Gezien in Museum Amsterdam Noord op 27 september 2019:
Bron: Nederlandse luchtvaart
In het voormalige badhuis van Vogeldorp, Amsterdam Noord, is een alleraardigste tentoonstelling te zien over de ELTA, de Eerste Luchtverkeer Tentoonstelling Amsterdam, gehouden in de zomer van 1919 in Amsterdam Noord. ELTA was een initiatief van twee militaire vliegers Albert Plesman en Marinus Hofstee. Ik heb nooit geweten dat er zo’n groot vliegveld in de Buiksloterham heeft gelegen, het was de voorloper van Schiphol. De ELTA, die zes weken duurde, markeerde het begin van de Nederlandse burgerluchtvaart, tevens het begin van de KLM en van vliegtuigbouwer Fokker. Niets is ervan terug te vinden. Fokker hoopte en verwachtte dat Amsterdam zijn vliegveld in Noord zou uitbouwen, maar dat gebeurde niet. De stad wilde in Noord arbeiderswoningen ontwikkelen. Vliegen was destijds elitair en de honderdduizenden bezoekers van de ELTA kwamen vrijwel zonder uitzondering uit gegoede milieus. Ze namen de pont vanaf CS en liepen langs de huisjes van de Van der Pekbuurt naar het tentoonstellingsterrein. De sociaal-democraten vonden het maar niets. De enige keer dat het volk uitliep was voor het parachutespringen. Dat was spannend. Geruchten deden de ronde dat de springer doodsangsten had uitgestaan en uiteindelijk een duwtje van de mecanicien had gekregen. Zijn parachute ging te laat open, maar hij overleefde de sprong.
Het lunapark in de Buiksloterham bleek een regelrechte mislukking en verdween na zes weken van de aardbodem. Alleen de loodsen van de ELTA bleven overeind. Daarin startte Fokker zijn fabrieken. Hij zou er tot 1951 vliegtuigen blijven bouwen. Maar omdat de bodem ongeschikt bleek voor een vliegveld en de gemeente liever arbeiderswoningen wilde bouwen, werden in de fabrieken alleen onderdelen gefabriceerd, die vervolgens op dekschuiten naar Schiphol moesten worden getransporteerd om daar geassembleerd te worden. Is er een verband tussen de scheepswerven en vliegtuigbouwer Fokker? Ik kan er niks over vinden. Waarom een ELTA in Amsterdam Noord? Dit is wat ik las. Aanvankelijk wilde men de wereldtentoonstelling in Den Haag houden, maar om commerciële redenen werd voor Amsterdam gekozen. En Noord leek geschikt, want daar was veel ruimte. Bovendien was het beoogde terrein goed te bereiken met de trein. In 1913 was hier de Eerste Nederlandse Tentoonstelling op Scheepvaartgebied (ENTOS) gehouden. Fokker kwam uit het verslagen Duitsland met smokkelwaar: in zes treinen met elk zestig wagons vervoerde hij een kleine honderd vliegtuigen, machines en onderdelen naar de hoofdstad. Fabricage begon dus met Duitse onderdelen. In 1921 vertrekt Fokker naar Amerika. Zeven jaar later is hij de grootste vliegtuigbouwer ter wereld. In 1951 verhuizen de fabrieken naar Schiphol. In 1990 gaat de Flying Dutchman failliet. Voor luchtvaarttentoonstellingen moet je tegenwoordig naar Parijs of Dubai.
Gezien op televisie op maandag 12 september 2016:
Geniale teevee! Twee documentaires afgelopen week gezien die ik werkelijk niet had willen missen. De eerste aflevering van ‘Droomland Amerika’ over Youngstown, Ohio, bij de VPRO, de tweede ‘Het laatste jaar van FC Twente’ over Enschede, Overijssel, bij de VARA. De ene ging over politiek, de ander over voetbal. Met schitterende rollen van Eelco Bosch van Rosenthal (Youngstown) en Erik Dijkstra (Enschede). De parallellen zijn gemakkelijk te trekken. Youngstown en Enschede zijn beide steden in de Rust Belt: voorheen was hier bloeiende industrie – staal respectievelijk textiel – en verdienden de inwoners een dikke boterham met keihard werken, nu is er alom malaise, de industrie is vertrokken en beide steden krimpen. Met het Twentse voetbal gaat het ook al niet goed, met de Amerikaanse politiek evenmin, want Trump gaat in Youngstown zeker winnen. En wat doet Wilders in Twente? Ik voorspel hem een ruime zege. Je ziet de onmacht, de woede en de frustratie van de mensen die het allemaal overkomt. Hun slachtofferschap reageren ze af op een vermeende vijand. In Enschede is dat ‘het Westen’, lees: de KNVB die FC Twente laat degraderen, in Youngstown is dat ‘de wereld’ die de staalstad liet doodbloeden. Ze lijken niet te begrijpen dat ze in een wingewest wonen, dat speelbal is van wereldmarkten en van megasteden.
Trump landt met zijn Boeing in Ohio en belooft de mensen de terugkeer van de staalindustrie. Dat zijn loze beloften. Het minderwaardigheidscomplex van de aanhangers van FC Twente is al even schrijnend. Hun liedteksten gaan je door merg en been. En dan dat terugverlangen naar het verleden, die romantiek van de vroegere overwinning: FC Twente die landskampioen werd in 2010, Boom Boom Mancini die wereldkampioen boksen werd in de hoogtijdagen van Youngstown. Daarna volgden mismanagement, corruptie en schandalen. Je wil het niet weten. Ondertussen wijt men de malheur aan de ‘globalisering’, de ‘Randstad’, het rijke Westen. De mensen geloven het nog ook. Is het werkelijk? Steden moeten gewoon diverser worden, niet stilstaan, hun economieën moeten rijker en complexer worden. Vertrouwen op die ene kaart – staal, textiel – is niet genoeg; vroeger of later zal die het loodje leggen. Een administratiecentrum van het Pentagon uit Washington verplaatsen naar Youngstown is een politieke wanhoopsdaad en zeker geen oplossing. AZC’s, gevangenissen en kazernes openen zijn dat evenmin. Steden moeten aan de bak. Doen ze dat niet, dan komt uiteindelijk de man met de zeis. Die velt ze, genadeloos. Het is van alle tijden. Goede, grote, complexe steden bouwen, er zit niets anders op.
Gelezen in de Volkskrant van 27 december 2010:
Vijfendertig afleveringen over veelbelovende Nederlandse bedrijven werden derde kerstdag afgesloten met een terugblik over twee pagina’s door de redactie van de Volkskrant. ‘Waarmee verdient Nederland over dertig jaar zijn geld?’, luidde de centrale vraag. De aanleiding voor de serie was een discussie tussen twee redacteuren geweest over de vraag “of de Nederlandse economie over dertig jaar nog op iets anders draait dan het elkaar adviseren, oplappen en coachen.” De gestelde vraag – tamelijk tendentieus gesteld – dicteerde de reportage, want de focus lag eenzijdig op de Nederlandse industrie. Geen wonder dat technologie als de allesbepalende factor voor de economie werd gezien en dat technologische innovatie – doorbraaktechnologie nog wel – daarvan de kern vormde en ook dat wereldwijde export uit het kleine landje bij de zee de keuze van de geïnterviewde bedrijven had bepaald. Een triomftocht, kortom, voor Joseph Schumpeter. Dus werden tot slot ook twee experts naar hun oordeel gevraagd die geheel in de lijn van technologische innovatie redeneren: Carla Koen en Joeri van den Steenhoven. De eerste is hoogleraar technologie management in Tilburg en de tweede is voorzitter van Nederland Kennisland in Amsterdam. En wat zeggen zij? Het zijn kleine bedrijfjes die innovatief zijn, maar ze komen voort uit de hele grote bedrijven. Kortom, wie in zijn vooroordeel wil worden bevestigd, stelt de daarbij passende vraag en krijgt het door hem gewenste antwoord.
Gelukkig polsten de redacteuren ook nog Bas ter Weel. Hij is onderzoeker bij het Centraal Planbureau en een van de auteurs van de nieuwste langetermijnscenario’s voor de Nederlandse economie. Hij is onafhankelijk. Maar ook Ter Weel blijkt geheel verblind door technologie en noemt ‘de garage van Bill Gates’ een romantisch beeld. In de praktijk, beweert hij, wordt de bulk van de werkgelegenheid toch gegenereerd door grote bedrijven die zelf nieuwe producten ontwikkelen. Vreemd, ik dacht dat de bulk van de werkgelegenheid in dit land toch echt gegenereerd wordt door de dienstensector. En de garage van Bill Gates is helemaal geen romantiek. Hyves begon op een zolderkamer, Blokker begon in een achterafstraatje, de grootste architectenbureaus begonnen aan huis, sterker vrijwel elk groot bedrijf is ooit in een schuur, garage of zolderkamer begonnen. Alleen de zeer kapitaalintensieve bedrijfjes, door de overheid zwaar gesubsidieerd en onder rugdekking van de grote multinationals, beginnen in een duur pand op een gesubsidieerd bedrijventerrein. Gelukkig heeft Ter Weel wel begrepen dat de condities waaronder nieuwe technologie ontstaat in getalenteerde mensen steekt en dat je die moet aantrekken. In alle scenario’s die hij met zijn collega’s heeft ontwikkeld, blijkt het grote belang van steden voor de toekomstige economische groei. “Het hoogwaardige werk concentreert zich steeds meer in steden. Die moeten een verzamelplaats van talent worden.” Microsoft begon inderdaad in Seattle. Dat is een relevanter gegeven dan dat van de garagebox van Bill. Terwijl op het platteland overwegend wiet geteeld wordt in garages, zitten de garages in de stad bomvol talent. Kortom, bouw aantrekkelijke grote steden, met veel garages en zolderkamers en met net zo’n mooie bibliotheek als in Seattle. Ontwerp: Rem Koolhaas. Begonnen in 1975, dus tegelijk met Bill Gates, op een zolderkamer in Londen.
reacties