Gelezen in ‘Beneath Another Sky’ (2017) van Norman Davies:
Komende zomer bezoek ik mijn jongste broer in Singapore. Twee jaar geleden verhuisde hij met zijn gezin van Boston, Massachusetts, naar de winnende techstad in Zuidoost Azië. Ik ben er nog nooit geweest. Misschien komt het door mijn voorgenomen reis, maar in ‘Beneath Another Sky’ van de Britse historicus Norman Davies vind ik het hoofdstuk over Singapore het spannendst. Davies verklaart het succes van Singapore volledig uit de globalisering die sinds 1970 de wereld in zijn greep houdt. Bij de stichting van de stadstaat eind jaren zestig van de twintigste eeuw zag niemand haar nog staan. De landtong aan de zuidkant van Maleisië lag geïsoleerd, was arm, oogde ‘sleazy’. Maleisië wilde er al na twee jaar van af. Singapore werd Singapore dankzij de globalisering. Zeehaven en luchthaven groeiden als kool, veel sneller dan Schiphol en de Rotterdamse haven, excellent onderwijs was waar de stad al zijn geld op zette. Economische globalisering is wat Singapore als geen andere stad beheerst. Davies benadert globalisering overigens niet alleen als een zegen. Globalisering heeft weliswaar 300 miljoen mensen uit de armoede bevrijd, maar grote delen van de westen ook naar de rand van de afgrond gedirigeerd en de ongelijkheid vergroot. Denk aan het Midden-Westen van de Verenigde Staten en de noordelijke textielsteden van Engeland, de geboortegrond van Davies zelf.
Singapore, aldus Davies, kijkt niet naar het verleden, maar ver vooruit. Als geen ander weet ze dat globalisering onder vuur ligt, maar haar voortbestaan hangt ervan af, dus is voor haar de vraag hoe globalisering kan blijven bestaan. Grote infrastructurele werken worden op dit moment uitgevoerd om de soliditeit van de stadstaat te verzekeren: uitbreiding van het grondgebied met landaanwinning van liefst twintig procent. Plus investeringen in de drinkwatervoorziening die omvangrijke ontziltingsinstallaties omvatten, en recyclingfabrieken van verontreinigd water. APRU, het hoofdkwartier van de Association of Pacific Rim Universities, is strategisch in Singapore gevestigd. De toekomst van de stad is nauw verbonden met deze organisatie van vijftig universiteiten in Australië en het Verre Oosten. Davies: “In a globalized world, economic interests have to be dovetailed with those of science, research, and education.” Davies besluit met de opmerking dat in Groot-Brittannië sommigen ervan dromen om een Europees Singapore te worden door via een referendum de EU te verlaten. Beide landen verschillen echter zo fundamenteel dat hij dit idee afdoet als iets dat behoort tot ‘cloud-cuckooland’. En waarover gaat de komende jaarconferentie van APRU in Singapore? Op haar website las ik: ‘Universities in an Age of of Global Migrations.’
Gezien in het Veemhuis te Amsterdam op 15 december 2018:
Fabricio Terranova’s portret van Donna Haraway heeft als ondertitel ‘Story Telling for Earthly Survival’. De film, uit 2016, werd afgelopen zaterdag in het Veemhuis te Amsterdam vertoond. Haraway (1944) is emeritus hoogleraar Geschiedenis van het bewustzijn aan de University of California in Santa Cruz, zuidelijk van San Francisco en Silicon Valley. De film bestaat uit een aantal monologen van Haraway, uitgesproken vanuit verschillende posities bij haar thuis, van achter werktafels en eettafels. We zien de oude vrouw druk gesticulerend met haar grote handen en haar expressieve gezicht, sprekend tegen de cameraman die zelf onzichtbaar blijft, met op de achtergrond boeken, schilderijen, huisraad, computers, faxen, modems, haar oude hond. Haraway blijkt een voormalige hippie met een Iers-katholieke achtergrond, vol humor en zelfspot, die gedreven, aanstekelijk en openhartig praat over haar persoonlijke leven, haar jeugd, haar opgroeien, haar ideeën over kapitalisme, feminisme, inheemse culturen, ecologie, sciencefiction, het antropoceen, een geschonden aarde. Openhartig vertelt ze over haar vurige meisjeswens om een kruistocht te organiseren om het beloofde land te bevrijden (‘we hebben geen idee hoe islamofoob wij in het Westen zijn’). Bovenal gaat de film over de noodzaak om verhalen te vertellen, andere verhalen.
Ik las haar ‘Tentacular Thinking: Anthropocene, Capitalocene, Chthulucene’, geschreven na de bosbranden van 2015 in Noord-Californië. In dat artikel herinnert ze aan de Nederlandse Nobelprijswinnaar Paul Crutzen, die rond 2000 de term Antropoceen suggereerde. De invloed van de mens op de aarde is zo groot, vond Crutzen, dat dit een geologische naam rechtvaardigt. Haraway beaamt: “Fossil-burning human beings seem intent on making as many new fossils as fast as possible.” Maar ze wil de term ‘antropoceen’ liever niet gebruiken. Die houdt de verkeerde mythe in stand. We hebben verhalen nodig waarin we onszelf grenzen stellen, waarin we de aftocht blazen, ons terugtrekken, minder consumeren. Ze gelooft ook niet dat technologische innovaties de mensheid zullen redden. Wat nodig is, is een alternatief voor het dominante kapitalisme. Ze haalt Brad Werner aan, die meent dat ons economische paradigma de ecologische stabiliteit regelrecht ondermijnt. ‘Revolt!’ Nadenken moeten we. Het kapitalisme moet vervangen worden door echte geoverhalen, “to Gaia stories, to symchtonic stories, terrans do webbed, braided, and tentacular living and dying in sympoietic multispecies string figures; they do not do History.” Zulke verhalen ontslaan ons niet van de plicht om dingen beter te doen. Al onze verbeeldingskracht moeten we gebruiken, we moeten weerstand bieden, in opstand komen, herstellen en rouwen, goed leven en goed sterven. Afgelopen zomer waren de bosbranden in Californië erger dan ooit. Ik hoop dat het houten huis van Donna Haraway er nog staat.
Gehoord bij Loyens en Loeff te Amsterdam op 6 juni 2018:
Op uitnodiging van The Class of 2020 op 6 juni een keynote gegeven tijdens de Dutch Regional Session 2018 bij Loyens & Loeff op de Zuidas in Amsterdam: ‘Welcoming generation Z’. Een eind verderop, aan de andere flank van de Zuidas, was juist de Provada losgebarsten, de jaarlijkse vastgoedbeurs in de RAI. Ik sprak over ‘Triumph of the University’. Het publiek: ruim honderd belangstellenden, de meesten actief in de studentenhuisvesting. Het ging over het snel veranderende landschap van universiteiten wereldwijd, in het bijzonder in Europa. De Nederlandse universiteiten en hogescholen – alle staatsinstellingen – stammen nog uit een tijd dat de rijksoverheid ze beschouwde als regionale voorzieningen, die net als theaters en ziekenhuizen een jonge, snel groeiende bevolking in de eigen regio moesten bedienen. Planologen gebruikten Walter Christaller’s Centrale Plaatsen Theorie om ze aan regionale kernen toe te wijzen. Provinciesteden kregen hun eigen universiteit: Rotterdam, Eindhoven, Tilburg, Enschede, Maastricht. Het resultaat: een gespreid patroon van instellingen van hoger onderwijs over het hele land. Alle technische universiteiten kwamen in de periferie terecht, in kwijnende industriegebieden. Nederland bestaat uit ‘collegetowns’.
Daarna volgde dat beeld van dat snel veranderende landschap: de bevolkingskrimp en de globalisering. Het Nederlandse ruimtelijke patroon van ‘collegetowns’ kan met beide ontwikkelingen slecht omgaan. De Nederlandse universiteiten zijn dan ook sterk in beweging, maar de ‘collegetowns’ hebben de universiteiten daarbij weinig te bieden: de steden zijn klein, hun ommeland vergrijst, de universiteiten missen een grootstedelijke context. Omgekeerd raken de steden steeds afhankelijker van hun eigen universiteit. Die is hun grootste werkgever, zorgt voor een instroom van jonge mensen, kan een rol spelen in het regionale innovatie-ecosysteem. Maar het is de universiteit die triomfeert, niet de stad. Waarop iemand uit de zaal aan mij vroeg hoe ik dan wel de toekomst van de Landbouw Universiteit in Wageningen voor me zag. De LUW, antwoordde ik, is een mondiale speler, een kleine maar uitstekende universiteit. Aan Wageningen heeft hij niet veel. De LUW is als Yale in New Haven. Yale is Ivy League, maar met New Haven gaat het niet goed. En die Ivy League-status dankt Yale voor een belangrijk deel aan de nabijheid van New York. De LUW ligt op een half uur rijden van Amsterdam. Tijd voor een rethinking van het universitaire landschap.
Gelezen op US Global Investors op 18 mei 2011:
Afgelopen week een lezing gegeven aan schoolleiders van Haagse VWO-scholen. Wat volgde was een boeiend, drie uur durend gesprek dat zich vooral richtte op onze Europese perceptie van globalisering versus een Aziatische. Boodschap: ons West-Europese superioriteitsgevoel staat ons in de weg om de nieuwe werkelijkheid onder ogen te zien. Dat is er een van een snel groeiende middenklasse in Azië, Oost-Europa en Zuid-Amerika dankzij massieve urbanisatie. Ik schreef er al over in NRC Handelsblad eind september 2016. Dus terwijl in het Westen de gesuburbaniseerde middenklasse relatief slinkt, groeit deze elders in de wereld, maar dan ècht urbaan, onstuimig. Het wonder doet zich nota bene voor in onze voormalige koloniën. We kijken nog steeds neer op de megasteden met hun sloppenwijken in China, India, Turkije en Indonesië. Nog steeds beseffen wij niet dat juist daar een omvangrijke middenklasse groeit. In China omvat deze nu al 149 miljoen zielen. In Rusland gaat het om 70 miljoen mensen. In 1989 was er in deze landen nog bijna geen middenklasse. In 2025, zo schat McKinsey Global Institute, zullen er meer kinderen in middenklasse-gezinnen geboren worden in China, Latijns Amerika en Zuid-Azië dan in Europa en de VS bij elkaar.
De vraag die de rectoren bezighield was wat wij in Nederland zouden moeten doen. Ik antwoordde: alsnog een metropool ontwikkelen. Maar Londen dan, wierpen zij tegen? Die stad is te duur, dat is toch afschuwelijk? Nee, uitgerekend Londen ontwikkelt een nieuwe multiculturele middenklasse. Toen ik vertelde dat de Nederlandse regering, samen met de provincies, in feite van het hele land één grote, sterk verdunde stad wil maken, keek iedereen mij glazig aan. Maar toen ik liet zien dat dit tot de minst duurzame metropool op aarde zal leiden, met bovendien maar weinig agglomeratievoordelen en vrijwel geen mogelijkheden voor integratie en de vorming van een nieuwe middenklasse, terwijl bijvoorbeeld de Japanse megasteden de aarde veel minder belasten en de Indiase megasteden minderheden kansen op vooruitgang bieden, begon er iets te dagen. Aziatische verstedelijkingsmodellen worden, ondanks buitenlandse handelsmissies naar het Verre Oosten, in Europa niet geaccepteerd. Men aanvaardt wel de schaalvergroting, maar niet de dichtheid. Men wil wel groeien, maar zonder migranten. Men verkiest suburbs boven hoogbouw. Men bouwt liever aan bestaande spoorlijnen dan aan metro in onze grote steden. Productiviteitsgroei kan de krimpende middenklasse nooit compenseren. We hebben, concludeerden de rectoren, inderdaad een andere agenda nodig.
Gelezen in MO Nieuws van 29 oktober 2003:
Ruim tien jaar geleden werd Saskia Sassen, hoogleraar sociologie aan de Universiteit van Chicago, geïnterviewd door het Belgische MO Nieuws. Haar betoog, opgetekend door John Vandaele, is ook nu nog, of uitgerekend op dit moment, boeiend om terug te lezen. Uitvoerig vertelde ze over de effecten van globalisering na 9/11. Ook speculeerde ze over de machtsconcentratie in de handen van de rijkste tien procent, het snelle verdwijnen van de middenklasse, het ernstige verlies aan democratie, het strijdbare verweer van de anti-globalisten. De invloed van de Verenigde Staten, zei ze, zou verder inboeten. Hun macht was nog vooral militair. Het zuidelijk halfrond met zijn megasteden zou juist aan macht winnen. De globalisering had een middelpuntvliedende kracht in beweging gezet, waardoor staten de grote verliezers zouden zijn en grote bedrijven de winnaars. Uitzonderingen waren er ook: centrale banken en ministers van financiën zouden juist aan macht winnen. En de antiglobalisten zouden, in mondiale netwerken geweven, steeds meer tegenwicht gaan bieden. Na 2003 volgden de financiële crisis, Occupy Wallstreet, Sandy, de problemen met Griekenland, de opkomst van IS, de bootvluchtelingen uit Afrika en het Midden-Oosten, El Nino, de enorme schuldenlast van veel staten, de Brexit in 2016.
Vrijwel al haar voorspellingen lijken uit te komen. Haar recente boek, ‘Expulsions’ (2015), is overigens veel somberder van toon. Daarin stelt ze o.a. wereldwijde migratie in een heel nieuw daglicht. Overzeese landaankopen door multinationals nemen snel toe. Mensen worden van hun land verdreven. Dat is geen normale migratie van het platteland naar de stad. In 2003 geloofde Sassen nog dat er ‘een nieuw imperium’ zou ontstaan, dat meer gebaseerd is op internationale akkoorden, recht en zachte macht. Dat nieuwe, zachte machtscentrum zou de leegte die de Verenigde Staten achterlieten opvullen. “En het zal de EU zijn die deze nieuwe wereldorde zal leiden, precies omdat ze daarin het meest ervaring heeft -de EU zelf is één grote oefening in internationale samenwerking op basis van akkoorden en regels- en omdat ze de internationale politiek ook vanuit dat perspectief benadert.” Van dat laatste komt dus helemaal niets terecht. Ook Europa stort zichzelf nu in een ernstige crisis. De middelpuntvliedende kracht lijkt veel groter dan Sassen in 2003 bevroedde. Als er een zachte internationale orde in de maak is, dan kan die alleen nog gevormd worden uit mondiale stedelijke netwerken. Of niet. Zelfs ik begin somber te worden.
Read in NRC Handelsblad of 28 April 2016:
Again two newspaper articles worth reading: one of Frank Boll (28 April), on capitalism triumphant, the other of Maarten Schinkel (4 May), on the future of global trade. Boll, founder of Ecofis, wrote in the Dutch newspaper NRC Handelsblad on how capitalism liberated migrants from the countryside on a massive scale since the Chinese started their economic liberalisation policies at the end of the seventies of the twentieth century. Urbanization started, poverty rates dropped, two billion people entered the middle class, world income doubled. So why is everybody criticizing capitalism nowadays? It seems the tremendous success of capitalism is creating its own enemies. It did so, Boll emphasizes, in the past too, time and again. The point is, he thinks, most of the developing world is still lacking full capitalism: land rights for the poor in particular. Then he quotes Nobel prize laureate Robert Solow (1924), who did research in the fifties and later on the evolution of economic growth. Land, labour, and capital can explain only 20 percent of economic growth. Eighty percent is non-economic: human capital, technology, social institutions, urbanisation, advanced cities providing both civic institutions and technological infrastructure. Regimes patronizing their citizens always reduce growth. (More on Solow: http://www.nobelprize.org/nobel_prizes/economic-sciences/laureates/1987/solow-lecture.html ).
Schinkel, editor of NRC Handelsblad, tried to explain the massive protests against TTIP, the Trade Pact between the US and Europe being negotiated. Globalization reached its peak in 1914. With the Great War, times of global prosperity ended, nation-states took over, which resulted in more crisis, another war. Then it took more than sixty years of troublesome state-to-state negotiations to reach the old level of globalization again. And, yes, now we all feel uncertain again. Why? Too many shocks, technology is developing too fast, urbanizing China entering the world market being a major shock we still have to accommodate. Again we all seem to long for strong nation-states, people hoping their governments will protect them. Schinkel: “Maybe this era of ever expanding global trade is over and are we now experiencing a 1914-moment. Whether this lack of global solidarity is making the world safer, can be doubted.” Sure, the nation-state will be no help. It will make things worse. Only global networks of expanding and collaborating cities can save the world. So enterpreneurial citizens all over the world, unite!
Read in OECD Territorial Review of the Metropolitan Region Rotterdam-The Hague (2016):
With the financial support of the Ministry of Interior Affairs in The Hague, the OECD published a report on the regional economy of the two Dutch neighboring cities Rotterdam and The Hague. It’s worth reading, especially for the students following my course on global cities at the University of Amsterdam. How competitive are these two cities in the South Wing of the former Randstad area or, better, why do they lack competitiveness? The OECD concludes that “the distinct socio-economic profiles of Rotterdam (centred on the port and logistics activities) and The Hague (specialised in public administration and services) have contributed to weak functional integration of the MRDH area,” and also the “two cities have not traditionally considered themselves as natural partners”. Commuting flows between the two cities are extremely low, even though the distance between them is less than 30 kilometres. And yes, it’s the most densiliy built area in the Netherlands. ”However, the MRDH lags behind the Dutch average in terms of educational attainment, disposable income and employment.” Globalization is testing the capacity of city-regions to exploit their comparative advantages. MRDH is losing ground. “It has struggled to recover from the 2008 global crisis and continues to be outperformed by other metropolitan areas in the Randstad.”
So what does the OECD advise the Ministry and its two cities? Its key recommendations are: it’s a long way to go, and best would be “focusing inward to promote greater integration of the MRDH while looking outward to boost the national and international profile of the region”. Personally I hope they will not boost the national and international profile too much. The two cities are quite good at that already. Better look inward. That’s also what I teach my students, I mean, the sustainable development of a city-region requires giving greater attention to the creation and conservation of regional wealth. Especially now that globalization is testing regional economies, big projects are no help, nor does city marketing. Focus on your regional assets. So let’s quote the great American planner John Friedmann, who wrote: “Sustainable development is never bestowed from the outside but must be generated from within the regional economy itself.” Or I would suggest reading Jane Jacobs again: Cities and the Wealth of Nations, 1984.
Heard in the Volkshotel, Amsterdam, on 17 September 2015:
Theme of the first Ruimtevolk College last week at the Volkshotel (People’s Hotel) in Amsterdam was ‘Foreign capital in the city’. Two professors of the University of Amsterdam, Ewald Engelen (financial geography) and me (urban planning), were asked to give a lecture on the subject. Engelen spoke first. His tone was agressive, angry, mad. It was, he told us, a lecture he had given in Antwerp last summer, his slides were just for him, for not getting lost in his anger. Between good and evil, for him there was a clear distinction; unlike a scientist he lacked any doubts. He accused the bankers, the entrepreneurs, the planners and the politicians for not stopping the madness of globalization. His tone was fiercely anti-urban: Amsterdam should stay small and successful cities are plundering the countryside. Now and then he raised his voice. His rhetoric and temper moved me. The hall was sold out, the air inside was hot and humid. You almost could feel the floor trembling. At a certain point I imagined there was Karl Marx standing in the middle of the Volkshotel (ironic name: People’s Hotel), an intellectual rousing the proletariat. Or was it Max Havelaar? I thought revolution might be coming.
I myself felt like Bakunin. My lecture was less clear. The title I had chosen was ‘Strange’, because the spatial trends I described are very obscure indeed. What we observe at this very moment is an extreme kind of spatial concentration of certain scalable phenomena: tourists, Airbnb, capital, expats, migrants, all global things, at the same time very localized. Some cities are growing fast, others are shrinking. It’s the process of globalization we’re in. Cities are being hit as if by thunder and lightning. What’s happening in London has nothing to do with the rest of the UK. The same holds for Amsterdam (on the picture: number of Airbnb dwellings in the Netherlands 2014). That’s why the world is looking more and more unequal, spiky, everything seems to be totally out of control. Mayors like Boris Johnson and Michael Bloomberg are pleading for devolution. They are right. You have to solve problems at the local level. But my lecture was to no avail, the audience just didn’t want to know. And Ewald Engelen started stirring up the masses again. When at last I got the chance to speak I tried to explain what is the difference between Engelen and me: Engelen thinks globalization is a project you can stop, while I think globalization is a process you have to deal with. Marx and Bakunin. I’m afraid Marx will win, again.
Gelezen in NRC Handelsblad van 8 februari 2012:
Twee artikelen uitgeknipt en naast elkaar gelegd: een recensie van ‘World 3.0’ van Pankaj Ghemawat, de ander een interview met Pascal Lamy. Ghemawat is econoom in Barcelona, Lamy is topman van de Wereldhandelsorganisatie WTO. Beiden bieden een mondiaal perspectief en zijn niet bang voor grote getallen. Ghemawat leert ons dat slechts 20 procent van het bruto wereldproduct wordt geëxporteerd, dus 80 procent is nog altijd lokaal. Lamy vertelt dat Europa voor 65 procent met zichzelf handelt, Azië voor 55 procent, Noord-Amerika meer dan 40 procent en Latijns-Amerika 30 procent. Meer dan vijftig procent van de wereldhandel in producten betreft halffabrikaten, componenten. Met de globalisering valt het dus nog wel mee. Niet alles wordt tegenwoordig in China gefabriceerd. Grenzen, aldus Ghemawat, hebben dus nog steeds betekenis. “Iedere procent extra geografische afstand leidt tot een procent minder handel.” Deregulering, voegt hij eraan toe, is dus rampzalig.
Beide artikelen deden met denken aan het briljante artikel van de Amerikaanse econoom Paul Krugman uit New Perspective Quarterly (1995), getiteld ‘De lokalisering van de wereldeconomie’. Krugman voert daarin twee Amerikaanse steden ten tonele: Los Angeles en Chicago. Hij ontdekte dat de exportbasis van beide steden in hoge mate gespecialiseerd is en dat het merendeel van de economie zich binnen de steden afspeelt. Dit noemt hij ‘de paradox van de wereldeconomie’. Daarmee bedoelt hij dat de internationale handel, als percentage van de wereldproductie, nu niet veel groter is dan een eeuw geleden. Voor mondiale concurrentie hoeven mensen dus ook niet zo bang te zijn. Doordat machines op afstand halffabrikaten produceren, kunnen steden zich vrijmaken en richten op de niet-tastbare dingen. Diensten bijvoorbeeld. Of kunsten. En kennis. Diensten zijn lokaal. En kennis kan ver reizen zonder dat een stad deze verliest. Grote steden als Los Angeles en Chicago lijken onderhand geheel los te staan van hun fysieke omgeving. Grondstoffen hebben ze bijna niet meer nodig. “De elf miljoen inwoners van het moderne Los Angeles zijn daar vanwege elkaar; als je de hele stad zou kunnen opkrikken en duizend kilometer verplaatsen, zou de economische basis nauwelijks zijn aangetast.” Hun economieën gaan steeds meer op elkaar lijken. Die worden abstract. Voor Nederland geldt dit alles niet; wij spelen liever voor doorvoerland van overwegend halffabrikaten. Steden hebben wij niet nodig.
Gelezen in ‘Twenty minutes in Manhattan" (2009) van Michael Sorkin:
Of ik een recensie wilde schrijven. Da’s prima. Het boek ligt voor me op tafel, Michael Sorkin is de auteur, architectuurcriticus en hoogleraar aan City College of New York, alwaar hij tevens directeur is van een graduate studie in stedelijk ontwerp, zeg maar stedenbouwkundig ontwerpen. Op de achterflap lees ik lovende kritieken van niet minder dan Mike Davis (City of Quartz), Sharon Zukin (Naked City etc.), Marshall Berman (All that’s solid melts into air) en anderen. Wat moet ik daar nog aan toevoegen? Het boek beschrijft de dagelijkse wandeling van Sorkin van zijn appartement in Greenwich Village naar zijn studio in Tribeca – een tocht van twintig minuten. Denk nu niet dat zoiets saai is. Manhattan is verre van saai en Sorkin is allesbehalve een saaie man.
Zoals gebruikelijk lees ik eerst de laatste bladzijden en vooral de zinnen waarmee de auteur zijn boek besluit. "Like the nation as a whole, New York lacks an adequate industrial policy, and the Trump Soho – as its eponymous neighborhood next door – represents the transformation of an ‘obsolete’ industrial neighborhood into something more congenial to the current market. This transformation reproduces, at the scale of the city, something that is going on globally, a kind of spatial segregation – or zoning – of continental reach: New York’s industrial neighborhoods are now in China or Mexico." Hebben we hier te maken met een nostalgicus die niets van de moderne tijd moet hebben en processen van globalisering niet begrijpt? Ik vrees van niet of beter: gelukkig van niet. "What is sacrificed locally is not simply blue-collar employment but a vital idea of what constitutes a city, an idea that includes notions of self-sufficiency and diversity." Hier spreekt iemand die het heeft begrepen, die weet wat steden zijn. "The gathering storm of development – ratified by the Trump hotel, the emergence of our own BID, and a rash of construction – will surely have a number of consequences. One of them is that Dale, my homeless friend, will be forced out of the neighborhood." (…) the good city abounds with useful margins, the slack of indifference."
Dit boek moet ik aandachtig lezen.
reacties