook de geallieerden probeerden, lijkt het wel, met alle geweld een einde te maken aan de onbeheersbare metropool. Zo gezien waren de naoorlogse New Towns-politiek en de actieve emigratiepolitiek (Australië, Nieuw Zeeland, Canada) niet anders dan een vredige poging om de grote stad alsnog te ontmantelen. In Nederland werd het Groene Hart idyllische kwaliteiten toegedicht en Amsterdam mocht niet meer groeien. Wat deze politiek met de Europese (en Nederlandse) economie deed, laat zich raden.
Gelezen in ‘Triumph of the City’ (2011) van Ed Glaeser:
Welke politiek bevordert economische groei? De Amerikaanse econoom Ed Glaeser, verbonden aan Harvard University, is duidelijk: regering, voer een politiek die stedelijke groei mogelijk maakt. Glaeser pleit voor een level playing field voor steden. Arme steden helpen werkt niet, stelt hij. Rijke steden bevoordelen hoeft niet. Echter, de meeste landen hinderen vooral stedelijke groei. Daar moeten die landen mee stoppen. “Cities can compete on a level playing field, but over the past sixty years America’s policies have slanted the field steeply against them.” Woningbouw, onderwijs, sociaal beleid, verkeer en vervoer, milieu, inkomstenbelasting, in alle opzichten hindert het centrale overheidsbeleid de groei van steden. Het meeste overheidsbeleid bevordert daarentegen suburbanisatie en bevoordeelt perifere regio’s. “Yet precisely because cities play such a critical role in the economy and society, we must eliminate the artificial barriers that hold them back. The world would be more productive and more just if our policies were more spatially neutral.”
In Nederland is het niet anders. Nog altijd is er geen ministerie in Den Haag dat zich inspant voor de steden. Zelfs het nationale ruimtelijke beleid is niet in staat een level playing field voor steden te creëren. In Amerika had men zijn hoop gevestigd op de nieuwe president. Tevergeefs. “President Obama is the first urban president since Teddy Roosevelt, but the infrastructure component of the 2009 stimulus bill was as stacked against urban America as most of America’s previous infrastructure spending.” Glaeser berekent in ‘’Triumph of the City’ dat de tien minst dicht bevolkte staten van de Verenigde Staten, vergeleken met de tien dichtst bevolkte staten, dubbel zoveel krijgen uitgekeerd. “Over half of American income is earned in twenty-two metropolitan areas. If the federal government apportioned money based on tax revenues, big cities would be getting a lot more federal money.” Verderop is hij nog explicieter: “Taxing cities to build up rural America is a foolish policy that hurts our urban engines of prosperity.” Ondanks de fiscale bevoordeling loopt het Amerikaanse platteland leeg en groeien de steden. Logisch, want de economie moet groeien. Het is allemaal weggegooid geld.
Gelezen op Housing Predictor van 16 mei 2011:
Een redacteur van S&RO weersprak mijn analyse in een column die binnenkort in het blad verschijnt, namelijk dat steden in de Amerikaanse Sunbelt sinds de crisis weer krimpen. Mijn analyse klopte volgens hem alleen als het ging om Las Vegas, Nevada. Deze week vond ik het zoveelste bewijs dat mijn analyse wel degelijk klopt (eerder baseerde ik me op twitterberichten van Paul Krugman, Richard Florida en anderen). Op Housing Predictor trof ik onder de kop ‘Sunbelt Cities are losing population’ het volgende. “It’s the first time in decades that many of the country’s finest Sunbelt states, including Florida, Nevada and Arizona, have experienced a drop in residents.” Senioren verlaten Florida in forse aantallen vanwege beleggingsverliezen, faillissementen en dalende pensioeninkomsten, bouwvakkers en mensen die werkzaam zijn in de toeristenindustrie verhuizen vanwege ontslagen als gevolg van omzetdaling. Phoenix en Tucson, Arizona, kenden tot voor kort nog de hoogste vastgoedprijzen van Amerika, maar die zijn tijdens de crisis gekelderd: hypotheken blijken niet overeen te stemmen met de werkelijke waarde van de huizen. Die waarde is namelijk historisch laag. Mensen nemen hun verliezen en verlaten de stad. Scholen, aldus Housing Predictor, tellen daar nu beduidend minder leerlingen, waardoor sommige zelfs hun deuren moeten sluiten. Vanuit Californië valt zelfs een migratiestroom waar te nemen terug richting de Oostkust, naar de oude havensteden.
Ook de econoom Ed Glaeser viel het op. Hij toonde zich verrast. In ‘’Triumph of the City’ (2011) verklaart hij nog de opvallende groei van de steden in de Sunbelt uit lagere prijzen voor vastgoed aldaar. De steden in het noordoosten van Amerika, schreef hij, waren eenvoudig te duur. “Sunbelt sprawl would attract millions even without benighted local housing policies, but it doesn’t help that older cities are foolishly turning people away.” De overheid moet niet meegaan in deze trend en deze weinig duurzame leefwijze stimuleren. Ze moet, aldus de liberaal Glaeser, mensen in staat stellen zelf hun woonplaats te kiezen. “Eliminating pro-sprawl policies won’t bring back every declining city, and it won’t kill the suburbs, but it will create a healthier urban system whereby walking cities can compete more effectively against the car.” Dat is nu niet het geval. De economische crisis corrigeert de veel te grote prijsverschillen en reduceert de kunstmatige belastingvoordelen van het energieverspillende buitenwonen in het zuiden van Amerika. De Sunbeltsteden, ze krimpen. Er bestaat toch nog gerechtigheid.
Gelezen op Smart Planet van 12 april 2011:
Vandaag, 15 april, spreekt de grote econoom Ed Glaeser uit Chicago op een congres van de Regional Plan Association in New York, om precies te zijn in het Waldorf Astoria Hotel. Het gaat over ‘Innovation & the Global City’. Ik had er graag bij willen zijn. Voorafgaand aan zijn optreden verscheen in de New York Times een artikel van zijn hand met de volgende boodschap. In de negentiende eeuw was infrastructuur de dominante agenda in de economische ontwikkeling van de Verenigde Staten. Nu zijn dat de steden. In plaats van ruimtelijke spreiding, gaat het nu om ruimtelijke concentratie. Glaeser introduceert in het artikel een heerlijke paradox: "Declining transportation and communication costs seem to have made urban density more valuable." Over de hele lange termijn ziet hij één stabiele trend: mensen trekken samen in (steeds grotere) steden. Vooral slimme mensen trekken samen in steden. Steden met geschoolde mensen groeien. Inkomens zijn hoger in steden met veel slimme mensen. En iedereen die graag veel geld wil verdienen, trekt naar deze slimme steden toe.
Nog iets opmerkelijks. De laatste decennia, aldus Glaeser, zijn juist de oude havensteden van de Verenigde Staten (maar nu zonder haven) weer zeer in trek. Uitgerekend de dichtstbevolkte gebieden van Amerika raken op dit moment nòg dichter bevolkt. Ook in Europa zie je dit nieuwe patroon: Londen, Hamburg en Amsterdam zijn de grote groeiers. "The growth of skilled cities reflects growth in productivity, rather than growth in amenities. (Interestingly, the West is the only U.S. region where skills are associated with increases in the quality of life.)" Vooral dat laatste staat haaks op het mantra dat ook in Nederland veel wordt gehoord: zorg nu maar dat je voorzieningen hebt en dat je ergens prettig kan wonen, dan komt het met de lokale economie ook wel goed. Glaeser tart alle beleidsmakers. Borrelpraat is aan hem niet besteed. Het Haagse beleid moet, als je hem volgt, helemaal op de helling, tenminste als je de economie wilt bevorderen.
reacties