Nieuwe industriepolitiek

On 23 november 2011, in economie, by Zef Hemel

Gelezen in de Volkskrant van 23 augustus 2011:

De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid bereidt een advies voor over een nieuwe industrialisatiepolitiek voor Nederland. Het onderwerp ligt erg gevoelig, ik weet het. Overheidsinmenging in de Nederlandse industrie is in het verleden niet bijster gelukkig geweest. Vandaar wellicht dat de geleerden op reis gingen. Seoul, Singapore en Abu Dhabi werden ter plekke bestudeerd. Ze hadden zich al dat reisgeld kunnen besparen. In Amsterdam was dit najaar een tentoonstelling te zien in het Rembrandthuis die bijzonder instructief was. In ‘Gedrukt tot Amsterdam’ ging het over de nieuwe media in de Gouden Eeuw: de prentuitgeverij. Het drukken en verspreiden van prenten door slimme zakenlui was destijds als het maken van iPads en apps in onze tijd. Dat gebeurde allemaal voor het eerst in Amsterdam. Amsterdam was het ‘Silicon Valley’ van de zeventiende eeuw. “Terwijl het nu museumobjecten van een verouderd medium zijn, waren prenten toen dè manier om snel beelden te maken en te verspreiden.” Ineens zagen kunstenaars werk van verre collega’s, omdat het op grote schaal werd gekopieerd op prent. “De wereld werd veel kleiner.”

Welke les hieruit kan worden geleerd? Dat een nieuwe industriepolitiek een grootstedelijke zal moeten zijn. Ik denk echter dat de verre reizen onze wetenschappers hebben gevoed met het idee dat industriepolitiek veeleer iets met robotisering te maken heeft en dat ze, indien al territoriaal moet worden gedacht, vooral voor Brabant en Overijssel interessant zal kunnen zijn. Productiviteit in de industrie is te danken aan mechanisering en industrie vind je in dozen langs de snelweg. Zoiets. Het splitsen van industriebeleid en innovatiebeleid past in datzelfde verouderde denken. En het idee dat ICT ruimtelijke scheiding tussen creatie en feitelijke productie mogelijk maakt is in dat denken ook al zo dominant. Het gekke is echter dat de economie juist weer lokaler en kleinschaliger wordt en dat ze steeds meer de grote steden wil bedienen. In de Volkskrant van 8 oktober bijvoorbeeld las ik dat veel industrie China alweer verlaat en terugkeert naar de Verenigde Staten. Als reden wordt opgegeven dat Chinese arbeid aan de Oostkust te duur wordt en de grondprijzen er de pan uitrijzen. Het zal best. In feite zien we een gelijkwaardigheid tussen continentale economieën ontstaan. Bovendien worden metropolen zo immens groot dat ze reusachtige afzetmarkten gaan vormen voor lokale industrie die domweg geen export meer nodig heeft. Het mondiale transportsysteem kraakt trouwens in zijn voegen; duurzaam is het allerminst. En de creatieve bedrijven in de grote steden zoeken juist toenadering tot de kleine lokale maakindustrie. Ondernemen in niches levert een veel hogere toegevoegde waarde. De toekomst is dus aan een grootstedelijke industriepolitiek. Vandaar mijn tip. WRR, was liever gaan kijken in de Amsterdamse Jodenbreestraat.

Tagged with:
 

Amsterdamse maakindustrie

On 15 april 2011, in economie, by Zef Hemel

Gelezen in Het Parool van 9 april 2011:

Twee Amsterdamse bedrijven uit de maakindustrie in twee artikelen in één editie van Het Parool: Kraton Polymers in Noord en Van den Broek Biljart in De Pijp. Kraton is een nieuweling en werd met gemeentelijke subsidies over de streep getrokken. Hoewel, het Amerikaanse chemieconcern uit Houston zat al in Amsterdam; het produceert synthetische rubbers als tussenproduct, bijvoorbeeld voor werkhandschoenen of voor handgrepen van tandenborstels. Het opereert vanuit vestigingen over de hele wereld. Ooit was het onderdeel van Shell, dat nog altijd zijn laboratorium in Noord heeft. In het laboratorium van Kraton werkten voor de verzelfstandiging al 35 medewerkers, nu wordt dat aantal uitgebreid met zes. Nieuw is dat het bedrijf zijn Europese hoofdkantoor in Amsterdam gaat vestigen. Dat opereert binnenkort vanuit Riekerpolder, nabij Schiphol. Daar zullen nog eens 45 mensen werken. Schiphol en de aanwezigheid van het lab trok het bedrijf over de streep. Ziedaar de geschiedenis van een Amsterdams bedrijf dat in Amerikaanse handen viel, maar dat desondanks in Amsterdam gevestigd bleef en zelfs weet uit te breiden.

Het andere bedrijf is Van den Broek Biljart. Daar bouwen ze biljarts. In 1956 opgericht door Wim van den Broek die het vak geleerd had bij Wilhelmina aan de Stadhouderskade, is het bedrijf nu in handen van Remco Tolsma, een zoon van een oud-medewerker. Honderden biljarts zijn hier geproduceerd voor kroegen en sportclubs in de Amsterdamse regio. Inmiddels maakt het bedrijf tafels voor snooker en voor poolen, want de biljartsport sterft langzaam uit. Van de 1000 biljartmakers in Nederland zijn er nog maar 40 over. Tolsma kocht bij zijn aantreden een computer en opereert sindsdien met internetwinkel die biljarts uit China doorverkoopt aan klanten in heel Nederland. Toch heeft het bedrijf een nieuwe niche gevonden: biljarttafels maken voor schepen. Deze worden opgehangen in een door de Zweed Svend Heijer ontwikkeld gyroscopisch systeem dat de deining van de golven opvangt. Dat gebeurt nog altijd op de houten werkbanken. Nu vraag ik u: welk bedrijf is innovatiever? Kraton of Van den Broek Biljart? En: vindt u niet ook dat we dit soort maakindustrie in Amsterdam moeten houden? Tijd voor een lokale industriepolitiek!

Tagged with:
 

Condo hotel

On 30 december 2009, in boeken, stedelijkheid, by Zef Hemel

Gelezen in ‘Twenty minutes in Manhattan’ (2009) van Michael Sorkin:

Zo komen we in dit laatste kerstblogitem over Sorkin’s ‘Twenty minutes in Manhattan’ weer uit bij het begin: de bouw van een toren van het vastgoedimperium van Donald Trump, twee blokken zuidelijk van Varic Street, waar Sorkin zijn nieuwe studio huurt. Hij stipt het onderwerp aan omdat hij als studio-eigenaar een enquetelijst onder de neus kreeg geduwd waarop hij kon aangeven wat zijn wensen zijn ten aanzien van de buurt. De buurt zelf is nog niet gegentrificeerd, en de vragenlijst suggereerde dat de buurt de meest economisch diverse èn duurzame buurt van New York kan worden. Maar de vragen die worden gesteld zijn te beperkt, alsof het om winkelvoorzieningen gaat of om identiteit: "the usual street discipline", noemt Sorkin het. Hij is bang dat de vragenlijst erop gericht is ontwikkelingen als die op de Trump-kavel te legitimeren. Het gaat om een 45-verdiepingen tellend condominium-hotel, met 400 appartementen, kostprijs 3000 dollar per vierkante voet, in een omgeving die niet hoger gebouwd is dan zes, maximaal 15 verdiepingen. ‘Like most Trump projects, the architecture is completely bland, another glass box." Maar het ergste is zijn omvang en hoogte. "On the sky, it’s an awful scar. As urbanism, it’s vandalism."

De heftige discussie in de buurt gaat vooral over de functie van het bouwwerk. Het gebied zelf is als werkgebied gezoneerd, dus er mag niet in gewoond worden. Trump tracht dit te omzeilen door er een hotel van te maken, want dat mag wel. Een condo hotel is weer iets anders, iets nieuws, maar de plattegronden laten geen twijfel: het zijn gewoon woningen. Uiteindelijk is er met de gemeente overeenstemming bereikt over het verschil: je mag er niet langer dan 120 dagen per jaar verblijven: een ‘transient’ in plaats van een ‘resident’ hotel. Buurtbewoners hebben de gemeente daarop een proces aangespannen. Dat betekent dat de gemeente nu de kastanjes uit het vuur moet halen voor de firma Trump, en die heeft de toren in grote haast opgetrokken. Ondertussen adverteert hij met de aanbieding van ‘residences’. Waarschijnlijk is dat geen probleem, denkt Sorkin cynisch. Ook gelooft hij niet dat Trump erop zal toezien dat huurders die een miljoenenappartement huren na 120 dagen keurig het pand verlaten. Het affront is echter breder dan de leugenachtige manier waarop een ontwikkelaar een gaatje in de wet heeft gebruikt in zijn voordeel. Zeker, op diezelfde plek een woningcomplex voor de middenklasse met een kinderopvang erbij wil iedereen. Maar de stad, aldus Sorkin, vraagt om iets anders. Opnieuw verdwijnt er industrie. Dat is niet goed. "This transformation reproduces, at the scale of the city, something that is going on globally, a kind of spatial segregation – or zoning – of continental reach: New York’s industrial neighborhoods are now in China or Mexico." Wat ontbreekt is een industriepolitiek voor New York. Want wat de stad pas echt tot stad maakt is zelfvoorzienendheid en diversiteit.

Ook aan het slot van dit verrukkelijke boek betuigt Michael Sorkin zijn grote respect voor zijn voormalige buurtgenote, Jane Jacobs. Het is een ode aan de metropool, een lofzang op diversiteit, het biedt een scherper inzicht in de rol van steden in een globaliserende wereld dan het simpelweg meegaan met de flow van projectontwikkeling, hoogbouw, sloop en waardeontwikkeling die de stadsontwikkeling in het neoliberale tijdperk kenmerken. Deze kerst had ik geen beter boek kunnen lezen. Ik begin er weer zin in te krijgen.