Verteld in CREA, Amsterdam, op 9 februari 2015:<
Met ‘Volksvlijt 2016’ eindigde Zef Hemel afgelopen maandag zijn Amsterdamlezing voor een uitverkocht CREA op de Roeterseiland Campus. ‘Volksvlijt’, zo vertelde de hoogleraar Grootstedelijke vraagstukken, is het prototype van een zelfontwikkeld platform voor een ‘open stad’ waarbij duizenden burgers samen, van onderop, de Amsterdamse economie van de toekomst kunnen bedenken en ook realiseren. Naast ‘Volksvlijt’ wijdde Hemel uit over twee andere platforms die collectieve intelligentie in de stad genereren: ‘Thinking City’ (‘open universiteit’) en ’De Nieuwe Wibaut’ (‘open overheid’). Alle drie de platforms worden op dit moment door hem getest, verbeterd en onderzocht. Straks kunnen ze gemakkelijk worden opgeschaald en toegepast in andere steden. Daarmee legde Hemel niet alleen verantwoording af over zijn werkzaamheden op de Wibautleerstoel aan de Universiteit van Amsterdam tot nu toe, ook plaatste hij zijn werk uitdrukkelijk in de context van de ratrace tussen steden om door middel van technologie, talent, creatieve industrie, wetenschappelijke valorisatie, campusontwikkeling en kapitaalinjecties een zogenaamde smart city– of zelfs global city-status te verwerven. In de nieuwe kenniseconomie willen steden vooral slim gevonden worden.
Hemel maakte duidelijk dat hierachter een veel te groot maakbaarheidsdenken steekt. Terwijl, zo vertelde hij moderator Pieter Hooimeijer, planologen juist bescheidener worden, manifesteren economen zich tegenwoordig als ware ‘economische ingenieurs’. Hij zei dat hij dat beangstigend vond. De intelligentie schuilt volgens hem ook niet zozeer in nog méér kapitaal, hoofdkantoren, vastgoed, universiteiten, musea en technologie, maar in van onderop georganiseerde dialogen in de stad waaraan alle burgers kunnen deelnemen. De essentie daarvan is, dat de platforms open zijn, kunnen groeien en de grootst mogelijke diversiteit van mensen weten te binden. Daartoe moeten ze inspirerend en mobiliserend zijn, interactief werken, geen selectie plegen, alles wat gezegd wordt aggregeren, bij herhaling steeds grotere meeropbrengsten genereren, zich ontwikkelen als de natuur zelf: dus zelf-organiserend, van onderop. En ja, moderne informatietechnologie kan dit ondersteunen. Hij zei dat het nú goed kan. De beste metafoor voor ‘smart cities’, voegde hij eraan toe, zijn niet steden afgebeeld als printplaten of machines, maar als kolossale, complexe termietennesten in de Afrikaanse savannes. Het publiek stelde veel korte vragen. Alles werd interactief. De avond leek wel een platform.
Gehoord in Parijs op 20 en 21 november 2014:
In Parijs spraken Nederlandse en Franse experts twee dagen lang over Smart Cities en de toekomst van de metropool. Het grappige van de conferentie was dat verscheidene sprekers met Afrikaanse voorbeelden kwamen van hele intelligente stedelijke systemen die nauwelijks gebruik maken van technologie en die juist van onderop, met weinig geld, zijn gebouwd. De lichte technologie ondersteunt vooral het bottom-up proces. Zo sprak Remy Dorval, directeur van Cite de la Fabrique, over ‘Digital Matatus’, een digitaal systeem dat het van onderop georganiseerde openbaar vervoer in de Keniase hoofdstad slimmer en toegankelijker maakt. Het openbaar vervoer in de vier miljoen tellende metropool werkt met kleine busjes van heel veel particuliere eigenaren. Columbia University uit New York, MIT uit Boston en de Universiteit van Nairobi ontwikkelden voor hen een digitale wegwijzer die aan de hand van informatie uit mobiele telefoons de routes bepaalt waarlangs de busjes de meeste passagiers kunnen ophalen. Omgekeerd geeft een digitale kaart de passagiers een overzicht van de routes die de busjes actueel rijden. Deze rijden inmiddels in acht corridors door de stad, maar daarbinnen is alles flexibel. En mobiele telefoons die de data verzenden en ontvangen zijn relatief goedkoop en sterk in opmars in Afrika. Men wil het systeem exporteren naar andere steden.
Dat Smart City een typisch Europees of westers fenomeen zou zijn werd dan ook als een ernstige misvatting gezien. Vooral daar waar de digitale systemen aansluiten bij spontane organisatievormen van burgers en deze ondersteunen winnen ze aan betekenis en kracht. Dat zie je in Afrika en Zuid-Amerika. Dikwijls zijn lokale organisatievormen in de slums van de metropolen al bijzonder complex, knap maar moeilijk te doorgronden. Wanneer de makers van de digitale systemen zich in dienst zouden stellen van deze complexe vormen van zelforganisatie kunnen ze de steden buitengewoon intelligent maken. Grote steden zijn van nature intelligent. Met lichte technologie kunnen ze nog enorm aan intelligentie winnen. Daardoor, aldus de Franse ambassadeur in Nederland, Laurent Piq, in zijn slotwoord, wint de lokale democratie op dit moment zo sterk aan kracht. Met name in grote steden.
Gelezen in ‘’De Beste Stad’’ (2008) van Total Identity:
Vandaag kreeg ik een exemplaar in handen van een brochure met een intrigerende titel: ‘’De Beste Stad. Acht variabelen als sturingsinstrument voor het stedelijk functioneren’’. Het is een boekje naar een idee van Saskia Dijkstra en Peter Verburght van het Amsterdamse communicatiebureau Total Identity. De acht eigenschappen van de menselijke hersenen worden vergeleken met de acht functies van de stad: interactie, systeem, adaptief vermogen, trilling, oriëntatie, patronen/herinneringen, ritme en intelligentie. De aanleiding voor de vergelijking is dat steden vanuit de ruimte lijken op zenuwcellen van hersenen. De beste stad is dan een stad die deze acht hersenfuncties het beste vervult. Dat gaat als volgt. De beste stad is een platform voor interactie, vormt een coherent organisch of planmatig systeem, vindt zichzelf steeds opnieuw uit, trilt van energie, in de beste stad kun je dwalen, nooit verdwalen, de beste stad kent krachtige en vele verhalen, heeft variatie in tempi, heeft intelligentie om ontwikkeling toe te laten.
Op het eind van het boekje wordt Amsterdam afgemeten aan de acht variabelen. De stad scoort hoog op patronen, interactie en systeem, maar laag op intelligentie. Wanneer is volgens de makers een stad intelligent? “"De stad dient ontwikkelingen toe te laten. Het handhaven van de balans, tussen de door gebruikers en omgeving gestuurde dynamiek en de traagheid van de stad, zal altijd de durf, kunde en creativiteit blijven uitdagen. De beste stad slaagt daar het beste in.” Ziedaar de klacht: Amsterdam zou geen ontwikkelingen toelaten, daagt de durf, kunde en creativiteit onvoldoende uit. Aan het slot van de brochure wordt het ook met zoveel woorden geschreven: “"De stad is niet faciliterend genoeg en heeft te weinig visie op de toekomst, waardoor het te veel op spontane ontwikkeling vertrouwt. Amsterdam kan intelligenter worden als het zichzelf in een groter verband gaat beoordelen en hierin een bewuste, geplande ontwikkeling ziet.” Ik meld het maar even. Lijkt me echt iets voor het nieuwe gemeentebestuur.
Gelezen in De Volkskrant van 28 april 2009:
Interessante column van Hans Moleman in De Volkskrant over de varkensgriepepidemie. Of eigenlijk gaat de column over Hongkong. Deze voormalige stadsstaat lijkt het beste voorbereid op het virus van de varkensgriep. Zeker als je het afmeet aan de natiestaat China. Want die heeft alle reden bang te zijn voor de oprukkende varkensgriep. Zes jaar geleden, aldus Moleman, was het land in de ban van het Sars-virus. Anvankelijk verzweeg ‘Peking’ de uitbraak. Maar voorjaar 2003 kon ze er niet meer omheendraaien. "Grote delen van China werden praktisch lamgelegd door duizenden controleposten van ziekenhuispersoneel en politieagenten die mensen met koorts uit treinen, bussen en vliegtuigen plukten en in quarantaine plaatsten." Niet verwonderlijk dat ‘Peking’ de uitbraak van het varkensvirus in Mexico met grote alertheid volgt. Echter, alleen in Hongkong merk je dat. Door de grotere openheid aldaar. Maar ook door de snelle maatregelen die daar worden getroffen. Afgelopen weekeinde heeft het stadsbestuur van deze metropool een serieuze medische alarmfase afgekondigd. Op het internationale vliegveld en aan de grensovergangen met China (ja, die bestaan nog steeds!) zijn detectoren opgesteld, die reizigers met verhoging moeten opsporen. Moleman: "Hongkong zelf is waarschijnlijk het best voorbereid. De stad heeft niet alleen Sars achter de rug, maar ook lange ervaring met het bestrijden van vogelgriep. Het gemeentebestuur trekt bijna 100 miljoen euro uit om de handel in leven de kippen uit te bannen, wat praktisch ondoenlijk is in de rest van China. Er liggen ook 20 miljoen doses Tamiflumedicijn klaar." En sinds enige tijd is Hongkong vertegenwoordigd in de top van de Wereldgezondheidsorganisatie, de WHO. De directeur-generaal aldaar is Margaret Chan Fung Fu-chun, voormalig hoofd van de Hongkongse gezondheidsdienst. Chan geldt als een virus-expert. Ondertussen vreest Hongkong vooral dat de varkensgriep via China binnensluipt, omdat de controles daar van mindere kwaliteit worden geacht. In Peking studeert de regering nog altijd op te nemen maatregelen. Te laat dus.
Leg deze colum naast ‘The Gost Map’ (2006) van Steven Johnson en je begrijpt de boodschap. De subtitel van zijn boek luidt: "A street, a city, an epidemic and the hidden power of urban networks’. Begrepen? Vandaar het nut, nee het grote belang van metropoolvorming: hierdoor worden we intelligenter en uiteindelijk resistenter tegen virussen en andere gevaren. En het zijn niet alleen de metropolitane netwerken die hierin cruciaal zijn. Onder dit alles schuilt het grote belang van openheid, vrijheid. Zonder vrijheid en nabijheid geen intelligentie, geen snelle aanpassing aan gewijzigde omstandigheden. Metropoolvorming als noodzaak. Een kwestie van leven en dood.
reacties