Gelezen in de Volkskrant van 12 mei 2015:
Bron: Ademloos
In Antwerpen, een stad van bijna 500.000 inwoners, gebeurt een wonder. Vrijwel de gehele ring van autosnelwegen door de Vlaamse havenstad wordt de komende jaren overkapt. Maar dat niet alleen, ook het feit dat deze overkapping werd afgedwongen door breed burgerverzet en dat dit burgeractivisme een democratische beweging in het leven heeft geroepen die zijn weerga niet kent en die ook lijkt te beklijven, is niet minder dan miraculeus. Op 25 juni 2018 maakte een commissie een selectie van 18 overkappings- en leefbaarheidsvoorstellen die alle van onderop waren ingediend, goed voor 1,25 miljard euro. Ringland is een lokale beweging die zich organiseerde via Facebook en die in mei 2014 1500 burgers naar een bijeenkomst wist te lokken waar alternatieve plannen voor de ringzone werden besproken. Later dat jaar organiseerde ze zelfs een festival op het dak van de Craeybeckxtunnel dat liefst 15.000 bezoekers trok. Via een crowdfundingcampagne werd vervolgens 100.000 euro opgehaald voor alternatieve studies. De acties waren een reactie op een aansprekend ontwerp van bureau Stramien uit 2012. Wie nog verder teruggaat in de tijd komt uit bij plannen van de Vlaamse regering voor voltooiing van de ring via het Oosterweeltracé met een opvallend, als ‘landmark’ bedoeld viaduct en nieuwe brug over de Schelde (Lange Wapper) en een verdere verbreding van de ring als geheel. Kosten: 7 miljard euro. Slechts 28 procent van de Antwerpenaren kon zich in de plannen vinden, er ontstond burgerverzet. Ringland wist het verzet om te buigen in alternatieve plannen. In maart 2017 zwichtte de Vlaamse regering voor het burgeractivisme.
Naast Ringland was er stRaten-Generaal van Manu Claeys. Al in 2005 was deze lokale actiegroep gestart met verzet tegen de plannen voor de expansie van de Antwerpse ring. Dat was zeker toen nog taai werk, want de regering had de plannenmakerij in handen gegeven van een aparte organisatie – BAM – die uit vrees voor protesten zo weinig mogelijk met burgers communiceerde. Manu Claeys leidde het verzet. Al vroeg sprak hij over de plannen als ‘de vergissing van de eeuw’. In 2015 diende hij een klacht in bij de Raad van State, waarop de regering een intendant aanstelde die tussen de partijen moest gaan bemiddelen. En dan was er Ademloos, weer een andere actiegroep die zich tegen de plannen verzette. De drie partijen sloten ‘Het Toekomstverbond’ en samen richtten zij een Werkgemeenschap op. Daarin zijn ‘werkbanken’ actief. Zo groeit bij onze zuiderburen een nieuwe vorm van governance rond de figuur van de intendant van de Vlaamse regering. Die intendant, Alexander D’Hooghe, in het dagelijks leven hoogleraar aan MIT in Boston, heeft door te spreken met alle partijen in 2017 het voornemen tot overkapping uit het vuur weten te slepen. Hierdoor geniet hij bij iedereen veel vertrouwen. Onlangs tekende hij voor acht jaar bij. Antwerpen, denken de burgeractivisten, wordt eindelijk de meest leefbare stad van Vlaanderen. Het kan verkeren. Arm Brussel. Arme ring A10 in Amsterdam.
Gehoord in Masterstudio The Circle City van de UvA op 10 januari 2018:
Christian Iaione van Labgov (Laboratory for the Governance of the City as a Commons), was de derde internationale spreker tijdens de Masterstudio The Circle City van het Centre for Urban Studies aan de Universiteit van Amsterdam. De Italiaan Iaione is van huis uit jurist, gespecialiseerd in ruimtelijk recht, en doceert in Rome. Zijn bijdrage was allesbehalve juridisch en oversteeg verre zijn discipline. In ‘The Co-City’ vertelde hij over zijn samenwerking met Sheila Foster, hoogleraar Publiek Recht aan Georgetown University, Washington DC, en hun gezamenlijke zoektocht naar een ander besturingsmodel voor steden. Want zonder een gewijzigde governance kunnen steden nooit circulair worden. In hun werk hadden ze zich laten inspireren door Elinor Ostrom (1933-2012), de Nobelprijswinnares economie 2009. Die had ontdekt dat gemeenschappen zeer wel in staat zijn hun hulpbronnen duurzaam te beheren zonder privatisering of dictaten van bovenaf. De ‘tragedie van de meent’ bestaat, maar mensen kunnen door op een bepaalde manier samen te werken wel degelijk voorkomen dat individuen zichzelf overeten of zich verrijken ten koste van anderen. Iaione’s boeiende verhaal over Co-City ging over het overstijgen van de tegenstelling tussen publiek en privaat. Het ging over hoe kennis tussen alle partijen kan worden gedeeld en hoe zelforganisatie praktisch in zijn werk gaat. Het ging over, zoals hij samenvatte, “bringing Ostrom to the city.”
In ‘Governing the Commons’ (1990) vatte Ostrom de acht ontwerpprincipes samen die tot een gemeenschappelijk beheer van hulpbronnen leiden: “1) Clearly defined boundaries; 2) Congruence between rules and local conditions; 3) Collective choice arrangements; 4) Monitoring; 5) Graduated sanctions; 6) Fast and fair conflict resolution; 7) Local autonomy; 8) Appropriate relations with other tiers of rule-making authority (polycentric governance).” Aan al deze voorwaarden moet worden voldaan om een stad duurzaam te maken. Zeker, een overheid is nodig, maar deze moet in de eerste plaats anderen in staat stellen om verantwoord te handelen. De werkelijke besluitvorming moet plaatsvinden in grootstedelijke platforms die quintuple helix zijn. Ook de stedelijke infrastructuur zou als een commons beheerd moeten worden. ‘Tech justice’ moet niet worden vergeten. Verder zou iedereen in staat moeten worden gesteld om te experimenteren. Iaione schetste de werkwijze als: open gesprekken voeren, alles in kaart brengen, vervolgens gezamenlijk ontwerpen, dan het prototype testen, daarna reguleren, ten slotte het resultaat modelleren. Een dergelijke werkwijze leidt tot een verbetering van de lokale democratie. Met meer publieke investeringen. Het betekent wel dat de overheid minder dominant moet zijn en een deel van zijn macht afstaan. En toch, “there should be institutional diversity in the city.” Het was alsof ik de handleiding bij de gemeentelijke leergang De Nieuwe Wibaut (2012-2014) las.
Gelezen in ‘Japan Restored’ (2015) van Clyde Prestowitz:
Op de terugvlucht van Tokio naar Amsterdam las ik ‘Japan Restored’ van Clyde Prestowitz. Prestowitz is oprichter van de Economic Strategy Institute in Washington DC en adviseert regeringen, vakbonden en multinationals over concurrentiekracht en globalisering. In ‘Japan Restored’ geeft hij zijn visie op de toekomst van Japan en schetst hij hoe deze derde economie van de wereld uit de hardnekkige crisis kan komen waarin deze nu al meer dan twintig jaar verkeert. Zijn stelling: Abenomics is niet genoeg. Abenomics, een economische politiek die vernoemd is naar de Japanse premier Shinzo Abe, staat voor 1. geldcreatie op grote schaal, 2. fiscale stimulansen en massieve infrastructuur-investeringen, 3. deregulering met name van de Japanse landbouwsector. Door al deze maatregelen zou het inflatiecijfer rond de 2 procent uit moeten komen en de Japanse productie substantieel moeten groeien. Prestowitz betwijfelt echter of dergelijke economische maatregelen voldoende zullen zijn. Helemaal op het eind van zijn boek doet hij uit de doeken wat dan wel nodig is om Japan uit het slop te trekken. Dat hoofdstuk heet: ‘Up with the People, Down with the Bureaucrats’. Het gaat over nieuwe vormen van governance.
Tijdens de snelle modernisatie van Japan in de tweede helft van de negentiende en de eerste helft van de twintigste eeuw heeft Japan voor een Frans besturingsmodel gekozen met een sterke hiërarchische en bureaucratische inslag – een centralistisch staatsmodel dat na de Tweede Wereldoorlog door de Amerikaanse bezetter nog werd versterkt en waarin vrijwel alle beleid vanuit hoofdstad Tokio werd bepaald. Volgens Prestowitz moet het land daar zo snel mogelijk vanaf. Dat gebeurt inmiddels ook. Een Japanse staatscommissie adviseerde onlangs om de steden meer bevoegdheden te geven en vooral meer fiscale en budgettaire ruimte te bieden. Sterker, het land heeft onlangs een complete decentralisatie doorgevoerd. Prestowitz noemt het voorbeeld van Osaka, dat de decentralisatie als het ware heeft afgedwongen door zich niet langer iets van hoofdstad Tokio aan te trekken en dat al sterk van onderop wordt bestuurd, waar innovatie sterk wordt aangewakkerd, waardoor Osaka een stad is geworden die steeds meer de trekken krijgt van een noordelijk Singapore. Met Osaka als gids, verspreidde het virus van decentralisatie zich over heel Japan. Het resultaat is een ingrijpende staatkundige herziening waarbij de 47 provincies onlangs zijn omgevormd tot 15 kantons met elk een eigen gouverneur, eigen fiscaal regime en eigen wetgeving. De angst dat sommige regio’s hierdoor rijker zullen worden dan andere hield de politiek aanvankelijk tegen, maar, aldus Prestowitz, uiteindelijk werd decentralisatie toch geaccepteerd. Het alternatief is namelijk voortdurende stagnatie. Interessant dus, ook voor ons.
Read in East Asia’s Changing Urban Landscape (2016) of the World Bank:
Should be front page news: with its 42 million inhabitants, Pearl River Delta is the largest city in the world, larger even than Tokyo. Urbanisation in East Asia in general is growing very fast. According to the World Bank the total urban population of the region increased from 579 million in 2000 to 778 million in 2010, an average annual growth rate of 3.0 percent. Much of this growth was driven by China, which has the largest urban population in the region (and the world), 477 million urban inhabitants in 2010, more than the urban population of the rest of the region combined. And more urbanisation is expected to come. The good news is: density in these Asian megacities is high, and it is increasing in general. Urban areas in East Asian cities are now 1,5 as dense as the average for the world’s urban areas, twice as dense as European cities, and even 50 times denser than (sub)urban areas in the USA. So these cities are far more sustainable than European and American cities. “The pace, scale, and form of East Asia’s urbanization will have long-lasting effects on the region’s social, economic, and environmental future. As urbanization rapidly transforms the face of East Asia and the lives of its citizens, urban policy makers and planners have an important role to play in ensuring that urban expansion, and the economic growth it brings, is efficient, sustainable, and inclusive.” Sure.
The World Bank thinks metropolitan governance is key. Of course, the bank is right. But the chapter on governance in the report is rather one sided. The bank thinks consolidation is needed, with special bodies to provide specific services in these metropolitan areas. “Overcoming issues related to metropolitan fragmentation requires considering tradeoffs between localized and centralized administrative authority. Cities must adopt flexible approaches that adapt to urban growth and evolve to meet the changing needs of citizens.” Sounds great, but when it comes to giving examples the bank tends to prefer centralized authority, more than adaptation and flexibility. No examples of bottom-up approaches, new forms of collaboration, open and inclusive planning, localized authority, building a civil society. Instead, annexation, and dissolving lower tiers of government is what the bank is promoting. We know these arrangements are no real help. We can do far better. This, I told my students last week. They were excited.
Read in Brookings.com of 29 April 2016:
foto: Lex Banning
This week, some ninety students Urban Studies at the University of Amsterdam will finalize their course on Cities in Transition by passing their exams. Six weeks long they have studied urban transitions in Moscow, Istanbul, Seoul, Toronto, and Amsterdam, all related to globalisation ànd regionalisation. They read papers of Allen Scott, Saskia Sassen, Peter Hall, Engin Isin, Michael Porter, Thomas Courchene, Ian Buruma, and John Friedmann. They discovered that many cities outperform countries. Last week lecture and workshops were on governance issues. How can the global city-regions of the future be governed and how will metropolitan planning look like if city-regions will be connected in global urban networks? We discussed this issue in the temporary People’s Industry Palace (Volksvlijt 2056) in the Public Library of Amsterdam. Wonder if they also read Kemal Dervis and Bruce Katz. In their article on the website of the Brookings Institution, the two – Dervis the vice-president and director of Global Economy and Development, Katz the cross-disciplinary Centennial Scholar at the Brookings Institution –, claim that governing cities will be the central challenge facing nearly all countries over the next century.
Dervis and Katz think a fundamentally stronger understanding of how governance relationships are structured and function is necessary. “This is critical at a time when inequality among cities – even within the same country – is growing at a rate just as worrying as inequality within a particular urban economy.” Brookings Institution will start a research on how urban and metropolitan governance nowadays works in a comparative context. “We will try to learn from those that have been most successfull and understand the underlying reasons for success as well as the remaining challenges.” My students know this, they have prepared themselves. End of the week they can reflect on how the key powers and responsibilities are distributed in different nations and cities among different levels of government and how difficult it is for city governments to deal with fiscal constraints and debt burdens. Their comparative research on governance issues in five global cities ended in Volksvlijt 2056, Amsterdam. The exhibition annex program illustrates how thousands of citizens can get involved in these governing issues and help generate a kind of collective intelligence on a regional scale, only in twelve weeks time.
Gelezen in FD van 20 december 2014:
FD interviewde Jeroen van der Veer, oud-topman van Shell. Het gesprek ging over Nederland, over onze toekomst, over robotisering, over het gevaar van de klimaatverandering, over de economische crisis, over globalisering. Zijn we er klaar voor? Wat moeten we doen? Van der Veer: "We zouden eigenlijk een wat strengere overheid moeten hebben die het land meer als een stadstaat regeert. We zitten nog te veel vast aan het oude CDA-denken: dat we heel veel platteland hebben in Nederland. Onzin natuurlijk. 60% van de bevolking woont al in steden. We hebben net zoveel inwoners als groter New York." Vervolgens klaagt Van der Veer over het grote aantal volksvertegenwoordigers in raden, staten en kamers. Vijfduizend in Nederland tegenover vijfhonderd in New York. Dat kan dus minder. Elke gemeente zijn eigen beleid? Nonsens. Singapore is zijn voorbeeld. Ziedaar het nieuwe denken over Nederland, opgevat als een stadstaat. Centraliseren en sterker regeren vanuit Den Haag dus.
En dat terwijl precies het omgekeerde moet gebeuren. Minder vanuit Den Haag, meer vanuit de steden, van onderop dus. Antifragiel noemt Taleb dat. Dat houdt in: sneller reageren op groeiende onzekerheid, meer experimenteren, veel fouten maken maar kleinere, grotere betrokkenheid, minder streng, juist zachter, menselijker, lokaler, dichter bij de realiteit, meer als Zwitserland. Waarom pleit Van der Veer juist voor het omgekeerde? Geen idee. Nogmaals, kennelijk is Singapore zijn grote voorbeeld. Bij hem minder democratie dus, meer autocratie, geen civil society, maar het grote bedrijfsleven. Waakt u voor Den Haag, kijk uit voor de stadstaat, let op Koninklijke Shell. Al heeft Van der Veer natuurlijk wel een punt. We moeten meer vanuit steden denken, niet vanuit Den Haag. Geen centralisatie dus, maar structurele decentralisatie. En Nederland is niet één stad. Daarvoor is alles te gefragmenteerd. Dat betekent allerminst dat de provincie straks regeert. We moeten naar de maat van de global city-region. Wat houdt dat in?
Gehoord in Brussel op woensdag 8 oktober 2014:
Maakt regionale samenwerking iets uit? Een van de sprekers op het recente METREX-congres in Brussel, Rudiger Ahrend van de Organisation of Economic Cooperation and Development (OECD), had ruim tweehonderd grootstedelijke regio’s op hun samenwerkingsmodellen geanalyseerd. Vijfendertig procent van de bestudeerde regio’s kende alleen een informele samenwerking, 17 procent een intergemeentelijke, 9 procent een supra-gemeentelijke, niet meer dan 5 procent (Azië) een metropolitane samenwerking. Vierendertig procent van de bestudeerde regio’s kende überhaupt geen samenwerking. Waar van samenwerking sprake is, blijkt deze vooral plaats te vinden op terreinen van regionale economische ontwikkeling, regionaal transport en ruimtelijke ordening. Twee derde van de regionale samenwerkingsverbanden heeft betrekking op alle drie de terreinen. Lager scoorden waterbeleid en afvalbeleid, dan cultuur, ten slotte gezondheidszorg. En? Maakt het wat uit?
De OECD constateerde hogere economische productiviteit, minder suburbanisatie en grotere tevredenheid van burgers waar sprake is van goede regionale samenwerking. Hoe beter en formeler deze is geregeld, hoe beter ook de prestaties. Fragmentatie van de governance blijkt in alle opzichten slecht voor een gebied. Overleg is weliswaar ingewikkeld en vergt veel tijd, maar het loont. Hoe efficiënter dat overleg, hoe gunstiger dit weer is. Bij verdubbeling van het aantal betrokken gemeenten verliest de grootstedelijke regio liefst circa 6 procent aan productiviteit. Ahrend benadrukte dat het hier niet alleen om economische prestaties gaat. Het belang van governance op metropolitane schaal doet zich gelden op elk maatschappelijk terrein. En toen, helemaal op het eind, kwamen zijn belangrijkste lessen. Rivaliteit tussen gemeenten en steden, aldus Ahrend, werkt ongunstig; van bovenaf samenwerking opleggen creëert lege hulzen; de bereidheid daartoe kan alleen van onderop groeien; ze vereist bovenal inspirerend leiderschap.
Gehoord in One Whitehall Place, Londen, op 15 oktober 2014:
Het congres Cities 2014 van Marketforce en Ernst & Young in Londen bracht afgelopen woensdag steden uit het hele Verenigd Koninkrijk bij elkaar. Opvallend veel bestuurders waren aanwezig. Hun bijdragen vielen op door hun grote inhoudelijkheid. Je kunt het een mooi voorbeeld noemen van Benjamin Barber’s droom: “if mayors ruled the world.” Steden willen van elkaar leren. De burgemeester van Newham, Robin Wales, vertelde over de legacy van de Olympische Spelen 2012 in zijn gemeente, de burgemeester van Bristol, George Ferguson, maakte indruk met zijn verhaal over lokale duurzaamheid en de burgemeester van Stoke-on-Trent pleitte voor een tussenstop op de nieuwe hogesnelheidslijn HS2 tussen Manchester en Birmingham. Centraal stond het idee van Smart Cities en veel bijdragen gingen over nieuwe vormen van governance waarin publiek-privaat nauw samenwerken met burgers aan stedelijke smart grids. De gedachte dat grotere betrokkenheid van de bevolking nodig en ook nuttig is kwam vooral naar voren in de mooie bijdrage van Tom Shakhli uit Lambeth, Zuid-Londen. Zijn verhaal over ‘Made in Lambeth’ ging over hoe een vaste groep van vierhonderd burgers voortdurend door de gemeente wordt geconsulteerd, “using online communities to do good for nothing.” Boodschap: het werkt.
Meeste indruk op de aanwezigen maakte de bijdrage over Toronto Waterfront. De Canadees William Hutchison van het Centre for Smart City Innovation van Ernst & Young vertelde over twintig jaar zorgvuldige planning langs de stedelijke oevers van de Don. Het betreft hier een transformatie van oude industrieterreinen op land dat voor 70 procent in bezit is van de gemeente, een vastgoedinvestering ter waarde van liefst 34 miljard Canadese dollar. In 1999 begonnen, toen nog bedoeld voor de Olympische Spelen 2008, leek het project in 2011 vast te lopen door verzet van de even eerder aangetreden rechtse burgemeester Rob Ford. Die wilde de publieke planners van Toronto Waterfront eruit gooien en het plan verder geheel door marktpartijen laten ontwikkelen. Terwijl aan de basis van het megaplan juist uitgebreide publieke consultatie ligt, een gevoelige samenwerking tussen stad, provincie en ministeries, en parken, pieren, infrastructuur en openbare ruimtes (o.a. van West8) juist de kern van het plan uitmaken. In 2013 werd het project daarom geëvalueerd. Uitslag: positief. Op dit moment speelt de omstreden komst van een vliegveld in het waterfront, en de bouw van een casino. En afgelopen zomer ontstond er heibel over parasols die waren geplaatst op Sugar Beach en die elk liefst 12.000 dollar zouden hebben gekost. Ai, de burgers! En dat terwijl Toronto Waterfront op dit moment 1,65 miljard dollar extra vraagt om het karwei af te maken. Eind oktober zijn er in Toronto verkiezingen.
Gehoord in de Beurs van Berlage op 18 april 2014:
De G8, de wereldtop van filosofen, vond afgelopen vrijdag in Amsterdam plaats. Het was geweldig. Vier van de acht filosofen hoorde ik er spreken over de toestand in de wereld: Peter Sloterdijk, Huub Dijstelbloem, Benjamin Barber en John Gray. Niet een was er optimistisch. De wereld staat er slecht voor. (Is het ooit anders geweest?) Wat vooral opviel was dat geen van de vier geloofde in politiek, althans in wat nationale regeringen zoal doen. Dijstelbloem wees erop dat regeringsleiders ‘onderaan bungelen’ als het gaat om instituties waar mensen vertrouwen in hebben. Barber, auteur van ‘If Majors Ruled The World’, gaf voorbeelden van regeringsleiders die ronduit domme dingen doen, elkaar tegenspreken, niet luisteren, niet samenwerken, en waarvan we het dus niet moeten hebben. En John Gray liet zien hoe nota bene de Amerikaanse regering ‘waterboarding’ en andere martelpraktijken weer legitimeerde, terwijl iedereen dacht dat marteling van mensen uit de boze was. Ook slavenhandel en andere barbaristische praktijken, lichtte hij toe, worden veelvuldig door regeringen toegestaan of actief bedreven. Het bracht hem tot de pessimistische stelling dat vooruitgang een mythe is.
De meest optimistische toon sloeg Benjamin Barber aan. In regeringen geloofde hij dus niet. Ook niet in de EU of de Verenigde Naties. Wel meende hij dat steden de wereld kunnen redden. Sterker, dat doen ze al. De politiek in steden is namelijk een fundamenteel andere dan in natie-staten: minder ideologisch, meer maatwerk, meer gericht op het oplossen van concrete problemen. Ook spelen steden, anders dan natie-staten, geen zero-sum game; van samenwerking worden ze sterker, dit gaat niet ten koste van de ander. Daarom zouden steden ook veel meer armslag moeten krijgen, meer eigen regelgeving ontwikkelen, over meer eigen middelen beschikken. Zo gaan, liet Barber zien, steden veel intelligenter om met het mondiale vraagstuk van de migratie. Ze ontwikkelen hun eigen beleid ten aanzien van nieuwkomers en hij voorzag dat steden met bijvoorbeeld ‘stadsvisa’ de toestroom zelf gaan reguleren. Ander voorbeeld: de wijze waarop steden het CO2-vraagstuk aanpakken. Los Angeles wist haar uitstoot bijvoorbeeld te halveren door de eigen zeehaven duurzamer te maken. Die was daar de grote boosdoener. Zoiets, aldus Barber, zou Rotterdam ook moeten doen. Het was allemaal hele praktische filosofie. Hoe lang zal het duren voordat een stad als Amsterdam scooters mag weren van het fietspad?
reacties