Gelezen in ‘The Mega-City in Latin America’ (1996) van Allison Rowland en Peter Gordon:
Bron: Newgeography.com
Mexico City telt op dit moment liefst 22 miljoen inwoners en behoort daarmee tot de grootste megasteden ter wereld. Projecties gingen tot diep in de jaren ‘90 nog uit van een groei naar 25 tot 27 miljoen inwoners, waarbij gevreesd werd dat de sterk uiteengelegde stad chaotisch en onbestuurbaar zou worden, maar de jaarlijkse groei van bijna 6 procent die inzette in de jaren ‘50 tot ‘70 liep in de jaren ‘80 snel terug tot minder dan 2 procent. Volgens Allison Rowland en Peter Gordon was dit te danken aan de nationale industriepolitiek van president Salinas waardoor banen niet meer uitsluitend in de Mexicaanse hoofdstad werden gecreëerd, maar ook in andere steden. Zelf denk ik dat de omvang van de megastad een natuurlijk maximum had bereikt en dat eind twintigste eeuw de stad eindelijk de bevoegdheid kreeg om zichzelf te besturen. Tot diep in de twintigste eeuw was dit een staatsaangelegenheid, toebedeeld aan de president. In 2000 trad Andrés Manuel López Obrador aan als burgemeester van Mexico City. In de vijf jaar dat hij de megastad bestuurde werden vrije busbanen aangelegd op de belangrijkste corridors en werd het stadscentrum opgeknapt met geld van de bevriende miljardair Carlos Slim. De New Yorkse oud-burgemeester Rudy Giuliani adviseerde Obrador over een zero-tolerance beleid, waarna de criminaliteit in de stad snel terugliep. In 2004 werd hij als de een na beste burgemeester ter wereld gekozen door het World Mayor Forum. Afgelopen jaar is Obrador na drie mislukte pogingen tot president van Mexico gekozen. Een portret van hem stond deze week in The Economist.
Afgelopen week verbleef ik een aantal dagen in Coyoacán, Mexico City. De uitgestrekte megastad voelde inderdaad veel veiliger, het openbaar vervoer is sterk verbeterd, de openbare ruimte in het centrum oogt fraai, er is veel (t0t de tanden bewapende) politie zichtbaar op straat, de stadsreiniging werkt aan afvalscheiding, er is een begin gemaakt met internationaal toerisme, hoogbouw doet zijn intrede, kortom in minder dan twintig jaar is de kwaliteit van leven in deze krankzinnige miljoenenstad aanzienlijk verbeterd. En het bijzondere is dat in december afgelopen jaar in Mexico City een vrouwelijke burgemeester is aangetreden: Claudia Sheinbaum (56 jaar), die behoort tot de linkse partij van Obrador en die met een stevige anti-corruptie campagne de meerderheid van stemmen kreeg. Ze belooft meer democratie en burgerlijke vrijheden en wil de oproerpolitie omvormen tot een normaal politiecorps. Daarnaast wil ze bouwbesluiten steviger handhaven en beter toezien op corruptie in de bouwindustrie. Mexico City ligt in een aardbevingsgebied, bovendien is de bodem instabiel, waardoor gebouwen gemakkelijk instorten. Bij haar aantreden kondigde Sheinbaum de aanschaf van 800 nieuwe autobussen en 100 nieuwe trolleybussen aan. Ook maakte ze 245 miljoen dollar vrij voor uitbreiding van het metrosysteem en gaat ze kabelbanen aanleggen naar de slums in de stedelijke periferie. Onder Obrador was Sheinbaum wethouder voor milieuzaken. Ik las het in een Mexicaanse krant. Ondertussen maakte Het Parool bekend dat Amsterdam afstevent op 1 miljoen inwoners. De Vereniging Deltametropool twitterde nerveus dat ze mijn visie hierop afwacht. Moet ik werkelijk reageren?
Gehoord in het Universiteitstheater te Amsterdam op 16 januari 2019:
In navolging van Kate Raworth (‘Donut Economy’) en Thomas Piketty (‘Capital in the 21st Century’) verklaarde nu ook Antonio Ferreira de Kuznetscurve voor dood. Dit deed hij aan het begin van de vierde dag van de Masterstudio ‘The Post-Growth City’ van de Universiteit van Amsterdam. Ferreira doet onderzoek naar grondgebruik, transport en milieu bij het CITTA aan de Universiteit van Porto. Portugal werd hard geraakt door de financiële crisis, het denken erover heeft er een bijzondere wending genomen. Over de Kuznetscurve merkte Ferreira op dat de bedenker ervan, Simon Kuznets, zijn curve kort na de Tweede Wereldoorlog had ontwikkeld toen alles beter ging. Kuznets veronderstelde dat naarmate een land verder industrialiseert de maatschappelijke ongelijkheid eerst toeneemt, maar voorbij een bepaald punt zou afnemen. Immers, eerst trekken arme landarbeiders naar de grote stad. Vervolgens doen democratie en emancipatie hun zegenende werk waardoor de ongelijkheid afneemt, tot deze uiteindelijk verdwijnt. Iedereen wordt in de opgaande lijn meegenomen. De curve werd later ook toegepast op het milieu: eerst zou vervuiling toenemen, maar voorbij een bepaalde ontwikkelingsgraad weer afnemen. Als een land maar voldoende industrialiseert, groeit en urbaniseert, komt het uiteindelijk wel goed. Het is een sprookje gebleken, aldus Ferreira. De kosten van ontwikkeling worden geëxporteerd naar arme ontwikkelingslanden. Kortom, urbanisatie en economische groei gaan de mensheid niet redden.
Hierop introduceerde de Portugese wetenschapper het rebound effect: als de efficiency van de productie van een goed of dienst toeneemt, blijkt dat er van dat goed of die dienst meer wordt geconsumeerd. De milieuwinst gaat teloor. Al in 1865 had de Britse econoom William Jevons vastgesteld dat technologische verbeteringen die de efficiëntie van het gebruik van steenkool deden toenemen, leidden tot een verhoogde consumptie. De Jevons paradox is een extreem voorbeeld van het rebound effect. Kortom, technologie gaat ons (ook al) niet redden. Nee, er zit niets anders op dan te stoppen met groeien. Er dient een wereldwijde culturele omwenteling plaats te vinden, een mentaliteitsverandering van de hele mensheid. In plaats van kapitalisme pleitte Ferreira voor localisme: een diep gevoelde verbondenheid met de eigen plek, de eigen gemeenschap, de eigen cultuur zonder in stagnatie te vervallen. Hij nodigde uit om naar inheemse kennisleren te zoeken die houvast bieden. Waarom zou je nog willen reizen, waarom groeien? “We áre indigenous people! Who cares about growth?” Daarna zouden de studenten nog twee dagen diep nadenken om oplossingen te vinden voor de netelige situatie waarin wij als mensheid verkeren.
Gelezen in ‘Koninkrijk vol sloppen’ (2010) van Auke van der Woud:
Tussen 1870 en 1900 groeiden de steden in het westen van Nederland ineens als kool. Amsterdam, aldus historicus Auke van der Woud in ‘Koninkrijk vol sloppen’ (2010), kreeg in drie jaar tijd, tussen 1880-1883, liefst 100.000 nieuwe inwoners erbij. De instabiliteit van die instroom was overigens wel groot, want tegelijk vertrokken er 70.000. Een positief saldo dus van 10.000 nieuwe Amsterdammers elk jaar. Nederland volgde in dat opzicht industriële grootmachten als Engeland en Duitsland. In die tijd ontstond het beeld van de grote stad als een gezwel dat op zijn landelijke omgeving parasiteert. De trek naar de stad werd zelfs rechtstreeks in verband gebracht met de landbouwcrisis. Volgens Van der Woud hadden die twee tendensen maar zeer gedeeltelijk met elkaar te maken gehad, maar het beeld was geboren en het bleek onweerstaanbaar: steden waren hongerige octopussen die het platteland verslinden en globalisering werd als de zondebok gezien. Allerlei marxistische en socialistische theorieën circuleerden die steden gingen zien als puur economische verschijnselen. Kritische intellectuelen keerden zich tegen de grote stad. De bezorgdheid over de stedengroei en de nieuwe stedelijke samenleving was volgens Van der Woud overigens typisch Europees, want in Amerika waren weinig critici te vinden die de grote stad als een tumor beschouwden.
Van der Woud wijst erop dat de wetenschappelijke onderbouwing van de parasiterende grootstad met name geleverd werd door Darwins evolutietheorie. Steden werden, net als planten en dieren, als organismen gezien die zich ontwikkelden tot een steeds hogere complexiteit. Er was sprake van een ‘survival of the fittest’. Volgens negentiende eeuwse geografen en economen kostte die stedelijke groei veel energie: energie die steden, net als bomen en planten, via infrastructuur uit hun omgeving naar zich toe zogen. Het beeld van de grootstad als vraatzuchtige monster was geboren. Maar Van der Woud stelt in zijn boek daar een heel ander beeld tegenover. Dat beeld is in de eerste plaats cultureel, niet economisch. De grootstad, schreef hij, was voor veel mensen in de eerste plaats een zintuiglijke ervaring en juist daarin school een grote aantrekkingskracht. “Grote stad, wereldtentoonstelling van snoep, machines, schrijfpapier, geplukte eenden, meikaas, glaswerk, strohoeden, kamizolen, rubberen slangen, taarten en lakense jassen.” Eind negentiende eeuw was de metropool de plaats waar de moderne beschaving werd geboren. Wonen in een stad, dikwijls klein, benauwd en vierhoogachter, was voor de meeste mensen een geschenk uit de hemel.
Gelezen in The Huffington Post van 7 december 2017:
Bron: Bill Levay, 2015
De poging van de Chinese autoriteiten om hoofdstad Peking niet meer te laten groeien omdat verdere groei tot grotere ongelijkheid zou leiden, pakt dus averechts uit. Ik schreef er gisteren een blog over. In San Francisco en de Bay Area zijn het de bewoners zelf die hun stad niet meer verder willen laten groeien. Hun NIMBY-gedrag (‘Not in my backyard’) leidt ertoe dat steeds meer mensen een dak boven hun hoofd verliezen en op straat gaan zwerven. Vastgoedprijzen rijzen de pan uit door groeiende woningschaarste. In San Francisco leven inmiddels meer dan 6.000 mensen op straat; in Oakland, aan de overzijde van de baai, zijn dat er ruim 4.000, in San José – het hart van Silicon Valley – heeft zich vlak bij het hoofdkantoor van Adobe zelfs een groot kampement gevormd dat bekend staat als ‘the Jungle’, 75 acres groot. In 2014 werd the Jungle op last van de autoriteiten afgebroken, maar even verderop vormden zich onmiddellijk nieuwe kampementen, zoals Jungle 280’ en ‘Macredes’. Tijdens de bosbranden van afgelopen zomer ging een aantal in rook op. Hetzelfde verschijnsel doet zich overigens voor rond de andere populaire Amerikaanse steden aan de Westkust, zoals Seattle, Portland en Los Angeles. Veel daklozen blijken afkomstig uit de suburbs.
In het steenrijke San Francisco leiden de kampementen tot grote overlast. Er zijn daar onvoldoende sanitaire voorzieningen. Waarop de rijken weer klagen. Hun klachten bereikten in juli 2017 voorlopig een piek. In The Huffington Post werd het verschijnsel in 2012 als volgt verklaard: “Experts see the trend as a product of the nation’s decades-old suburban migration, a steady exodus from major cities by professionals seeking more space, newer schools and distance from urban grit. More recently, jobs have spread to the fringes of large metropolitan areas, attracting workers. Double-digit unemployment amid the worst economic downturn since the Depression did the rest, sending previously middle-class and even affluent households into poverty.” Maar toen verkeerden de VS nog in een economische crisis. In 2014, dus na de crisis, berichtte The Atlantic: “The current tech boom has made Silicon Valley one of the wealthiest and fastest-growing regions of the country. That has created one of the country’s most expensive rental markets, pushing low-wage workers out of Santa Clara County or onto the streets.” Gloria Bruce, directeur van de East Bay Housing Organizations, gaf in de San Francisco Chronicle recentelijk een heldere verklaring: “It is the accumulation of years and years of affordable-housing shortages. There is just no place for people to go.” Mensen aan de onderkant van de woningmarkt worden de stad uitgedrukt door rijken die verdere groei verhinderen. Woningen worden duurder en duurder. Wat de rijken weer in de kaart speelt. Zo simpel is het.
Gelezen in ‘Tokyo’s Urban Growth, Urban Form and Sustainability’ (2010) van Junichiro Okata en Akito Murayama:
bron: The Asahi Shimbun, January 9, 2012
Afgelopen maand werkbezoek gebracht aan Tokio. Ditmaal om deel te nemen aan een seminar, georganiseerd door Darko Radovic, hoogleraar Architectuur en Stedenbouwkundig Ontwerpen aan Keio University. Radovic had een boeiend programma samengesteld rond twee bijzondere wereldsteden: Amsterdam+Tokio. Beide – hoewel heel verschillend van formaat en karakter – ondervinden de druk van de globalisering en proberen daar lokale antwoorden op te vinden. Sprekers gingen in op die strategische en tactische responsen. Voor Tokio waren dat onder andere Kengo Kuma, Hiroto Kobayashi, Darko Radovic en Jinnai Hidenobu, voor Amsterdam spraken Pieter Klomp, Paul Chorus, Mirjana Milanovic en ikzelf. Voor het gemak vatte ik in mijn lezing Amsterdam op als de Metropool Nederland, waardoor ik een zeer uiteengelegd stedelijk veld van 17 miljoen inwoners kon vergelijken met een compacte, duurzame megastad van 37 miljoen.
Meest opmerkelijke trend in de Aziatische megastad is dat Centraal Tokio sinds 1996 sterk in inwonertal groeit. Dat is decennialang anders geweest. Toen vluchtten gezinnen de stad uit, net als bij ons, naar buiten. Nu is de trend precies omgekeerd. Ditmaal gaat het vooral om eenpersoonshuishoudens die het grootstedelijke centrum opzoeken. Meer dan de helft van de nieuwe woningen betreft hier studio’s en appartementen in nieuwe, dikwijls zeer grote gebouwencomplexen. Het immer rusteloze Tokio verandert opnieuw snel van karakter: overal ziet men ineens torens en schijven verrijzen, terwijl het ‘oude’ Tokio nog werd gekenmerkt door VINEX-achtige structuren van overwegend laagbouw in uitgestrekte buitenwijken. Veel appartementen in het centrum tellen overigens niet meer dan één kamer, mensen schikken hier in, het gemiddelde vloeroppervlak van woningen in Tokio daalt zienderogen. Deze sterke verdichting roept allerlei nieuwe problemen op. Extra capaciteit van het openbaar vervoer is nodig, maar ook mooiere parken en betere fietsvoorzieningen. Ondertussen verdunnen de randen. Daar is de auto aan de winnende hand, die met een nieuwe rondweg door de Japanse staat op haar wenken wordt bediend. In 2020 is de National Capital Region Central Loop Road gereed. In Nederland gebeurt precies hetzelfde: Amsterdam en omgeving groeien en verdichten, terwijl de rest van Nederland verdunt en krimpt. Tokio juicht deze ontwikkeling toe. Bij een ouder wordende bevolking, stelt de stad, past een compacter stedelijk patroon, kleinere woningen, goed openbaar vervoer en uitstekende voorzieningen. Laat de periferie maar krimpen.
reacties