Gelezen in De nieuwe keizer (2019) van Ties Dams:
Was het toeval? Afgelopen week verzorgde burgemeester Halsema de Kohnstammlezing in Amsterdam. Ze sprak over kennis en vaardigheden die nodig zijn voor goed burgerschap. Het onderwijs speelt daarin een belangrijke rol. De afgeladen zaal herinnerde ze aan Joop den Uyl en diens streven naar ‘spreiding van kennis, macht en inkomen’. De zondag erna sprak ikzelf in Emmen, Drenthe, dat is mijn geboorteplaats, de plek waar ik opgroeide. In de mij zo vertrouwde plaatselijke bibliotheek zocht ik naar historische argumenten waarom de naoorlogse industriekern Emmen maar geen stad wil worden en het ook niet zou moeten nastreven. Ik liet zien hoe in de jaren zestig de regering een omvattend ruimtelijk-economisch programma ontvouwde om het Nederlandse platteland definitief op te stoten in de vaart der volkeren. Tientallen groeikernen in het noorden, zuiden en oosten zouden industrie uit het westen toebedeeld krijgen, de landerijen zouden worden herverkaveld, hun hoofdkernen met autosnelwegen ontsloten, de nieuwe IJsselmeerpolders als modelplatteland ontworpen, de grote steden afgebroken, hun bevolking gedwongen ‘over te lopen naar groeikernen’ en hun industriekader en ambtenarij eerlijk verdeeld over de provincies. Die enorme staatsoperatie bereikte niet toevallig zijn euforisch hoogtepunt tijdens Den Uyl’s regeerperiode. Kennis, macht en inkomen zouden uitvloeien over het hele land. In economisch opzicht leidde ze tot een lange crisis. Maar Emmen en, o ironie, ook ikzelf zijn van die spreidingsoperatie de resultante.
Het toeval wilde dat ik die zondag in de trein op weg naar Emmen ‘De nieuwe keizer’ las, het boek van Ties Dams over Xi Jinping. Dams beschrijft hoe de jeugd van de latere Chinese leider samenvalt met de Culturele Revolutie van Mao Zedong. Net als vele anderen belandt de jonge Xi in de gevangenis. Maar op 22 december 1968 wordt hij daar ontslagen. Mao beveelt studenten en scholieren de steden te verlaten “om op het platteland over het leven van de boerenbevolking te leren.” Hij wil de verweekte stadsjeugd hardhandig laten kennismaken met het China van de rijstvelden. “We hebben twee handen, dus laten we niet blijven luieren in de stad!” Binnen enkele maanden zijn de grote steden leeggestroomd; 17 miljoen jongeren worden tussen 1968 en 1979 naar het platteland gestuurd. Xi vertrekt naar het noorden en wordt ondergebracht in een grot; hij slaat er waterputten. Ik moest denken aan mijn lezing van die middag en ook aan het kabinet Den Uyl, dat van 1973 tot 1978 regeerde. Spreiding van kennis, macht en inkomen maakte dat bestuurders uit het hele land naar Emmen trokken om het woonerf te zien. Emmen beleefde zijn ‘finest hour’. In diezelfde tijd namen krakers bezit van de ontruimde woningen in Amsterdam. Niemand gaf een stuiver om de hoofdstad. Hoe anders is het nu. Was het Mao’s culturele revolutie die naar Nederland overwaaide?
Gelezen in NRC Handelsblad van 20 januari 2016:
Onlangs overleed op 91-jarige leeftijd de Nederlandse stedenbouwkundige Niek de Boer. De Boer was een talent, een fenomeen. Zijn doorbraak beleefde hij al jonge leeftijd met zijn vroege werk in Emmen, Drenthe, waar hij in 1955 direct na zijn afstuderen de taak kreeg om de nieuwe industriestad op de Hondsrug te ontwerpen. Hij begon er in de buitendorpen met hele kleine fraaie uitbreidingsplannetjes. Daarna ontwierp hij, samen met André de Jong, de stad. Na tien jaar verliet hij het Noorden om te gaan werken als directeur bij de provinciaal planologische dienst van Zuid-Holland. Kort daarop werd hij hoogleraar stedenbouwkundig ontwerpen aan de Technische Universiteit Delft. Daar zou hij tot aan zijn pensioen blijven. In Emmen ontwierp hij eerst de woonbuurt aan de Valtherzandweg in Emmermeer, daarna de woonwijk Angelslo en ten slotte, in eerste aanleg, Emmerhout. Het woonerf maakte hem op slag beroemd, maar fundamenteler was zijn ontwerp van de stad als geheel. De Emmer Es wilde hij sparen, de Emmer Dennen gedeeltelijk bebouwen, het nieuwe winkelcentrum De Weijert moest autovrij, tussen centrum en woonwijken dacht hij zich alle openbare voorzieningen als scholen, sportcomplexen en zwembad, maar niet het theater. De Muzeval wilde hij juist in het historische centrum. En de Hondsrugweg had wat hem betreft veel westelijker gemoeten. In alles heeft hij achteraf gelijk gekregen. Als hij in Emmen was gebleven, dan waren al de fouten misschien niet gemaakt.
Niek de Boer zocht ik eind jaren zeventig op in Den Haag. Aan het werkblad vertelde hij me hoe hij in Emmen eigenhandig de lantaarnpalen weer uit de grond had getrokken toen hij merkte dat ze verkeerd waren geplaatst. Jeugdig elan. Ik smulde ervan. Hij nam me mee op een wandeling door de buurt en liet me woningen van Duiker zien. Hij bewonderde Kopenhagen. Midden jaren tachtig zocht ik hem weer op, maar toen woonde hij al aan de Keizersgracht in Amsterdam in een pand dicht bij de Westertoren. We hadden het over zijn ontwerp voor het nooit gebouwde dorp Larsen in Flevoland (1963). De Boer was een gepassioneerde ontwerper. Naast zijn uitspraken over Emmen en wat daar was misgegaan, staat me vooral zijn latere boek ‘De Randstad bestaat niet’ (1996) nog voor de geest. Met de strekking was ik het hartgrondig eens. De Randstad is een geloofsartikel. Vooral de opmerking dat Amsterdam wakker moet worden en eindelijk zijn verantwoordelijkheid moet nemen herinner ik me nog goed. Als Amsterdam het niet doet, gebeurt het niet. Dan blijven we met die zogenaamde netwerkstad in het westen zitten die maar geen stad wil worden. We zullen Niek de Boer node missen.
reacties