Gehoord in Parijs op 21 november 2014:
De economie van Groot-Parijs is bijna even groot als die van Nederland: 610 miljard euro versus 660 miljard euro. Groot-Parijs telt 10 miljoen inwoners, ons land bijna het dubbele. Per hoofd van de bevolking presteert Groot-Parijs economisch dus veel beter dan Nederland. Dat hoeft niet te verbazen. Een enkele grote stad is nu eenmaal economisch veel krachtiger dan een samenraapsel van kleine steden. Het is een keuze. Toch bestaat Groot-Parijs voor tachtig procent uit platteland. En het is, net als in Nederland, overwegend vruchtbaar bouwland. Ondertussen groeit Parijs jaarlijks met 50.000 nieuwe inwoners. Dat vertelde Bertrand Lemoine, historicus-ingenieur, tevens oud-directeur van het Atelier du Grand Paris. Hij gaf een introductie op Grand Paris tijdens de conferentie ‘La Ville du Futur’ in La Defense, hij benadrukte het multipolaire karakter binnen de metropoolvorming en problematiseerde het grootstedelijke bestuur.
De groei van Parijs, aldus Lemoine, vindt niet meer plaats in de periferie. Die metropolitane periferie is daar liefst 1000 kilometer lang, maar onder de mensen is die zone weinig geliefd. Hij noemde de politiek van groeikernen rond Parijs mislukt. De contrasten binnen Groot-Parijs zijn erg groot en groeien. In het centrum zijn de grondprijzen extreem; ook het westen doet het veel beter dan het noorden of het oosten. In het centrum wil iedereen wonen, maar het lukt niet om aan deze marktvraag te voldoen. Parijs moet verder verdichten. Dat doet ze ook. Maar te langzaam. De nieuwe, kostbare metrosystemen met hun 70 nieuwe stations moeten hierin uitkomst gaan bieden. Later sprak nog de wethouder Ruimtelijke Ordening van Parijs, Jean-Louis Missika. Hij gaf de oplossing voor het nijpende probleem: niet zozeer meer bouwen, want dat lukt toch niet, maar huizen delen, kamers delen, voorzieningen delen, leven in kleinere ruimtes met minder spullen, het past volgens hem in de nieuwe vorm van delen en samenwerken – metropolitaan ‘communisme’ – die over ons spoelt.
Gehoord in Den Helder op 15 oktober 2010:
Tijdens de bijeenkomst rond ‘Demografische transities in Noord-Holland Noord’ sprak Wim Deetman van de commissie Deetman-Mans over eventuele krimpverwachingen in Noord-Holland Noord. Zijn rapport, geschreven op verzoek van toenmalig minister Van der Laan, was duidelijk: alleen Den Helder heeft bevolkingskrimp te vrezen. Het is overigens een soort krimp die goed te verhelpen valt, voegde hij eraan toe. Het gaat om een zogenaamd vertrekoverschot. Mensen vertrekken uit Den Helder omdat er geen werk voor hen is. De oorzaak: de marine. Deze grootste werkgever in Den Helder is de afgelopen jaren flink gekrompen: van 30.000 naar 10.000 werknemers. En, liet Deetman daarop volgen, die teruggang zal de komende jaren doorzetten. Er moet dus werk naar Den Helder, dat was zonneklaar. Plannen voor een nieuwe haven liggen al klaar, maar zijn er marktpartijen met concrete investeringsplannen? Zo ja, dan moet er nu snel gehandeld worden. Deetman sprak van ‘een momentum’. Een politiek momentum wel te verstaan. Burgemeester Schuiling van Den Helder nam het rapport met graagte in ontvangst. De lobby voor het grote geld kon beginnen!
Later in de workshops merkte ik ook niets van krimpverwachtingen bij de deelnemers. Het gaat goed met Noord-Holland Noord. Maar de provincie had toch wel degelijk demografische cijfers uitgereikt die dan wel niet alarmerend waren, maar toch uiterst serieus genomen dienden te worden? De vergrijzing maakt de komende jaren vooral een opmars in de voormalige groeikernen: Alkmaar, Heerhugowaard en Hoorn. Toestroom van leerlingen in het basisonderwijs loopt in de hele regio ernstig terug. Dat betekent sluiting van scholen. En dan hebben we het nog niet eens over talentvolle mensen. Blijven ze in hun snel vergrijzende groeikern wonen? Of wijken ze uit naar Amsterdam? De wethouder van Alkmaar riep nog opgewekt dat Amsterdam op een half uurtje treinen ligt. Ik zag niemand de wenkbrauwen fronsen. In de bovenzaal bleef het zonnetje schijnen, ook al regende het buiten, in Den Helder, waar even verderop aan een stamtafel het plan om een visrestaurant in Den Helder te beginnen werd afgeblazen. Reden: te weinig koopkracht, te weinig klandizie. Een hele dure nieuwe haven als remedie? Deetman sprak van de noodzaak van een lange adem. Ik vrees langjarige bestuurlijke blindheid.
Gelezen in De Volkskrant/Historisch Nieuwsblad van 10 oktober 2007:
Mooie titel: “Liever de file dan de binnenstad”. Het artikel van Peter de Waard in de speciale krantbijlage die werd gemaakt voor de week van de geschiedenis en die als centraal thema ‘Nederland Waterland’ draagt, wordt de zogenaamde overloop van Amsterdam naar de polder beschreven. Aan het woord komt vooral getuige Roel de Wit, als wethouder in Amsterdam de opvolger van Joop den Uyl (wanneer precies kunnen we uit het artikel niet opmaken, maar het zal ergens begin jaren ’60 van de twintigste eeuw zijn), later burgemeester van Alkmaar en nog weer later Commisssaris der Koningin in Noord-Holland. Smeuïg wordt in het artikel verhaald over de groeigedachten van Amsterdam eind jaren vijftig, de Stadsrandcommissie die Amsterdam de ruimte wilde geven om te groeien en de oppositie daartegen van de kant van met name Minister Toxopeus (VVD), die een grote ‘rooie’ stad vreesde.
Vervolgens trad het kabinet Cals aan, met Den Uyl als minister van economische zaken. Wat te doen? De jonge De Wit (PvdA) koos de kant van de VVD of hij koos het compromis: wel de Bijlmer bouwen, niet de grote stad realiseren, maar koersen op overloop. Tweemaal fout dus. Decennialang liep de Amsterdamse middenklasse over, dat wil zeggen: verliet de stad. De stad raakte nog meer uit balans (namelijk eerder waren al 60.000 joodse inwoners afgevoerd) en de economie stortte ineen. Tot er door diezelfde PvdA midden jaren tachtig een einde aan de overloop werd gemaakt. Op dat moment ontbrak echter nog veel infrastructuur die de groeikernen met de centrale stad zou moeten verbinden. Vooral het openbaar vervoer liep hopeloos achter. Mensen kozen massaal voor de auto. Sindsdien groeit de Amsterdamse economie weer, maar nog steeds ontbreekt het aan goed regionale openbaar vervoer en zit iedereen vast in de file. De historische conclusie kan niet anders luiden dan: driewerf fout.
En wat zegt de heer De Wit? “Het belangrijkste is: we zijn gespaard gebleven voor de mammoetstad Amsterdam, waardoor bewoners in contact zijn gebleven met groene recreatiegebieden als het Amsterdamse Bos (dat bos stamt al van 1937, ZH), Spaarnwoude en Waterland.”
reacties