Gelezen in ‘The Urburb’ (2014) van Roy Brand en Ori Scialom:
Nog voordat ik in zijn auto stapte gaf hij me een exemplaar van zijn boek in handen. Voor onderweg, zei hij, om in te lezen. Ori Scialom, die mij een lift gaf van Tel Aviv naar Jeruzalem, wilde dat ik kennismaakte met de ruimtelijke orde van de jonge Israëlische staat. In ‘The Urburb’ hebben hij en zijn collega Roy Brand nauwkeurig beschreven hoe die moderne orde na 1948 is ontstaan. Het boek begeleidde de inzending van Israël aan de 14e Architectuurbiënnale van Venetië, die van curator Rem Koolhaas. Een eerste nationale plan, opgemaakt door Aryel Sharon, een Israëlische architect die nog aan het Bauhaus had gestudeerd, zag, zo lees ik, in 1951 het licht. Het ging uit van ruimtelijke spreiding van de toekomstige bevolking van 2,6 miljoen Israëlieten over het gehele grondgebied van de jonge joodse staat. In die eerste decennia van staatsvorming werden door de regering liefst 400 dorpen gebouwd en meer dan 30 nieuwe steden gesticht. Niet meer dan 45 procent van de bevolking zou in grote steden mogen wonen, de meerderheid moest op het platteland, dat was het doel van de staat. Een Europees patroon werd nagestreefd, onderbouwd met quasi-wetenschappelijk onderzoek zoals de Centrale Plaatsentheorie van de Duitser Walter Christaller, alles op modernistische leest geschoeid: met ruimtelijk gescheiden functies, in afzonderlijke woonwijken, steden van een begrensde omvang, onderling goed verbonden, dus voorzien van veel infrastructuur, zonder de nadelen van de grote stad, anti-stedelijk dus. De overeenkomsten met de naoorlogse Nederlandse ruimtelijke ordening zijn opvallend, nee treffend.
Juist de nieuwe steden, aldus Brand en Scialom, zijn achteraf geen succes gebleken: te lage dichtheid, te weinig samenhang, te haastig neergezet, onvoldoende stedelijk, te afgelegen. Scialom: “The ‘alienation, degeneration and low quality of life’ in the big city, so consistently denounced by official State propaganda, were replaced in no time with homogeneity, remoteness and deprivation.” Vooral de vele infrastructuur die nodig was om de nieuwe steden te ontsluiten en met elkaar te verbinden bleek achteraf erg duur. Israël is hierdoor verslaafd geraakt aan de auto, het openbaar vervoer is er ondermaats. En uiteindelijk kozen veel burgers toch voor de grote steden: Jeruzalem, Haifa en Tel Aviv. Die koken nu over. Echter, toen de Likud partij in 1977 aan de macht kwam werd het alleen nog maar extremer. Rechtse regeringen handhaafden de ‘geconcentreerde’ spreidingspolitiek, die ze radicaliseerden en waarmee ze nu ook politiek wilden bedrijven. Mensen mochten van premier Menachem Begin hun eigen huis bouwen, later zelfs in bezet gebied: “The satellites were perplexing from the outset and seemed like a vengeful costume party of former public housing residents.” Terug in Nederland las ik over de resolutie van de VN-Veiligheidsraad die tijdens mijn bezoek was aangenomen. Dit is wat ik dacht. Los van het omstreden politieke karakter is het Israëlische spreidingsbeleid zwaar verouderd. Het is te kostbaar, niet duurzaam, onvoldoende inclusief, niet stedelijk gebleken. De regering zou voor de grootstedelijkheid van Haifa en Tel Aviv moeten kiezen.
Gezien in Venetië op 31 juli 2014:
Het paviljoen van Israël tijdens de 14e architectuur biënnale in Venetië zette me aan het denken. Het is gevuld met vier printers die elk in fijn zand telkens weer vanuit het niets een ruimtelijk patroon schrijven: het land Israël, de joodse stad, de buurt en het bouwblok. Titel: the Urburb. Het geheel wil duidelijk maken dat het antistedelijke sentiment diep geworteld is in de Israëlische samenleving en vanaf het allereerste begin van de joodse staat – tweede helft negentiende eeuw – door de politiek opgelegd. Uit de tekst maak ik op dat vooral het Plan Sharon centraal staat. Sharon was leider van de Likud partij en vanaf 2001 premier van Israël. Hij was tegen grote steden en gebood de bouw van nieuwe nederzettingen, zowel in Israël zelf als in bezet Palestijns gebied. De steden in Israël zijn bijgevolg relatief klein, niet urbaan, niet suburbaan, en zelf weer onderverdeeld in relatief afgesloten buurten. De opbouw van Jeruzalem strekte tot voorbeeld; deze heilige stad wordt gekenmerkt door sterke interne segregatie.
Zelfs op blokniveau is er topdown gepland: het blok als "an independent agent dropped from above, free-standing on the plane, open on every side and usually set on pilotis." Het Israëlische paviljoen toont daarmee een politieke ruimtelijke orde volgens modernistische principes die als doel had "to create small egalitarian communities while accommodating a large and diverse population; to spread throughout the country while converging and closing-in; and to reconnect to the land via a top-down planning system that treats the surface as a clean slate." Honderd jaar modernistische stedenbouw en ruimtelijke planning hebben in Israel de Urburb opgeleverd, dat is iets tussen stad en land in, en dat uitgesmeerd over het kleine land, alsof het een lege zandvlakte is, van bovenaf gepland, compleet maakbaar. Het is net VINEX. De gelijkenissen met de Nederlandse ruimtelijke orde, begreep ik ineens, zijn treffend.
Gehoord op 4 en 5 mei 2012 in Washington DC:
Een interessante bijdrage leverde ook Tal Alon-Mozes aan het congres ‘Food & The City’ op Dunbarton Oaks, Washington DC. Haar paper ging over Israelische voedsellandschappen in de twintigste eeuw. Minder bekend dan de roemruchte Kibbutzim waren de kleine stedelijke boerderijen in en rond Tel Aviv die voedsel leverden aan de Joodse migranten die zich vanaf de jaren ‘20 vestigden in Palestina. Als voorbeeld noemde ze Kiryat Avoda. Volgens de volkstelling van 1942 waren er 4669 kleine stadslandbouwbedrijfjes in Palestina. Hun agrarische activiteiten waren geïnspireerd door Ebenezer Howard’s idee van de ‘garden city’ en Leberecht Migge’s gemeenschapstuinen. Het waren vooral vrouwen die het tuinieren in praktijk brachten. Economisch stelde het volgens Alon-Mozes allemaal niet veel voor, maar in de opbouw van het land speelde het verschijnsel een uitermate belangrijke rol. Stadslandbouw werd zelfs een zeer prominent onderdeel van het eerste Nationale Masterplan voor de jonge staat Israel, door Arie Sharon opgesteld (1951). Alon-Mozes: “In nurturing a domestic vegetable garden, one was implementing the essentials of the nation’s revival: productivity, native connectedness to the land, independence and self-fulfillment.” Later zou stadslandbouw in de vergetelheid raken en geen rol meer spelen in de opbouw van het Joodse land.
Tal Alon-Mozes vertelde dat het idee van stadslandbouw ook in Israel weer een comeback maakt. Met name door NGO’s worden achtergestelde groeperingen aangespoord om zich door middel van tuinieren te emanciperen, vooral de recente migranten uit Ethiopië verbouwen hun eigen groente om te integreren in de harde Israelische samenleving. Wat me vooral bijbleef van haar paper waren de aspecten van stadslandbouw die minder met voedsel te maken hebben, maar veeleer met het sociale, zoals vrouwenemancipatie, onafhankelijkheid, zelfverwerkelijking en zelfvertrouwen. In Israel lijkt stadslandbouw vooral ideologisch ingegeven, en natuurlijk ook religieus. Althans, die indruk kreeg ik. Of vergis ik me? Op een website las ik over een ‘urban rooftop garden party’ op de achtste verdieping van een gebouw in het centrum van Tel Aviv, georganiseerd door Green Prophet Jeff, alias The Compost Guy. Het deed me ergens aan denken. “So what’s the schedule for this urban farming extravaganza?”
Gelezen op de website van isocarp.org:
Niet alleen Amsterdam en Abu Dhabi, maar ook het Israelische Rahat won afgelopen najaar in Wuhan een Award for Excellence van de wereldorganisatie van planners, ISOCARP. Rahat werd in China vertegenwoordigd door planoloog Amos Brandeis. Een slimme man met veel onderkoelde, soms hardvochtige humor. Ik mocht hem graag. Tien jaar geleden werd hij door de Bedouïnen Nederzettingen Autoriteit gevraagd om de planning van een nieuw deel van de stad van 50.000 bedouïenen op zich te nemen, het geheel moet verdubbelen vóór 2020. Het nomadische woestijnvolk is bezig zich te vestigen op zijn eigen grondgebied, een flink eind ten zuiden van Tel Aviv. Joden en Moslims moeten hier vredig samenleven. Brandeis kende de Bedouïnen niet, maar antwoordde: “Why not?” Een paar dagen later zat hij al tegenover het stadsbestuur. De burgemeester vroeg hem om inzage in de plannen. Brandeis antwoordde dat men kon kiezen: òf hij maakte studie van de stad in zijn kantoor en kwam met een compleet plan naar buiten, òf ze gingen samenwerken. Voor de betaling maakte het niet uit, en de eerste optie was voor hem wel zo makkelijk, maar de tweede optie was natuurlijk beter. Waarop de oppositieleider in de gemeenteraad sprak: “This is the first time we were ever asked how we want our children to live. We cannot let this opportunity go. I ask you all to collaborate fully with the planner.” Met hulp van tientallen mensen ontwikkelde Amos het plan voor 12.000 woningen, rekening houdend met de wensen van alle betrokken stammen, zoals aangepaste woningen voor polygamie, aparte vertrekken voor vrouwen, enz. In 2004 begon de bouw met een eerstesteenlegging; de nieuwe woningen worden door de Bedouïnen zelf gebouwd. Een fraai staaltje zelfbouw dus.
Voor Brandeis betekende het winnen van de ISOCARP Award dat hij afgelopen januari werd uitgenodigd door de 88-jarige Israelische president om op zijn paleis te komen vertellen over de planning van Rahat. Shimon Peres had daartoe zelf het initiatief genomen nadat hij over het winnen van de prijs had gehoord. In plaats van klagen over regeldruk en lastige verdienmodellen, hadden ze het over samenwerken en ambitie. Brandeis: “He was enthusiastic, and immediately raised ideas and ways to help develop further the Bedioun city. He wants to bring Rahat to new levels of success and equality, and the Negev residents to a higher degree of co-existence.” Ik zag een foto van de planner en de president op de website van ISOCARP. Wat een geweldig initiatief, en wat een uitstekende president, een ware koning-filosoof! We wensen Amos en de Bedouïnen alle goeds toe.
Gelezen in NRC Handelsblad van 5 februari 2011:
Volgens columnist Johan Schaberg kun je innovatie op drie niveaus aanpakken: producten, ondernemingen en infrastructuur. “Traditioneel denken wij bij innovatie meestal aan nieuwe producten.” Maar op het oude Ministerie van Landbouw deden ze het anders, aldus Schaberg, zelf zoon van een boer. Daar stond de infrastructuur centraal: een indrukwekkend en succesvol netwerk van agrarische bedrijven, politiek, onderwijs en onderzoek. “Het werd in zijn macht en invloed wel vergeleken met het beruchte militair-industrieel complex in Amerika, en het buitenland keek er met afgunst naar. Het maakte Nederland ondanks zijn geringe oppervlakte een tijdlang tot de grootste agrarische exporteur na de Verenigde Staten.” Een ander voorbeeld dat hij noemt is Israel als broedplaats van innovatieve bedrijven. Ook daar is door de overheid aan een infrastructuur gebouwd. Ten slotte noemt hij Zuckerbergs Facebook. Ooit begonnen op Harvard aan de Amerikaanse Oostkust, verhuisde deze jonge ondernemer naar Californië, “die gonzende bijenkorf van geeks, nerds, ervaren ondernemers en durfkapitalisten, die hem naar een volgend niveau konden tillen.” Ook infrastructuur.
Het nieuwe industriebeleid van het kersverse Ministerie van ELI lijkt de raad van Schaberg al op te volgen. Het clusterbeleid in ontwikkeling gaat vooral bouwen aan de infrastructuur. Het is best eng allemaal. Het landbouw-industrieel complex van Wageningen heeft immers grote schade aangericht, geobsedeerd als het was door jarenlang veel, uniform voedsel te produceren tegen zo laag mogelijke prijzen. Zelfs Sicco Mansholt zag in 1994 de rampzalige gevolgen ervan in: “Het is een onhoudbare toestand, een stroperige brei van belachelijke maatregelen. Een drama.” En Israel is de afgelopen vijftien jaar vooral een high-tech staat geworden door de meedogenloze oorlogs- en veiligheidsindustrie. Het kleine landje telt niet minder dan 350 bedrijven die produceren voor de binnenlandse veiligheidsdiensten. Lees The Shock Doctrine (2007) van Naomi Klein. “The fact that Israel continues to enjoy booming prosperity, even as it wages war against its neighbors and escalates the brutality in the occupied territories, demonstrates just how perilous it is to build an economy based on the premise of continual war and deepening disasters.” Het door Schaberg opgevoerde Californië ten slotte is het ultieme product van een grootschalige defensie-industrie: van het bouwen van vliegtuigen, tanks en raketten door Boeing, Lockheed en anderen. Kortom, het is ronduit gevaarlijk wanneer regeringen innovaties in het bedrijfsleven gaan stimuleren langs de weg van de infrastructuur. Tenzij ze steden helpen bouwen. Goede, leefbare en creatieve steden, boodevol talent. En mooi platteland.
reacties