Jeff Preiss

On 12 januari 2020, in film, by Zef Hemel

Gezien in het Stedelijk Museum op 23 en 29 december 2019:

 

Afbeeldingsresultaat voor stedelijk museum logo

In het Stedelijk Museum werd deze winter de video ‘Stop’, onderdeel van de installatie ‘More Than I Looked For’ van de New Yorkse filmer Jeff Preiss, vertoond. Vandaag, zondag, was hij voor het laatst te zien. Ik ging twee keer kijken. De beelden laten me niet meer los, ook al is het weken geleden. De video bestaat uit vier delen en duurt in totaal liefst twee uur. Het gaat om een grote reeks zeer korte beeldfragmenten van zeker 2500 analoge 16-millimeter films die alle chronologisch zijn gerangschikt: vanaf het moment dat zijn dochter wordt geboren in 1995 tot en met orkaan Sandy in 2012. Sommige beelden dragen geluid, andere zijn geluidloos. Eigenlijk lijkt het te gaan om een soort van samengestelde home-video, maar de maker is een van de beroemdste filmers van Amerika, die hiermee een inkijkje in zijn privé-leven geeft. Wie durft zich zo kwetsbaar op te stellen? Want die inkijk is verrassend. Thema: dochter laat zich ombouwen tot zoon. Vooral die laatste beelden komen binnen. De puberende jongen staat aan zee, waar orkaan Sandy beukt op de kust van New York City. En ja, uiteindelijk gaat de hele film óók over New York. We reizen in treinen, vliegtuigen, metro, auto’s. Wat een stad!

In deel twee zijn we getuige van 9/11, Preiss filmt het allemaal met zijn camera. Even later staan we tussen de afzettingen en de puinhopen, in deel drie en vier keren we telkens weer naar de plaats des onheils terug, waar na verloop van tijd een bouwput is verschenen. Ondertussen reist Preiss de halve wereld rond: Berlijn, Amsterdam, Londen, Venetië, Seoul. We zitten in vliegtuigen, stijgen op en landen. We volgen niet alleen zijn privéleven, maar ook zijn werkende bestaan als cameraman, zijn successen, zijn vriendschappen. Thuis wordt er gegeten, vakantie gevierd, de hete stad ontvlucht, vrienden ontmoet, familie bezocht, openingen bijgewoond. We maken alles mee, zij het allemaal in flitsen. Wat me nog het meeste trof: het slot met Sandy, de orkaan die zo genadeloos beukt op de kust van een van de grootste steden op aarde. Het is een ramp. En de zoon die eerst nog een dochter was, maar van wie we al vermoeden dat zij zich onbehaaglijk in haar lichaam voelde, zeker wanneer haar haar wordt geknipt. Ergens in ‘Stop’ zegt ze het ook. Die stem had vader Preiss niet zelf opgenomen, maar is afkomstig van een vriend die op hetzelfde moment zijn camera liet lopen. Preiss kreeg het geluidsfragment cadeau en zette het onder zijn eigen beelden. En dan dat verdwijnen van analoge film door de opkomst van digitale camera’s, we zien Preiss een smartphone filmen en we weten, het is voorbij. Nooit meer die mooie warme filmbeelden. Om koude rillingen van te krijgen.

Tagged with:
 

Meldt u op het Malieveld!

On 8 november 2019, in vastgoed, wonen, by Zef Hemel

Gelezen in The Guardian van 10 september 2019:

Afbeeldingsresultaat voor push documentary gerrten

Op 11 september 2019 ging in Londen de film ‘Push’ in première. The Guardian schreef er dezelfde dag over. Zondag 24 november volgt Amsterdam (Idfa). Push is de nieuwste documentaire van de Zweedse filmmaker Fredric Gertten die gaat over keiharde gentrificatie in tal van steden. Of beter, er is sprake van niet minder dan een wereldwijde woningcrisis waar steden als Londen, New York en Amsterdam de dupe van worden. Gertten, die eerder een film maakte over de dominantie van de auto-industrie in binnensteden, volgt VN-rapporteur Leilani Farha in haar zoektocht naar de oorzaken van een uit de hand gelopen vastgoedmarkt die woningprijzen opdrijft en minvermogende mensen uit hun huizen jaagt. “On the one hand is a $217tn (£176tn) global property business, worth more than twice the world’s total GDP. On the other is the human right to adequate housing, which is referred to in the Universal Declaration of Human Rights and recognised in international human rights law under the International Covenant on Economic Social and Cultural Rights of 1966.” Grote boosdoener in de film is Blackstone, het grootste private equity bedrijf ter wereld, dat sinds de financiële crisis op grote schaal geld belegt in woningen. Blackstone koopt in de belangrijkste steden wooncomplexen en verhoogt stelselmatig de huren om het juiste rendement te halen. In de film komen Saskia Sassen en Joseph Stiglitz aan het woord, die dit soort ondernemingen vergelijken met mijnbouwbedrijven. Het gaat ze niet om het wonen, maar om pure winstmaximalisatie. Wat hun praktijken met de bewoners doen interesseert ze niet.

De strekking van de film, die ik overigens nog niet gezien heb, herinnert aan het werk van de marxistisch geograaf Neil Smith die in 1979 een theorie ontwikkelde over gentrificatie. Zijn zogenoemde ‘Rent Gap Theory’ beschrijft de kloof tussen actuele huuropbrengsten en potentiële huuropbrengsten. Indien deze kloof maar groot genoeg is, stappen investeerders in de lokale vastgoedmarkt. Anders gezegd, prijsstijgingen in steden zijn niet zozeer het gevolg van schaarste of van gewijzigde woon- of smaakvoorkeuren, maar veeleer van bedenkelijke financiële praktijken. Vaak is het de staat die de voorwaarden creëert voor omvangrijke vastgoedinvesteringen door aantrekkelijke belastingregimes te ontwikkelen voor mondiaal opererende beleggers (en ongunstige voor lokale woningcorporaties). Het verklaart ook waarom er in bepaalde steden op grote schaal leegstand optreedt, terwijl er een schreeuwend gebrek is aan woonruimte. Zulke schrijnende situaties doen zich vooral voor  in Angelsaksische landen. De brand in Grenfell tower in Londen is symbolisch. Waarom bewoners niet in opstand komen? Bekijk het eind van de film. Het blijft bij goedbedoeld overleg van bezorgde burgemeesters. De staat komt ermee weg. Bewoners van Amsterdam, meldt u op het Malieveld!

Tagged with:
 

Mu – emptiness

On 22 november 2017, in film, by Zef Hemel

Gezien tijdens het IDFA in Eye, Amsterdam, op 20 november 2017:

Afbeeldingsresultaat voor tokyo ga trains wim wenders

In 1983 maakte de Duitse cineast Wim Wenders een schitterende dagboekverfilming van zijn korte bezoek aan Tokio. De kleurenfilm werd twee jaar later voor het eerst vertoond tijdens het filmfestival in Cannes. In ‘Tokyo Ga’ bracht hij de Japanse metropool in beeld zoals hij die tijdens de kersenbloesem in het voorjaar had aangetroffen. In Tokio had hij gezocht naar sporen van het werk van de beroemde Japanse cineast Ozu (1903-1963) die volgens hem had geprobeerd het Japanse leven vast te leggen ‘’’zoals het werkelijk was”. Alles – de treinen, de gezinnen, de huizen, de kinderen – bleek in de maalstroom van de moderniteit ingrijpend veranderd. Het is de boodschap van de film: Tokio is een volstrekt artificiële wereld die permanent alles transformeert, vol met mensen die de werkelijkheid niet meer kennen. Het brave joch dat Ozu vijftig jaar eerder in het klaslokaal had gefilmd, is nu een vervelend jongetje in het metrostation dat zich voortdurend opzettelijk op de grond gooit en niet wil luisteren naar zijn moeder. Het traditionele Japanse gezinslezen is vervangen door eenzame mannen die ‘s avond in de Pachinkohal apathisch metalen balletjes in machines gooien of door golfspelers die eindeloos – ook na het avondeten nog – oefenen in het slaan, niet geïnteresseerd in het spel. In 1983 was ik net gearriveerd in Amsterdam. Tokio was toen nog ver weg. Nu zag ik de de film opnieuw tijdens het IDFA in Amsterdam. Buiten regende het. Een sombere film.

Het dieptepunt wordt bereikt als Wenders bij toeval zijn Oostenrijkse collega Werner Herzog ontmoet bovenin de Tokyo Tower. Herzog, keurig in pak gestoken, wijdt opgewonden uit over het verlies van beelden als gevolg van die voortdurende verandering in de kunstmatige metropool. Vol afschuw wijst hij naar de stad beneden hem, die één grote chaos zou zijn. Steeds minder beklijft in deze wereld. Zijn pessimistische betoog wordt in de film kracht bijgezet door een reportage in een werkplaats waar plastic eten voor de etalages van de Japanse eethuizen wordt gefabriceerd. Zelfs het voedsel in de stad is artificieel geworden. Ook door al die beeldschermen in de stad waarop niets meer echt is, tot in de taxi toe, is de realiteit van Ozu verloren gegaan. Het mooiste fragment vond ik die van een eindeloos lange trein die door het donker op een parallel spoor voortraast; coupé na coupé is leeg of verlaten; het duurt en het duurt maar (https://www.youtube.com/watch?v=nXOT9snYNnY). Minimale beelden zijn het van een in de ogen van Wenders te grote kunstmatige metropool. Ach, Europeanen kunnen maar niet aan de grote stad wennen. De film eindigt met een lang interview met de bejaarde cameraman van Ozu, Atsuta geheten, die op het laatst in snikken uitbarst als hij terugdenkt aan zijn overleden leermeester, die voor hem en zijn mensen zoveel had betekend. De tijd van Ozu, dat was nog het echte leven. Maar Ozu is dood.

Tagged with:
 

Meer verbeeldingskracht

On 17 oktober 2016, in film, by Zef Hemel

Gelezen in Het Parool van 15 oktober 2016:

 

Hoe ziet Amsterdam er uit in 2030? Als het aan de Rotterdamse socioloog Wim Derksen (1952) ligt nog net zo als in 2016. Althans dat meende ik dit weekeinde te lezen in Het Parool (15 oktober 2016). Ik denk dat hij zich ernstig vergist. Maar hoe dan wel? Zoiets vergt verbeeldingskracht. Neem ‘Her’. In 2013 verscheen deze sciencefiction film van Spike Jonze over Los Angeles in het jaar 2025. Hoofdpersoon Theodore Twombly (Joaquin Phoenix) wordt in de film verliefd op een computerstem. Het is een flinterdun, melancholisch verhaal, al laat het goed zien hoe mens en technologie versmelten. Hoe ziet Los Angeles eruit in 2025? Op die vraag lichtte Colin Marshall het scenario van ‘Her’ door. Op YouTube kun je zijn filmcollege mooi volgen. Los Angeles over tien, twintig jaar wordt door Spike Jonze verbeeld als een stad van torens, autovrije straten en veel metro. Twombly zelf woont in een wolkenkrabber. Voor een dagje op het strand neemt hij de ondergrondse. Voor een ritje naar de natuur kiest hij voor een hogesnelheidstrein. Dat is niet het Los Angeles dat wij van vroeger kennen. Wat is er gebeurd? Zelfs autostad Los Angeles verdicht snel en krijgt de trekken van een Aziatische metropool. Dat is nu al gaande.

Veel opnamen in ‘Her’ zijn gemaakt in Shanghai. Dat is niet zo gek. Los Angeles telt op dit moment 18 miljoen inwoners, Shanghai is de grens van 22 miljoen inwoners al gepasseerd. LA groeit echter ook snel en die sterke groei vindt op dit moment vooral plaats door verdichting, niet door verdere suburbanisatie. Toen Jonze zijn filmopnamen maakte was dit precies wat Bianca Barragan vaststelde in Curbed Los Angeles: “Los Angeles is changing its identity. It’s moving away from the car and the single-family house and toward transit and denser living. And now it’s even getting dramatically less sprawly.” Het zijn vooral jonge hoogopgeleide mensen en ouderen die weer voor de grote stad kiezen en die het centrum prefereren boven de buitenwijk. Zij zijn zelfs bereid om in hoogbouw te wonen, ook in het aardbevingsgevoelige LA. Barragan citeerde een wetenschapper die Los Angeles binnen de USA zelfs de kampioen noemde van succesvolle verdichtingsstrategieën. Natuurlijk wordt Amsterdam geen Shanghai zoals Het Parool met haar fotokeuze suggereerde, maar ze gaat wel lijken op een stad als Toronto (2,6 miljoen inwoners, de regio 5,4 miljoen). Ik denk dat Wim Derksen de film moet bekijken. Een beetje meer verbeeldingskracht kan bij deze oude sociaal-democraat geen kwaad.

Tagged with:
 

The next Silicon Valley

On 11 februari 2015, in film, innovatie, wetenschap, by Zef Hemel

Gehoord op Roeterseiland Campus te Amsterdam op 6 februari 2015:

/>

College gegeven tijdens de door studentenvereniging Sarphati georganiseerde Ouderdag. Ouders van studenten komen een middag op de universiteit om de sfeer te proeven en informatie te krijgen. Een vast bestanddeel van het programma zijn korte colleges. Die van mij ging over Silicon Valley versus het Silicon Valley van de achttiende eeuw: Manchester. Wat maakte deze twee steden zo buitengewoon intelligent dat ze een voorbeeld werden voor de hele wereld? En hoe maken we onze eigen steden intelligent? Ik bracht ‘The Imitation Game’ ter sprake. Aanleiding was een opmerking van een vader van een student dat de Amerikaanse defensie-industrie het technologische wonder van Silicon Valley met veel geld zou hebben gecreëerd. Even daarvoor had een moeder geopperd om buitengewoon talent naar je stad te halen als middel om intelligenter te worden. Om beide suggesties te wegen gebruikte ik het voorbeeld van Alan Turing en diens inzet tijdens de Tweede Wereldoorlog. De wiskundige Turing moest in opdracht van de Britten de Enigma-codes van de Duitsers kraken. Het beeld dat oorlogen en geniale talenten innovatie bespoedigen lijkt er in bevestigd te worden.

Niet dus. Dat de generaals niets begrepen van innovatie komt in de film wel bijzonder schrijnend naar voren. De defensiestaf gedroeg zich als het management van een bureaucratie die meer geïnteresseerd was in oorlog voeren dan in wetenschappers de ruimte geven. Er werd teamwerk geëist en discipline bevolen. En als het om geld ging: een bedrag van 100.000 pond voor een Poolse machine was hen al te veel. Pas wanneer de onaangepaste Turing met een brief aan Churchill alsnog zijn zin krijgt en zelfs teamleider wordt, gebeuren er dingen die bureaucraten nooit hadden verzonnen: werving van getalenteerd personeel via een kruiswoordpuzzel in de krant: crowdsourcen avant la lettre. Er komt zelfs een huisvrouw het team versterken! Het team zelf zit opgesloten in Bletchley Park in een barak, terwijl de grote doorbraken plaatsvinden in de informele sfeer van het café in het nabijgelegen dorp. Ondertussen is alles geheim en worden de geleerden permanent in de gaten gehouden omdat de generaals ze verdenken van spionage. En het grote brein Turing? Zijn inzichten had hij al in 1936 ontwikkeld. Het enige wat hem dreef was mededogen met de mensheid, die het maar niet begreep, buitengewoon agressief was en er een enorme bende van maakte.

Tagged with:
 

Onbegrepen intelligent

On 27 januari 2015, in film, innovatie, wetenschap, by Zef Hemel

Gezien in Cinecenter Amsterdam op 21 januari 2015:

 

De film ‘The Imitation Game’ van regisseur Morten Tyldum vertelt het waar gebeurde verhaal van de Britse wiskundige Alan Turing en hoe hij tijdens de Tweede Wereldoorlog de uitvinding deed waarvan wij allen profiteren. Turing bouwde de eerste versie van de computer. Dat deed hij in opdracht van de Britse strijdkrachten, die de Enigma-codes van de Duitsers wilden kraken. Op een landgoed Bletchley Park, ten noorden van Londen, werkte Turing hermetisch afgeschermd van de buitenwereld in het grootste geheim met een multidisciplinair team jonge wetenschappers aan zijn ‘Turing Machine’. Zijn idee: met een eigen machine de machine van de Duitsers te lijf gaan. Dat was allesbehalve gemakkelijk. De generaals begrepen hem niet en wilden hem het liefst ontslaan, verdachten hem zelfs van spionagepraktijken, zijn collega’s vonden hem maar een asociale geleerde en zijn hele idee bespottelijk. In een dagelijks confrontatie zie je hem met zichzelf en zijn omgeving worstelen, volharden en misschien wel dankzij de ruzies en tegenstand zijn idee verder ontwikkelen. Het landgoed fungeert daarbij als campus, maar op de campus zitten ook spionnen. Tot in Moskou kijken ze met Turing mee. Fascinerend.

Daarmee zag ik in korte tijd twee historische films over geniale Britten: William Turner en Alan Turing. Wat ze, behalve hun genialiteit, met elkaar gemeen hadden? Eenzaamheid, door de anderen niet begrepen worden. En verder? Het grote belang van hun directe omgeving en de wijze waarop deze met de hele wereld in verbinding stond. Zonder de Academy en zonder Bletchley Park had geen van beiden zijn grote daden kunnen verrichten. Ook opvallend:  de Britten dwongen Turing na de oorlog alles te vernietigen en veroordeelden hem vanwege zijn homoseksualiteit; vijftig jaar lang heeft de Britse geheime dienst MI6 alles geheim gehouden. Daarmee verloor Groot Brittannië de voorsprong in technologische kennis, waarvan de Amerikanen later zouden profiteren. Datzelfde geldt voor Turner. Ook hem stootten ze uit de Royal Academy en alleen dankzij zijn testament, waarin hij al zijn schilderijen aan de Britse natie schonk, zijn deze behouden gebleven. Intelligentie werd niet begrepen. Nee, het is erger. Hoe dom kan een natie zijn.

Tagged with:
 

Zieke stad

On 10 maart 2014, in film, by Zef Hemel

Gezien in Rialto in Amsterdam op 27 februari 2014:

La Grande Bellezza van regisseur Paulo Sorrentino toont de wandelgangen van de 65-jarige Jeb Gambardella, een geflopte Italiaanse schrijver tevens geslaagde societyfiguur, maar in werkelijkheid gaat de film natuurlijk over de stad Rome. Niet het eeuwige Rome, maar het actuele. Rome als de spiegel van de huidige Italiaanse samenleving. Gambardella woont recht tegenover het Colosseum, zijn buurman blijkt een maffiabaas. Rome is vergeven van de toeristen die allemaal naar de oude monumenten komen kijken – een wereld van clichés -; eentje valt tijdens het filmen nota bene Felliniaans dood neer. De stinkendrijke, egoistische, verveelde Romeinen vieren ondertussen feest. Jeb doet mee. Zijn maatje, die graag de protofascistische dichter D’Anunzio citeert, gelooft daarom niet meer in Rome en gaat terug naar zijn geboortedorp. Gambardella blijft. Hij gelooft net zo min in een toekomst, elke illusie over een beter leven heeft hij achter zich gelaten. Maar dat is geen reden om de stad iets te verwijten.

In de Volkskrant van 1 maart lees ik over de enorme schuld van de stad Rome. Het zou gaan om bijna 1 miljard euro, maar de schuld was in het verleden nog veel groter. Rome staat op de rand van een faillissement. Burgemeester Ignazio Marino is woedend. "Afgelopen voorjaar kozen de Romeinen als nieuwe burgemeester een chirurg, maar de ziekte is niet zomaar uit de stad gesneden," schrijft Sarah Venema in de Volkskrant. De nieuwe minister-president Renzi springt bij met een donatie van 570 miljoen euro. De hoofdstad, aldus Venema, kost jaarlijks 5,5 miljard euro. De rijken die in Sorrentino’s film elke nacht feest vieren, doen dat kennelijk in een stad die de wegen niet meer kan onderhouden, het huisvuil niet meer kan ophalen en de bussen, metro en trams niet meer kan laten rijden. Over welke ‘ziekte’ hebben we het eigenlijk? Venema: er zijn teveel ambtenaren. Zou het?

Tagged with:
 

Tussen Berlijn en Parijs

On 2 maart 2014, in film, geschiedenis, by Zef Hemel

Gezien in Eye te Amsterdam op 25 februari 2014:

Bijna tegen het einde van de vier uur durende film komt de geleerde Alexander von Humboldt (gastrol van Werner Herzog) langs in een koets. Hij is op weg van Parijs naar Berlijn. Onderweg doet hij het dorpje Schabbach op de Hunsrück aan waar de jonge dromer Jacob Simon in de smidse van zijn vader zijn eerste stoommachine bouwt. Het is 1843. Een oude man langs de route wijst hem de weg (kleine rol van Edgar Reitz). Jacob schrikt en vlucht de bossen in, waarop Von Humboldt een briefje achterlaat. Zijn complimenten voor de jonge onderzoeker. Het is een van de hoogtepunten in het schitterende epos ‘Die andere Heimat’ van regisseur Edgar Reitz. De film toont hoe de inwoners van het denkbeeldige dorpje Schabbach honger, uitbuiting, ziekte en dood verwerken – alledaagse verschijnselen op het Duitse platteland in het midden van de negentiende eeuw. De ontberingen worden nog op de spits gedreven als de Pruisische landadel verklaart alle sprokkelhout en vruchten van het land als haar privébezit te beschouwen. Reitz in NRC Handelsblad van 22 januari 2014: "Het was ook een tijd van sociale utopieën, denk maar aan Karl Marx. En het was een tijd van misoogsten en honger."

Jacob droomt en leest veel over Brazilië, het spreekwoordelijke paradijs waar veel van zijn ongeletterde en onwetende dorpsgenoten naartoe zullen verhuizen als de honger en het gebrek hen opbreken. Want de jonge Jacob bestudeert niet alleen stoommachines, hij leert ook indianentalen spreken. Als uiteindelijk zijn oudere broer vertrekt beschouwt hij dat als verraad. Hij had zelf willen gaan. Reitz refereert hier aan zijn eigen broer, die een specialist was in indianentalen en die vijf jaar geleden overleed. Aan hem heeft hij zijn film opgedragen. Het wanhopige gevecht van de twee broers – Jacob en Gustav – in de modder na de aankondiging van de oudste in de kerk dat ook hij en zijn vrouw naar Brazilië zullen emigreren is dan ook veelzeggend en een van de meest ontroerende scenes uit de film. Even veelzeggend was het dat niet de filosoof Marx, die destijds tussen Trier, Parijs en Londen pendelde, aan het dorp voorbijtrok, maar de ontdekkingsreiziger Von Humboldt, homo universalis en kenner van het Zuid-Amerikaanse continent. Voor Reitz geen revolutie, maar evolutie.

Tagged with:
 

Happy

On 14 januari 2014, in film, kunst, muziek, by Zef Hemel

Gelezen in Het Parool van 4 december 2013:

Waar ik zo blij van word? Van 24hoursofhappy.com. We kunnen er met het gezin uren naar kijken. De muziekvideo op internet werkt zo ongelooflijk aanstekelijk op ons gemoed; de meisjes beginnen onmiddellijk te dansen zodra ze de eerste klanken horen, we beginnen te klappen en worden allemaal vrolijk. Bovenal is het een genot om er met z’n allen naar te kijken, op de iPad. Het gaat hier om ‘s werelds eerste 24-uursvideoclip. De tijd gaat in op het moment dat je hem opstart. Daarna is er geen houden meer aan. Je hoort het nummer ‘Happy’ van Pharell Williams, dat vier minuten duurt. Steeds verschijnt er een andere danser, hun manier van dansen varieert, de camera schiet naar boven, de volgende danser staat alweer gereed, de muziek begint opnieuw, de volgende vier minuten gaan in, alles is in één take opgenomen. In totaal dansen vierhonderd dansers op het aanstekelijke nummer. De video is het werk van twee Franse regisseurs, Clement Durou en Pierre Dupaquier, Samen vormen ze het collectief ‘We are from LA’. Waar ik vooral zo blij van word? Je ziet de straten van Los Angeles, dag en nacht, vierentwintig uur lang. De geweldige clip is een ode aan Los Angeles of, zoals Het Parool kopte, een ‘ode aan het leven in de grote stad’.

In de vierentwintig uur zie je alle trottoirs van het centrum van Los Angeles, de winkels, de bomen, de mensen, het verkeer, de tankstations, een bioscoop, een bowlinghal (met Pharell), een stadsbus, een nachtelijke supermarkt; in totaal wordt er twaalf mijl door de dansers afgelegd. Ik begreep zelfs dat het huis van de basketballer Magic Johnson wordt aangedaan. Het is buiten heerlijk warm, de afwisseling in het stadsbeeld is fantastisch. Ik zie niet alleen de dansers, maar vooral ook de stad. Afgelopen weekeinde keek ik opnieuw. Er hadden toen al meer dan zes miljoen mensen naar de video gekeken. Ach ja, wie houdt niet van LA? Wie wordt niet gelukkig in zo’n omgeving? Wie houdt niet van de grote stad? Mark Moorman in Het Parool: ”24hoursofhappy is een verbazingwekkende ervaring, een ode aan het leven, dag en nacht, in de grote stad.”

Tagged with:
 

Ver over de bal heenkijken

On 11 februari 2013, in politiek, regionale planning, by Zef Hemel

Gehoord in ‘Eye’, Amsterdam, op 7 februari 2013:

Een van de aardigste onderdelen van het MRA-congres over de toekomst van de metropool Amsterdam afgelopen donderdag was het gesprek van Remco Daalder met Eddy Terstall. De cineast Terstall woont al zijn hele leven in de Jordaan. Nooit is hij verder verhuisd dan over een afstand van 50 meter. Hij heeft geen rijbewijs, doet alles wandelend en fietsend of per spoor. Wel vliegt hij de hele wereld over, want overal worden zijn films op festivals vertoond. Hij kan dus Amsterdam aardig vergelijken met andere steden in de wereld. Amsterdam is uniek, zegt hij, maar als hij de stad moet vergelijken, dan doet deze hem vooral denken aan Berlijn. Het losse, het vrije, het ongeorganiseerde, het internationale, vooral dat trekt hem aan. De wereld binnen de ring A10, voegde hij eraan toe, mag niet vervreemden van de wereld daarbuiten; het milieu van de tandarts in Zuid is hem even lief als die van Ghanees in Zuidoost. We moeten, zegt hij, de stad ook niet overal te mooi, te duur en te netjes willen maken. Er moet ook plek blijven voor anarchisme, zegt de zoon van een Duitse hippie die in de jaren zeventig naar Amsterdam kwam, op de stad verliefd werd en er altijd zou blijven.

Drie korte filmfragmenten vertoonde Terstall om zijn visie kracht bij te zetten. Het eerste was afkomstig uit zijn eigen speelfilm ‘Simon’ en toonde de mensen uit Amsterdam-Zuid: een tandarts en zijn vrienden. Daarna zagen we de jonge Ramses Shaffy hartstochtelijk zingen vanaf een boot in de Amsterdamse grachten. Ten slotte vertoonde hij fragmenten zonder commentaar van snelle acties van Johan Cruyff in zijn jonge jaren. Juist die explosieve versnellingen wilde hij ons laten zien; die zeiden meer dan al die slow motion-beelden waarmee wij tegenwoordig zo vertrouwd zijn. En Cruyff stond voor het typisch Amsterdamse: blakend van zelfvertrouwen, eigenwijs, eerlijk, recht voor zijn raap, geen hierarchie, getalenteerd. Het opwindende snelle voetbal van Barcelona en later heel Spanje, het was volgens Terstall allemaal in Amsterdam geboren. Mijn buurman, die wethouder in Purmerend bleek te zijn, vond Cruyff die ver over de bal heen keek in plaats van boven op de bal, precies de juiste metafoor voor het hele MRA-congres over de toekomst van Amsterdam. Nee, Terstall ging bij nader inzien niet de politiek in. Maar zo’n congres vond hij wel leuk.

Tagged with: