Shrinking to greatness

On 15 maart 2011, in demografie, economie, by Zef Hemel

Gelezen in Triumph of the City (2011) van Edward Glaeser:

Waarom krimpen sommige steden? Die vraag stelt econoom Glaeser zich in het tweede hoofdstuk van ‘Triumph of the City’. Het antwoord is simpel: ze leveren zich uit aan een monopolist, ze zijn te gespecialiseerd geraakt of te dun bevolkt, en ze beschikken over te weinig kleine, onafhankelijke ondernemingen. Steden kunnen snel groeien, maar krimpen juist langzaam, vat Glaeser uiterst beknopt samen. Krimp heb je bijna niet in de gaten. Als de huizen er eenmaal staan, worden ze namelijk niet zomaar verlaten, laat staan afgebroken. Wat er wel gebeurt is dat er gewoon steeds armere mensen in komen te wonen. “The downside of cities kept alive through cheap housing is that they overwhelmingly attract the poor, creating centers of extreme deprivation that cry out for social justice.” Herkent u het patroon? Denk aan Rotterdam-Zuid. Oorzaak: dominantie van de haven.

Mooi is hoe Glaeser vervolgens schetst hoe gemeentebesturen van overwegend industriële steden als Rotterdam, Heerlen en Eindhoven met zo’n krimpsituatie omgaan. Hij spreekt van ‘shrinking to greatness’, ze krijgen last van grootheidswaan. Spanje, stelt hij, bouwde voor tientallen miljarden aan hogesnelheidslijnen naar de perifere steden, Italië subsidieerde voor enorme bedragen ondernemingen in achterstandsgebieden, Bilbao gokte op een glinsterend Guggenheim. Het museum kostte de Baskische belastingbetaler 240 miljoen dollar, maar leverde slechts een miljoen toeristen per jaar op. Krankzinnig. En het erge is, elke krimpende stad spendeert tegenwoordig miljoenen aan musea, stadions en andere attracties, die ook nog eens veel minder bezoekers trekken dan het vermaarde museum in Bilbao. Zonde van het gemeenschapsgeld. Gleaser spreekt van een ‘edifice error’: de gedachte dat je met bouwwerken de krimp kunt keren. Helemaal fout, maar wel hardnekkig. Zijn advies is om niet toeristen te willen trekken, maar geschoolde migranten. En hij waarschuwt: “The path back for declining industrial towns is long and hard. Over decades, they must undo the cursed legacy of big factories and heavy industry. They must return to their roots as places of small-scale entrepreneurship and commerce.” Dit soort industriële steden moet veeleer investeren in onderwijs en verder vooral geduld oefenen (wat dat betreft doet Eindhoven het beter dan Rotterdam). Leipzig noemt hij als voorbeeld. Ook niet fout is om de binnenstedelijke dichtheid te vergroten. En armoede? Er is niets mis met stedelijke armoede. Ze is dikwijls een voorbode van stedelijk succes. Was getekend, Edward Glaeser.

Tagged with:
 

Wonderen der natuur

On 18 december 2010, in demografie, economie, by Zef Hemel

Gelezen in NRC Handelsblad van 26 november 2010:

Nog meer krimpnieuws. De Limburgse ondernemer Jean Gelissen, die naam maakte in de plafondbouw en eigenaar is van ADDVentures, wil in de omgeving van Heerlen liefst zeven themaparken bouwen gewijd aan wonderen van de natuur. NRC Handelsblad meldt dat de ondernemer en de gemeente een overeenkomst hebben gesloten om de plannen verder uit te werken. “Behalve de Grand Canyon moet Nature Wonder World uiteindelijk ook themaparken krijgen gewijd aan het Noorderlicht, de Mount Everest, het Australische Great Barrier Reef, de Mexicaanse vulkaan Paricutin, de haven van Rio de Janeiro en de Victoria watervallen op de grens van Zambia en Zimbabwe.” Al met al zal dit lokale initiatief de regio 1900 banen opleveren, zegt men. Het plan wordt niet alleen door de gemeente Heerlen gesteund, maar ook door de provincie Limburg en Parkstad Limburg. Het grapje kost 200 tot 300 miljoen euro.

Dwaas plan? We zouden het Hans Mommaas, hoogleraar Vrijetijdswetenschappen aan de Universiteit van Tilburg en woonachtig te Maastricht, eens moeten vragen. De kwaliteitskrant lijkt de natuurwonderen in het krimpgebied wel passend te vinden. “In het verstedelijkte gebied rond Heerlen, Brunssum, Landgraaf en Kerkrade kwamen de afgelopen jaren veel toeristische trekkers van de grond, onder meer de overdekte skipiste van Snowworld, de wereldtuinen van Mondo Verde en de dierentuin Gaia Park.” Het past dus in een ontwikkeling. NRC: “Ondernemers gokken ook op bezoekers uit dichtbevolkte gebieden over de grens.” Bedoeld worden Aken, Luik, Hasselt en Genk. Het nieuws deed me denken aan ‘Get in touch with creativity and innovation!’, een driedaagse ‘avontuurlijke reis door het culturele landschap van de Euregio’ van oktober 2009, onder aanvoering van “de wereldwijd bekende stadsvisionair Charles Landry.” Met, jawel, Hans Mommaas en toenmalig staatssecretaris Frans Timmermans. Is dit dan het resultaat van die avontuurlijke reis? Limburg voegt zich gewoon in het rijtje van provincies als Overijssel met De Bonte Wever, Preston Palace, Ponypark Slagharen en Kernwasser Wunderland, en Noord-Brabant met De Efteling, safaripark De Beekse Bergen en familiepark DippieDoe: autogeoriënteerd en ruimte-extensief massatoerisme in de intermediaire zones van de stedelijke megaregio Amsterdam-Brussel-Antwerpen-Keulen. Een graantje meepikken. En genoegen nemen met seizoensgebonden laagwaardige werkgelegenheid.

Tagged with:
 

‘De periferie komt dichterbij’

On 25 november 2010, in demografie, economie, by Zef Hemel

Gelezen in NRC Handelsblad van 20 november 2010:

De afgelegde bezoeken aan Heerlen, Sluis en Delfzijl stonden in het teken van bevolkingskrimp. Bij nadere beschouwing blijkt het tevens om ligging en economie te gaan. Alle drie gemeenten bevinden zich in de periferie van Nederland. Hun lokale economie is veelal niet al te sterk, juist omdat ze grensgebieden zijn. De natiestaat lijkt hier de boosdoener. Veel steun vanuit Den Haag ging overigens naar deze streken toe: rijkskantoren, rijksinvesteringen, industrialisatie-programma’s, sociale steun. Die langjarige hulp maskeerde wat er feitelijk aan de hand was. Hun economische zwakte wordt door de bevolkingskrimp nu genadeloos aan het licht gebracht. Hetzelfde patroon zien we, op grotere schaal, in Europa. Nu ook Ierland financiële hulp van Europa en het IMF accepteert, zien we dat de risicolanden allemaal aan de randen van Europa zijn gesitueerd. Het gaat in Europa niet zozeer om noord versus zuid, maar om centrum versus periferie. Ook in China, berichtte de kwaliteitskrant onlangs, vormt zich een centraal kerngebied waar de economische groei zich concentreert. Daar vormen zich de megasteden. De randen daarentegen lopen leeg.

Wat Europa betreft schrijven Cees Bannink en Ykje Vriesinga, redacteuren van NRC Handelsblad, terecht: “De periferie komt dichterbij.” Want ook Frankrijk moet opletten. Het hartland van Europa blijkt verder noordoostwaarts te liggen, in Duitsland. Binnen Nederland concentreert de economie zich eveneens in toenemende mate in het centrum, in de zone Amsterdam-Utrecht. Ook in ons land komt de periferie dichterbij, want wat zich in Delfzijl, Sluis en Heerlen openbaart zal zich de komende jaren ook elders voordoen. De natiestaat creëert zo zijn eigen problemen. Sterker, elke staatkundige eenheid creëert zijn eigen periferie. De enige werkelijke oplossing zou zijn: niet meer nationaal herverdelen, maar verder decentraliseren. Wanneer overal de steden hun eigen achterland kunnen creëren ontstaat een veel fijnkorreliger economisch landschap. Dan kan ook in ‘s lands periferie eindelijk gebouwd worden aan een eigen lokale economie.

Tagged with:
 

Amsterdamstraat

On 15 november 2010, in demografie, by Zef Hemel

Gezien in Heerlen op 11 november 2010:

Besmuikt namen we een kijkje in de Amsterdamstraat te Heerlen. Het straatje, veel kleiner dan de aanpalende Rotterdamstraat, is feitelijk een voetpad met aan één zijde een rijtje mijnwerkerswoningen uit de jaren vijftig. Het merendeel ervan staat te koop, al jaren. De eigenaren raken ze aan de straatstenen niet kwijt. Oorzaak: bevolkingskrimp. Slopen betekent uitkopen van de eigenaren. Heel gek, want even verderop halteert een lightrailtrein op een nieuw stationnetje. Ook de spiksplinternieuwe binnenring – een verbindende autoweg – scheert rakelings langs de wijk. De buurt grenst bovendien aan één zijde aan een schitterend bos, aan de andere kant zien we de torenspits van het centrum van Heerlen. We zijn in het hart van Eutropolis, het MHAL-gebied (Maastricht-Hasselt-Aken-Luik), de veelbezongen Euregio. Ik blader door amper tien jaar oude beleidsdocumenten over het gebied: ‘’Het MHAL met de stroom mee’’ (1999) van Jeroen Saris, High Five van het NIROV 91999) en Kolpron’s  ‘Herkwalificatie stedelijke bouw MHAL steden’ (2000). Er wordt nog met geen woord gerept over bevolkingskrimp, alleen over economische impulsen, bereikbaarheid en grensoverschrijdende samenwerking. We zijn nu tien jaar verder, er is ondertussen voor miljoenen geïnvesteerd, maar wat is het resultaat?

Kolpron verwachtte destijds veel uitstraling van de stationsgebieden in de afzonderlijke MHAL-steden. We namen daarom een kijkje op het pas geopende busstation van Heerlen, we spraken met de ontwerper ervan, kunstenaar Michel Huisman. Zijn ouders, vertelde hij, hadden een schitterende juwelierszaak in Heerlen gehad; nu zat er in datzelfde trotse pand een Etos. Het busstation is inderdaad schitterend uitgevoerd en Huisman kan geweldig tekeer gaan (zijn nauwelijks ingehouden woede evenaart die van de onlangs overleden historicus Tony Judd). Maar het oude, vooroorlogse busstation van Heerlen was toch het mooiste. Jammer dat dat in de jaren tachtig is afgebroken, net als die hele mijnbouwerfenis van de Oostelijke Mijnstreek. Toen we even later het prachtig gerestaureerde Schunckpaleis binnenstapten en een blik wierpen in de tentoonstelling over de musicus John Cage, wisten we het zeker. Niet die voortdurende sloopwoede en al die investeringen in asfalt en gebouwen, maar de mensen maken de stad. Heerlen kan het beste investeren in kunst, identiteit en cultuurhistorie. Stop het beton en ga liever de mijnarbeidershuisjes in de Amsterdamstraat  restaureren.

Tagged with: