Gelezen in ‘City of Comings and Goings’ (2019) van Crimson:
Na de enorme onrust over de stroom bootvluchtelingen uit Afrika en het Midden-Oosten, uitmondend in de door Nederland gepromote overeenkomst van de EU met Turkije over opvang in de eigen regio in 2016, besloot het Rotterdamse bureau Crimson een boek te publiceren over hoe West-Europese steden anno nu omgaan met vreemdelingen. Dit jaar – vier jaar na het begin van de Europese crisis – verscheen hun ‘City of Comings and Goings’ bij NAi010 in Rotterdam. In het boek beschrijven de auteurs hoe viif steden omgaan met hun migrantengemeenschappen: Londen, Berlijn, Prato (Italië), Aarhus (Denemarken), Wenen en Amsterdam. In elke stad zochten zij een correspondent die steeds een bij die stad passende invalshoek koos. Let wel, het ging hen niet alleen om vluchtelingen. Ook expats, gastarbeiders, asielzoekers en buitenlandse studenten rekenden zij tot de vreemdelingen die onze Europese steden bevolken. Het boek wordt afgesloten met een catalogus van projecten die de omgang met vreemdelingen in de onderzochte steden typeren. Hoe gaat het tot dusver? Welke positie wordt nieuwkomers in elk van deze steden gegund? Hun onderzoek was vorig jaar, in 2018, al eens onderdeel van de Biënnale van Venetië, toen Crimson exposeerde in de centrale tentoonstelling van de curatoren Farell en McNamara, gewijd aan ‘Freespace’. Nu is er dus het boek.
Wat opvalt na jarenlang onderzoek in de vijf steden is de strikte scheiding die autoriteiten telkens aanbrengen tussen nieuwkomers en ‘normale inwoners’. Deze scheiding noemt Crimson het directe resultaat van de ‘perverse controlemechanismen’ die de betrokken landen en steden telkens weer doorvoeren, naast de bestaande divergerende invloeden van (gebrek aan) geld, sociale tradities en culturele praktijken. Vooral in Nederland is segregatie dominant, ondanks alle politieke retoriek over integratie van nieuwkomers in de Hollandse samenleving. Het resultaat noemt Crimson een gesegregeerde stad, aangemaakt door een bureaucratie waarbinnen institutionele en commerciële macht effectief maar ongeïnteresseerd worden gekanaliseerd. Ronduit schrijnend vinden zij het waar deze segregatie wordt omgeven met een retoriek van gemeenschapszin, harmonieus samenleven en noodzakelijke integratie. Vooral de lange traditie van planning en stedelijke management achten zij een handicap in het weerbaar maken van onze steden. Liever minder planning en regulering dan meer. Want aan de influx van vreemdelingen, schatten zij, zal geen einde komen. Integendeel, er zullen alleen maar meer migranten op onze rijke steden afkomen. Lezen dat boek!
Gelezen in LSE Brexit van 8 september 2017:
Bron: Reuters/Independent
Vandaag, zondag, is het zover. Premier Theresa May bezegelt in Brussel het lot van de EU: uittreding van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie wordt een feit. Alleen het Britse parlement kan nog dwarsliggen. De voordelen werden door de premier nog eens opgesomd: einde aan het vrije verkeer van personen, een eigen visserijbeleid, het Europese Hof van Justitie heeft straks niets meer te zeggen. May sprak over Groot-Brittannië als een “onafhankelijke kuststaat.” Vis, migranten, rechtspraak, het zal de Britten mogelijk aanspreken. Veel belangrijker echter lijkt mij de positie van Londen. Ik lees er weinig over. Sterker, volgens mij ging die hele Brexit over het in positie brengen van mondiale troefkaart Londen, die ene stad waar het lot van Groot-Brittannië steeds meer van afhangt. Londen is een ongekende ‘Global City’, waar het financiële hart van de wereld klopt. Geen stad in Europa kan daaraan tippen. Vorig jaar verscheen daarover een interessante blog op de website van de London School of Economic, LSE. In ‘Brexit is a win-win opportunity for the City of London’ schreef Barnabas Reynolds, partner van Shearman & Sterling, over de nadelen van de EU en de grote voordelen van uittreding voor het financiële verkeer in ‘The Square Mile’ van hartje Londen. Voor de goede orde, Shearman & Sterling is een wereldwijd opererend advocatenkantoor met het hoofdkantoor gevestigd in New York.
Een soepel financieel verkeer tussen banken, accountancy, advocatenkantoren en andere hoogwaardige zakelijke financiële dienstverlening, aldus Reynolds, luistert nauw. Londen heeft een toppositie veroverd. Zo rond 2004 nam ze die positie over van New York. New York en Londen vormen samen de financiële as. Volgens Reynolds heeft de ingewikkelde regelgeving van de EU hierop een sterk remmende uitwerking. Om Londens financiële koppositie veilig te stellen is een eenvoudiger en vriendelijker marktmodel nodig, zoals pragmatisme in regelgeving, rechtszekerheid, voorspelbaarheid en een eerlijk systeem om met inbreuken om te gaan. De meeste lidstaten van de EU begrijpen dit niet omdat ze de positie van Londen niet begrijpen; zelf hebben ze vaak geen financiële markten. In het verleden heeft de EU Londen zeker voordelen geboden. Die voordelen lagen vooral op het juridische vlak. Maar in de loop van de tijd is haar regelgeving te restrictief geworden. Het aandeel van de EU in het totale financiële verkeer in de City is trouwens slechts 13 tot 20 procent. “It makes little sense for the remaining business in the City to be subject to EU-style regulation for the sake of this small portion.” Bovendien heeft de tijdzone van Europa een geloofwaardig financieel centrum nodig. Frankfurt is dat niet. Daarom schat Reynolds in dat bedrijven Londen niet zullen verlaten. Integendeel, na Brexit zal Londen zich openen naar de wereld en nog veel meer mondiaal kapitaal aantrekken. “Global businesses would continue using London for the certainty of its law, the availability of a range of complex, specialist services and the ready availability of capital.” Brexit is een bewijs dat steden belangrijker worden dan staten. Sommige steden althans.
Gelezen in de ‘Tweede Nota over de ruimtelijke ordening in Nederland (1966):
Bron: Idealista
Krijgt Nederland een bevolkingspolitiek? Er komt in ieder geval een onderzoek. Aanleiding? Overvolle treinen, nu al. En het spook van de segregatie waart rond. Met een Paul Scheffer die waarschuwt voor rechts populisme dat de grenzen helemaal wil sluiten. Dan liever een net restrictief beleid. In 2060 zou Nederland wel eens 18,4 miljoen inwoners kunnen tellen. Nou en? Ik sla de Tweede Nota over de ruimtelijke ordening in Nederland uit 1966 nog maar eens op. Destijds telde Nederland 12,5 miljoen zielen. De plannenmakers voorspelden een verdubbeling van de bevolking in vijftig jaar. In 2000 zou Nederland liefst 21 miljoen inwoners tellen, misschien iets minder. “Met twintig miljoen inwoners zal ons land omstreeks 2000 een gemiddelde dichtheid hebben van 600 inwoners per km2. Dit cijfer is als gemiddelde hoog; bovendien zullen vrij grote delen van ons land een dichtheid bezitten die het drie- à viervoudige van deze waarde bedraagt.” Een dergelijke dichtheid, zo luidde het, zal ons land voor grote moeilijkheden plaatsen. “In de komende periode zal hierbij ook de buitenlandse migratie in toenemende mate de aandacht vragen als element van de bevolkingsaanwas.” Een verdubbeling van de bevolking – het was een nationale nota ruimtelijke ordening waardig. Het werd het evangelie van de ruimtelijke spreiding, oorzaak van alle recente ellende.
Uit de regeringsnota sprak ook realiteitszin. Wat nieuw was, was de gekozen internationale invalshoek. Het besef dat Nederland steeds meer onderdeel werd van een grote Europese ruimte was sterk aanwezig. Op vrijwel alle kaarten in de nota ontbraken de landsgrenzen, Nederland werd afgebeeld in de context van België en het zuiden van Groot-Brittannië. Zowel Londen, Brussel als Parijs werden in ruimtelijke voorstelling van de toekomst van Nederland betrokken. “Het ruimtelijke perspectief dat uit de vorige paragrafen naar voren komt is dat van een toenemende verdichting en verstedelijking. In het gebied rond de Noordzee is een krachtige groei gaande; de vier grote centra – Ruhrgebied, Randstad, Londen, Belgisch-Noordfranse agglomeraties – ontwikkelen zich alle snel en groeien naar elkaar toe.” Er ontstond een Europese versie van wat de Frans-Amerikaanse geograaf Jean Gottman in 1961 aanduidde als ‘megalopolis’. De ‘gunstige verkeersgeografische ligging van ons land’, luidde het, zou bij vrijer verkeer ook immigratie uit minder welvarende delen van de wereld betekenen. We zijn inmiddels vijftig jaar verder. Nederland telt ruim 17 miljoen inwoners, veel minder dan destijds voorzien. Delen van Nederland krimpen, Amsterdam kookt over. De groei gaat door en valt niet te stoppen. Lieve Nederlandse regering in Den Haag, u kunt de grenzen helemaal niet sluiten. Vergeet dat onderzoek. Amsterdam, beleg een top met Londen, Brussel en Parijs. We moeten nu verdichten. Hoogste tijd voor een plan voor de Europese megalopolis.
Gezien in Praag op 16 en 17 april 2018:
Bron: European Cities Marketing
Het toerisme in Praag voelde als een plaag. Pas half april was het, maar de zon stak al fel in mijn gezicht. ’s Middags om drie uur op een doordeweekse dag was er op de Karelsbrug geen doorkomen meer aan. Ik was in de Tsjechische hoofdstad op uitnodiging van de Nederlandse ambassade om te spreken over nieuwe vormen van stedelijke planning. Praag legt de laatste hand aan een nieuw masterplan, vandaar. Aan het plan is liefst tien jaar gewerkt. Nu is het woord aan de bevolking. Voorafgaand aan de lezing in het nieuwe architectuurcentrum CAMP stak ik de rivier over. De lange middeleeuwse brug leek op een gruwelijke kermis. Praag wordt keihard getroffen door het wereldtoerisme. In 2016 kwamen er ruim 7 miljoen toeristen naar de Tsjechische hoofdstad, waarvan 6 miljoen buitenlanders, de meesten uit Duitsland. Een groei van 7 procent. Nieuw is toerisme uit China, Japan en Zuid-Korea. Afgelopen jaar groeide het aantal toeristen verder, tot liefst 15,8 miljoen, maar dat aantal gold heel Tsjechië. Daarvan kwamen 10 miljoen uit het buitenland. Voor Praag zelf betekende het een groei van 11 procent. De regering probeert de toeristen te verleiden om ook andere steden in Tsjechië te bezoeken, maar dat is allerminst eenvoudig. Volgens de minister is het probleem van het massatoerisme in Praag nog lang niet zo erg als in Barcelona of Venetië. Echter met zijn 16,7 miljoen overnachtingen in 2016 overtrof ze steden als Wenen en Amsterdam. Praag staat in de top vijf van toeristensteden in Europa.
Sinds drie jaar zijn er rechtstreekse vluchten tussen China en de Tsjechische hoofdstad. Dat verklaart de onstuimige groei van toeristen uit China, in 2017 met liefst 25 procent. Op een lokale tram zag ik Quatar Airways groot adverteren. Ook het Midden-Oosten wordt een serieuze speler. Los van zulke nieuwe herkomstgebieden wordt de groei veroorzaakt doordat mensen steeds langer vakantie nemen. Bestonden stedentrips tot voor kort uit gemiddeld twee overnachtingen, tegenwoordig zijn dat er vier. Maar de belangrijkste boosdoener is het internet. Ook Praag worstelt met Airbnb en Booking.com. Sinds 2007 zijn reisbureaus vervangen door do-it-yourself arrangementen, al zag ik nog steeds opvallend veel grote groepen door de straten sjokken. Praag probeert de toeristenstroom te spreiden, maar dat lukt niet erg. De voormalige communistische stad is een sterspeler geworden, de revenuen stromen de arme gemeente binnen, de lokale bevolking – decennialang geïsoleerd achter het IJzeren Gordijn – maakt kennis met de rest van de wereld. Toerisme heeft ook voordelen. Iemand stelde niettemin voor om de grens voor buitenlanders snel opnieuw weer te sluiten. Ikzelf zou entree heffen op de Karelsbrug en de directe omgeving van de beide bruggenhoofden onderwerpen aan een streng regime. Disneyficatie met methoden van Disney bestrijden. Als je de inwoners van Praag raadpleegt zou je op deze en op meer maatregelen kunnen komen. Een stad, vertelde ik die avond in CAMP, zit vol met goede ideeën. Een kwestie van heel veel mensen laten spreken (‘cheap talks’), en al het besprokene aggregeren en de meest genoemde voorstellen serieus beproeven. In ieder geval niet wachten op dat trage masterplan.
Gelezen in NRC Handelsblad van 8 mei 1917:
Op maandagavond 5 maart 2018 spreekt marxistisch antropoloog Don Kalb (1959) de vierde Amsterdamlezing van 2018. Op 8 mei vorig jaar las ik in NRC Handelsblad een interview met hem waarin hij de integratie van Oost-Europa in de Europese Unie mislukt noemde. Kalb: “Als je gebieden met een verouderde industrie integreert in de Europese markt, dan leven ze niet op, maar storten ze in eerste instantie in. Iedere sociale wetenschapper weet dat. En dat is ook gebeurd. De toetreding in 2004 kwam te laat en was niet genereus genoeg.” Dit is volgens hem de oorzaak van de opkomst van neo-nationalisme in de perifere regio’s in het oosten. En dat ziet er niet goed uit. Lonen zijn er laag, vakbonden worden aan banden gelegd, er wordt gestreden om het aantrekken van westers kapitaal, belastingtarieven zijn daardoor laag, er is een sterke her-industrialisatie gaande, maar daarvoor moet op grote schaal geld worden geleend. Het resultaat is dat de bevolking zich afzet tegen de Europese Unie èn tegen de ‘uitvreters’ in eigen land, de niet-werkenden. Don Kalb is Brabander, maar woont in Antwerpen. In het verleden bezette hij een leerstoel aan de Central European University in Boedapest. Sinds kort is hij hoogleraar aan de Universiteit van Bergen, Noorwegen. In Noorwegen doet hij onderzoek naar nieuwe klasse-ongelijkheid in China, op het zuidelijk halfrond en in Europa.
Volgens Kalb is er wat ongelijkheid betreft een sterke onderlinge relatie tussen die continenten. Macht, arbeid, geschiedenis en klasse hebben zijn bijzondere interesse. Zelf groeide hij op in Eindhoven in de tijd dat Philips daar dominant was. De stad in het zuiden groeide in die tijd razendsnel, met een tegenstrijdige mix van high-tech, zelfvoorzienende boeren, gelovige arbeiders, armoede en een informele economie. Hij schreef er zijn proefschrift over. In ‘Expanding class’ liet hij zien hoe het Philipsconcern groot werd dankzij familisme, het waren vaders die hun dochters meenamen naar de fabriek. Jonge, ongeschoolde vrouwen werden op deze wijze geëxploiteerd. Tot 1920 was circa 70 procent van de arbeidskrachten van Philips vrouw. Tegenover een Noorse krant verklaarde hij op 25 november 2016: “We have reached a very important moment in capitalist history. The beast is not working, investment is zero, capital is worth nothing, and labour is worth ever less. That has not happened before.” De mondiale Gini-coëfficient (die ongelijkheid meet) heeft een niveau bereikt van 0,7. Dat is ongekend hoog. Dat kan zo niet doorgaan. Kalb: “My project is going to contribute to the ways we allow and enable ourselves to think about capitalism, how to help civilise it, possibly to end it and transform it into something else.” Op 5 maart 2018 spreekt hij uitgebreid, in CREA, aanvang 20.00 uur. De lezing is gratis. Meld u aan: http://www.uva.nl/nieuws-agenda/nieuws/amsterdamlezingen/amsterdamlezingen-uva.html
Gelezen in The Economist van 23 september 2017:
China innoveert. En hoe. Op gebied van fintech is China nu al marktleider, want innovaties zijn daar qua investeringen groter dan in de VS. Ook op gebied van Virtual Reality nadert China in rap tempo het niveau van Noord-Amerika. Wat betreft zelfsturende auto’s is China op dit moment nummer twee in de wereld. Wie had gedacht dat men daar in China achterliep heeft het echt mis. In ‘The next wave’ schilderde het Londense zakenblad The Economist onlangs China af als het ultieme innovatieland van de toekomst. Goed opletten dus. De volgende generatie technologische innovaties komt niet meer uit de Verenigde Staten of Europa, maar is Chinees. The Economist gaf voor die onverwachte wending ook een verklaring. Ten eerste de enorme schaalvoordelen van de Chinese thuismarkt – een reusachtig land met een zeer moderne infrastructuur -, die ondernemers daar op een voorsprong zetten. In de tweede plaats de Chinese consumenten die zeer koopbelust zijn, zij zijn het die het liefst het allernieuwste aanschaffen en ook niet terugdeinzen voor de nieuwste technologie. Ten derde de inefficiëntie van de grote Chinese staatsbedrijven, waardoor kleine nieuwkomers al snel een enorme voorsprong krijgen mits ze de consument goed bedienen.
Westerse markten stagneren al jaren. Voor nieuw ondernemerschap is dat allerminst gunstig. Opmerkelijk vond ik bovendien dat Chinese ondernemers nu al op een wereldschaal denken en niet meer alleen op de schaal van hun enorme thuismarkt. Of, zoals een Chinese innovatie-expert in het artikel opmerkt: “They know much more about what is going on in Silicon Valley or Israel than do Europeans.” En ze zijn gewoon sneller, de Chinese ondernemers. Maar want me in het artikel nog het meeste bijbleef was de beschrijving die ene Mr. Lee gaf van de kenmerken van het Chinese innovatieklimaat. Gevraagd naar de moordende snelheid van tal van innovaties sprak hij over China niet alleen in termen van een omvangrijke thuismarkt en een leger jonge en gretige ondernemers, maar vooral van ‘its urban hyper-density’. Doordat de Chinese steden zoveel groter, hoger en compacter zijn dan de Europese en zelfs de Amerikaanse gaat innovatie daar veel sneller. De veel hogere ‘pace of life’ als gevolg van hyperurbanisatie vind je echter terug zelden in de Europese literatuur over innovatie-ecosystemen. Het belang van grootstedelijkheid bagatelliseren is een ernstige vergissing die Europa flink zal bezuren.
Gelezen in Het Parool van 28 mei 2016:
Politiek gesteggel over de woonagenda van het huidige College van B&W van Amsterdam. Gaat het wel over de zaak waar het over moet gaan? Daarom nog maar eens de tekst van Charlot Schans van Pakhuis de Zwijger van vorig jaar zoals afgedrukt in Het Parool. Daarin geeft deze jonge programmamaker een helder overzicht van het leven in de 28 hoofdsteden van de Europese Unie: “Eén ding hebben alle Europese hoofdsteden gemeen: de economie en welvaart groeien er harder dan het landelijk gemiddelde. Daarmee is de stad een emancipatiemachine voor inwoners die er zich vestigen. Nieuwkomers komen er relatief gemakkelijk aan een goedbetaalde baan en stijgen zo op de sociaal-economische ladder. Wanneer het succes van de stad echter te groot wordt, kan die in een aantal randvoorwaarden steeds minder goed voorzien. De huizenprijzen en de inkomens van de inwoners stegen de afgelopen jaren niet overal in dezelfde mate. Gaf de gemiddelde Amsterdammeer in 2005 nog 24 procent van het inkomen uit aan huur, in 2015 was dat al ruim 28 procent. De middenklasse dreigt zo in de verdrukking te raken, terwijl deze groep inwoners juist een belangrijke indicator en drijvende kracht is van het succes van de stad.” (…)
“Neem nu een jong middenklassengezin – vader is kok, moeder onderwijzeres, met één schoolgaand kind. De situatie voor tweeverdieners met kind is lang niet in elke Europese hoofdstad gelijk. Londen is verreweg de duurste stad om in te wonen, maar het gemiddelde inkomen van de jonge ouders is doorgaans net genoeg om rond te komen.” Amsterdam, besloot Schans haar artikel, “toont een relatief positief beeld. Het is hier aardig leven – mits het jonge stel over twee betaalde banen en een huis beschikt. Dat laatste blijkt namelijk een struikelblok: slechts tien procent van de Amsterdammers is van mening dat het makkelijk is om een goed huis te vinden. Daarmee behoort de huizenmarkt in onze hoofdstad tot één van de minst toegankelijke van Europa.” Uit de infographic bij het artikel leid ik af dat Amsterdam even duur en ontoegankelijk is als Stockholm. Dublin, Parijs en Londen zijn erger. Niet in inkomen is bij ons het probleem, maar de extreme schaarste op de woningmarkt. In Amsterdam zelf, wel te verstaan. Die is bewust gecreëerd. Daarom trekken jonge gezinnen weg. Naar de provincie. Voegen zich straks in de file. Want het werk blijft achter. We weten dus wat ons te doen staat. Een enorme bouwopgave dus. Amsterdam minstens verdubbelen. Waar blijft de nieuwe Berlage met zijn grootse plan voor het nieuwe Amsterdam-Zuid? Om een zomerlang over na te denken.
Gehoord in Museum Het Schip in Amsterdam op 18 juni 2017:
Twee bijzondere bijeenkomsten bijgewoond in Amsterdam. De ene ging over bevolkingskrimp op het Europese platteland, de tweede over recente migratie naar Europese steden. De eerste speelde zich af in het Paleis op de Dam en werd bijgewoond door de Koninklijke familie, de tweede – vier dagen later – vond plaats in museum Het Schip in de Spaarndammerbuurt en maakte deel uit van het International Social Housing Festival. Tijdens de eerste werd een terugkeer naar het platteland bepleit, ja er werd zelfs een rurale renaissance in het vooruitzicht gesteld, de tweede pleitte voor een gastvrije stad voor buitenlanders en internationale vluchtelingen omdat de stroom migranten naar steden ook de komende jaren zal aanhouden. Wel gek om die twee bewegingen naast elkaar te zien. Migratie, zo luidde het afgelopen zondagmiddag, hoort nu eenmaal bij stedelijke ontwikkeling en dus is het belangrijk hoe steden die aanhoudende groei opvangen. Terwijl we vier dagen eerder in het geval van de platteland van bevolkingskrimp niet mochten spreken: plattelandsgemeenten waren “in een transitiefase”. Daar in het Paleis werd weliswaar toegegeven dat jongeren het platteland verlaten, maar die zouden terugkeren als de plattelandsgemeenten zich hun lot meer zouden aantrekken. Over buitenlandse migranten hoorde ik niets. Kennelijk zijn we ver voorbij de crisis. Overal ziet men weer groei.
Tijdens het International Social Housing Festival introduceerde Michelle Provoost van het Rotterdamse onderzoeksbureau Crimson die zondag vier steden die bijzondere migratie-geschiedenissen kennen: Prato in Italië, Aarhus in Denemarken. Londen en Wenen. Het voorbeeld van Prato ging over Chinese migranten in de kledingindustrie, Aarhus over de opvang van Syriërs, Londen over migranten uit de hele wereld, Wenen over de invasie uit Oost-Europa en de Balkan. Opvallend was dat elk van de sprekers liet zien dat opvang en integratie vooral in het informele en ongeplande plaatsvinden, niet in de gereguleerde systeemwereld van instanties en overheden. In Londen ging het om oude, vieze hoofdstraten waar migranten de straathandel nieuw leven inblazen, in Prato de vergeten publieke ruimte waar kunstenaars en migranten nieuwe ontmoetingsplekken creëren, in Aarhus de leegstaande openbare gebouwen, in Wenen de private huursector. Vooral Prato was illustratief. De Italiaanse autoriteiten, aldus Massimo Bressan, dachten de Chinese migranten te kunnen exploiteren, maar die bedachten hun eigen strategie. Chinezen kopen daar nu massaal vastgoed op en omzeilen daarmee de programma’s van de autoriteiten. Onmacht en onvermogen om met migratie om te gaan lijken overal groot. Onmacht, aldus Provoost, tekent ook de kabinetsformatie in Nederland, die is vastgelopen op uitgerekend de migratie.
Gelezen in The Economist van 16 juli 2016:
Het is opletten geblazen. Wie niet de trends volgt is verloren. In The Economist afgelopen zomer meldde Schumpeter dat ‘de monding van de culturele rivier is verlegd van New York en Los Angeles naar San Francisco’. Dat stelde althans Chris Dixon, CIO van een venture capital-onderneming in Silicon Valley. Van het observeren van wat slimme jonge mensen in het weekend doen heeft hij zijn beroep gemaakt. De bankier werd trendwatcher. Op deze manier denkt hij uit te kunnen maken wat over tien jaar de dominante beweging zal zijn. Veel van zijn observaties hebben betrekking op voedsel en gadgets. Maar dus ook de beweging van de ene stad naar de andere stad. In hetzelfde nummer van het Londense zakenblad wordt door een andere redacteur opgemerkt dat alle grote en succesvolle firma’s in de wereld – Lego, Airbus, Google, Apple, Siemens, Adidas, Amazon – dure nieuwe hoofdkantoren bouwen. Al die kantoren hebben één ding gemeen: met hun architectuur en inrichting willen ze creatieve, jonge techies behagen. Vooral in Europa, waar de beroepsbevolking snel veroudert, is het zaak om jong talent aan zich te binden, dus gebouwen en interieurs moeten frisheid, openheid en innovatie uitstralen.
Veel van die nieuwe hoofdkantoren in Europa bevinden zich overigens op het platteland: Lego bouwt in Jutland, Airbus ontwikkelt buiten Toulouse, Adidas spendeert 500 miljoen euro in de bossen rond Herzogenaurach. Terecht stelt The Economist de vraag of die ruimtelijke strategie houdbaar is. Amazon heeft zich in het hart van Seattle genesteld, Google en Apple bevinden zich in San Francisco Bay Area. “For European firms in out-of-the-way company towns such as Billund or Herzogenaurach, it might be hard to compete, however appealing the minigolf course.” Die waarschuwende woorden las ik ook in een politieke analyse aan de vooravond van de Franse presidentsverkiezingen rond de figuur van Emmanuel Macron, minister van Economische Zaken. Opvallend in het Franse landschap is de scherpe scheiding tussen succesvolle kosmopolitische steden als Parijs, Lyon, Grenoble en Bordeaux, met hun aangename voetgangersgebieden, tech hubs en voedselhallen, en kwijnende industriesteden met hun gokhallen, parkeerterreinen en leegstaande winkelstraten. Politici die, net als CEO’s van topondernemingen, willen blijven groeien, zullen zich op de eerste categorie moeten richten, niet op de tweede. Ze zullen de grote, trendy stad in hun armen moeten sluiten. Doen ze dat niet, dan zullen ze uiteindelijk verliezen.
Gehoord in de OBA op 23 mei 2016:
Volgens hoogleraar Frank Vandenbroucke (foto: Rob Stevens) is een sterk sociaal beleid op Europees niveau pure noodzaak. Zo’n sociaal beleid kan niet vanuit Brussel bewerkstelligd worden en zeker niet met een Big Bang worden ingevoerd, maar zal op alle niveaus, van steden, regio’s, natiestaten en EU, stap voor stap moeten worden ontwikkeld. Hoe dat precies moet gebeuren is inderdaad een groot democratisch probleem. Toch is het urgent. De ongelijkheid tussen en binnen de lidstaten groeit namelijk snel. Noord en Zuid drijven de laatste tien jaar sterk uit elkaar; de herverdelende kracht van de natiestaten neemt af; de EMU heeft dit alles nog verergerd. In de komende jaren, aldus de nieuwe universiteitshoogleraar aan de UvA, moeten belangrijke stappen in de richting van een breed sociaal pact worden gezet. Tijdens de vierde Amsterdamlezing van dit jaar in het tijdelijke Paleis voor Volksvlijt te Amsterdam riep Vandenbroucke, zelf oud-minister van België en tegenwoordig binnen de UvA bezig met onderzoek naar en debat over de maatschappelijke betekenis van de Europese Unie, met klem op tot actie.
In zijn heldere betoog vergeleek Vandenbroucke de economie van de VS met die van de EU. De eerste blijkt veel beter in staat om schokken in de economie te dempen dan de tweede. In Amerika schiet de federale staat individuele staten direct te hulp als zij door externaliteiten in de problemen komen. Weliswaar zijn de vangnetten in de VS minder riant dan in veel EU-lidstaten, maar de herverzekering door Washington is wel solider en ook onomstreden. Dergelijke solidariteit
mist Vandenbroucke in Europa. Hij sprak zelfs van een ‘Unie van wantrouwen’. Solidariteit alleen binnen de lidstaten noemde hij ‘parochiaal’. Herverzekering van nationale verzekeringen op EU-niveau vond hij niet alleen logisch, maar ook noodzakelijk, dus die zou nu ook hier moeten worden georganiseerd, zij het dan wel op Europese wijze. Was dit, vroeg het publiek hem, wel realistisch gezien de staat waarin Europa op dit moment verkeert? Was hij niet te idealistisch? Of was hij juist een typische Euro-technocraat die koste wat het kost Europa wil doorontwikkelen? Vandenbroucke begreep de zorg maar stelde met klem dat er geen weg terug is. Met de Muntunie heeft Europa een omelet gebakken. Daarvan, voegde hij eraan toe, kan men geen eieren meer maken.
reacties