Milanese arrogantie

On 28 januari 2020, in economie, by Zef Hemel

Gelezen in The Economist van 18 januari 2020:

Afbeeldingsresultaat voor milan economy

Bron: Skyscrapercity.com

Milaan, na Rome de tweede stad van Italië, ontwikkelt zich de laatste jaren economisch buitengewoon voorspoedig. Terwijl de Italiaanse economie al twee decennia ernstig in het slop zit en de werkloosheid groeit, is in Milaan sprake van een opmerkelijke opbloei. In The Economist van afgelopen week werd de stad zelfs getypeerd als ‘the angel of the north’. Wonen in Milaan is tegenwoordig extreem duur, het centrum is niet meer te betalen, cultuur en design voeren de boventoon, het toerisme naar de stad groeit sterk (van 6 naar 10 miljoen toeristen in amper vijf jaar tijd). Gevraagd naar de oorzaken noemen veel mensen de Wereldtentoonstelling van 2015 die door de ondernemer Giuseppe Sala tot een groot succes werd gemaakt en die de trots op de stad heeft teruggebracht bij veel inwoners. Sala is nu burgemeester van de stad. Hij gelooft niet dat zijn Wereldtentoonstelling het enige was wat verschil heeft gemaakt en erkent dat zijn voorganger, de rechtse Gabriele Albertini, veel heeft gedaan om de lokale vastgoedmarkt meer ruimte te geven. Ondertussen probeert een linkse Sala om te gaan met de negatieve gevolgen van het ontketende ‘Milanese wonder’, zoals een snel groeiende ongelijkheid. Maar volgens The Economist zet hij vooral in op duurzaamheid.

Het verhaal doet denken aan Jane Jacobs die economische groei in ‘The Economy of Cities’ (1968) en later in ‘Cities and the Wealth of Nations’ (1984) toeschreef aan de opbloei van steden, niet van landen. Wanneer ondernemers in een bepaalde stad actief worden, begint zo’n stad aan een snel proces van importvervanging, dat wil zeggen producten en diensten die ze eerst importeerde, maakt ze nu zelf. Hierdoor groeit ineens de lokale economie. Want doorgaans, schreef Jacobs, gebeurt het plotseling, het gaat snel en onverwacht. Innovatie verloopt namelijk in korte ketens. Soortgelijke processen van snelle importvervanging zie je recentelijk ook rond Eindhoven, maar binnen Nederland betreft het vooral het kosmopolitische Amsterdam. Waarom Amsterdam? Doordat in de sterke creatieve dienstensector van Amsterdam veel snellere groei plaatsvindt dan in de technische productiesector van Eindhoven. Hetzelfde geldt voor Parijs of München of Milaan: daar groeien cultuur, media, design, toerisme, vastgoed, architectuur en creativiteit. The Guardian meldde op 10 november 2019 dat 85 procent van de Milanezen nooit ergens anders wil wonen en dat 81 procent vindt dat hun stad een rolmodel voor Italië is. Milanese arrogantie. Terwijl Italië naar de stembus gaat voor regionale verkiezingen en vermoedelijk populistische gaat stemmen, bloeit het linkse, rijke en kosmopolitische Milaan. Laatste verkiezingsnieuws: Emilia-Romagna blijft in centrum-linkse handen. Dankzij Milaan.

Tagged with:
 

Anecdotal evidence

On 2 januari 2020, in planningtheorie, by Zef Hemel

Gelezen in ‘Vital Little Plans’ (2016) van Samuel Zipp en Nathan Storring:

Gerelateerde afbeelding

Tijdens de kerstdagen met veel genoegen ‘Humboldts Gift’ (1973) van Saul Bellow herlezen. Het verhaal over de vriendschap tussen de New Yorkse dichter Von Humboldt Fleisher en de Chicagose schrijver Charlie Citrine leest, opnieuw, als een epos van twee imposante mensenlevens. Het verhaal met zijn vele flashbacks speelt rond de kerstdagen. Citrine is zestig jaar, Humboldt allang begraven. Voor Bellow was het een verhaal over Amerika in de twintigste eeuw. Voor mij is het een verhaal over twee steden: New York en Chicago. Ongemerkt noteerde ik alle beschrijvingen van Chicago; het deed me denken aan mijn student-assistentschap in Groningen. Mijn docent destijds was Wander de Jong, hoofddocent Amerikakunde bij Sociale Geografie. De Jong had mij uitverkoren omdat ik in studentenblad ‘Girugten’ regelmatig over streekromans schreef en over wat die geografen zoal kunnen leren. In deze streekgebonden kennis was hij geïnteresseerd. Een jaar lang moest ik van hem Amerikaanse streekromans lezen en ontleden. Het heeft me nooit meer losgelaten. Nu las ik bij Bellow over het klimaat van Chicago (intens koud in de winter), de ondergrond (stranden en moerassen uit de ijstijd), de bebouwing (“grote delen van Chicago raken in verval en storten in. Sommige worden herbouwd, andere blijven gewoon liggen. Het is net een filmmontage van opkomst en neergang en opkomst.”). Ik waande me weer in de bibliotheek van het WSN-gebouw op het Groningse Paddepoel. Een vreemde gewaarwording.

De Amerikaanse stedenbouwkundige Jane Jacobs had er een naam voor: ‘anecdotal evidence’; maar dat ontdekte ik pas later. In ‘Efficiency and the Commons’ (2001), afgedrukt in ‘Vital Little Plans’, wees zij haar toehoorders in Toronto op de tekortkomingen van het denken uitsluitend in efficiency. Verantwoording van resultaten moet, maar niet per se in geld, inzet van middelen, tabellen, lijsten, gestandaardiseerde overzichten. Het is goed om statistieken te hebben, maar anekdotische bewijsvoering is vaak beter en scherper. Jacobs: “It’s like novels. If you want to find out about a part of the world you haven’t personally experienced, you probably will get a better idea from a good novel than you will from any nonfiction.” Hoe dat kan? Omdat romans verzamelingen zijn van anekdotische bewijsvoering. We moeten, aldus Jacobs, veel duidelijker kijken wat er gebeurt met al die individuen, niet in cijfers maar als verhalen. En dat bracht me weer naar de Oude Kerk op de Amsterdamse wallen. De gesprekken met de tachtig mensen in het huisje van Gerda op het Oudekerksplein afgelopen voorjaar hebben me zoveel duidelijk gemaakt. Hun levensverhalen waren allemaal zoveel beter en scherper dan al die analyses en statistieken over de binnenstad. Hun verhalen heb ik gebruikt bij het componeren van de toekomstvisie voor de Amsterdamse binnenstad. En die visie, die heeft de vorm van een roman. Was ik maar Saul Bellow.

Tagged with:
 

The workings of time

On 17 december 2019, in stedelijkheid, by Zef Hemel

Gelezen in ‘Vital Little Plans. The Short Works of Jane Jacobs’ (2017) van Samuel Zipp e.a.:

Afbeeldingsresultaat voor jane jacobs gentrification

Bron: CNU Journal

Laten we Jane Jacobs nog eenmaal het woord gunnen. Het onderwerp is ‘gentrification’. In haar ‘Vincent Scully Lecture’ van 11 november 2000 schetste de Amerikaanse stedenkenner het veranderende stadsbeeld als gevolg van instroom van geld, van rijke nieuwkomers, van een geleidelijke opwaardering van buurten. Arme buurten worden door kunstenaars en ambachtslieden ontdekt. Deze buurten blijken eigenlijk best mooi. Dit opent de ogen van jonge tweeverdieners. Mensen verhuizen. De buurten zitten in de lift. Panden worden opgeknapt. Huren stijgen. Geld stroomt naar binnen. Jacobs: “As long as gentrification proceeds gently, with moderation, it tends to continu to be beneficial, and diversifying.” Maar, voegt ze eraan toe, steeds vaker is de periode van waardestijging verrassend kort. Veel te kort. Als zoveel rijke mensen ineens een arme buurt binnenvallen, krijgt gentrification plots kwaadaardige trekken. Met vastgoed wordt driftig gespeculeerd, arme mensen worden verdreven, rijken nemen bezit van de wijk. Terwijl die laatsten zich uiteindelijk ook bedrogen zullen voelen. Diversiteit is ineens verdwenen. Dure wijken blijken doorgaans saai.

Wat is hiertegen te doen? Jacobs adviseert bewuste gentrificatiestrategieën voor buurten waar de waardestijging niet vanzelf gaat, om zo de druk op gewilde buurten af te leiden. En ze beveelt aan eigendomsrechten te regelen voor kunstenaars en nonprofit-organisaties juist in opkomende buurten. Wat alles zo problematisch maakt zijn de stijgende huurprijzen, schrijft ze. Vertrouwde winkels leggen het loodje. Er ontstaat een monocultuur. Jacobs stelt voor om panden op te kopen, mensen in staat te stellen vastgoed te verwerven in hun eigen buurten, “that ownership is the surest protection against being priced out of a place of work.” In plaats van de strijd aan te binden met de vijand kan het verstandiger zijn om het spel mee te spelen, voegt ze eraan toe. “We might as well learn how to make constructive alliances with the workings of time because time is going to continue happening; that’s for sure.” De Amerikaanse planner Michael Mehaffy maakte er een diagram bij (zie plaatje). Laat de tijd zijn werk doen, accepteer dat buurten kunnen gentrificeren, zorg voor extra aanbod door in achterblijvende buurten te investeren, geef mensen de mogelijkheid om vastgoed te verwerven, verzet je niet maar speel het spel. Nuttige adviezen. Uitstekende lezing.

Tagged with:
 

Unpardonable perversity

On 13 december 2019, in economie, by Zef Hemel

Gelezen in ‘Vital Little Plans’ (2016) van Samuel Zipp en Nathan Storring:

Afbeeldingsresultaat voor vital little plans

Samuel Zipp en Nathan Storring verzamelden een groot aantal lezingen en interviews van de Amerikaanse stedenonderzoeker Jane Jacobs na haar overlijden in 2006, en maakten er een bundel van: ‘Vital Little Plans. The Short Stories of Jane Jacobs’ (2016). Hun boek kocht ik twee jaar geleden. Een goudmijn waar een echte liefhebber kleine goudklompjes kan vinden. Helemaal op het eind van hun bloemlezing van verhalen voegden zij een fascinerende tekst toe die de opening blijkt te zijn tot een lesboek van Jacobs over economie, uit 2004. De titel luidt ‘Uncovering the Economy: A New Hypothesis’. Dat boek is overigens nooit verschenen. De tekst bevat alles wat Jacobs na jarenlange studie naar steden en hoe steden groeien op het spoor was gekomen, namelijk: steden maken de economie; steden kun je niet over één kam scheren; sommige steden groeien explosief, waarna ze weer jarenlang stagneren, andere steden groeien juist niet. Zelfs in Nederland, waar de groei van steden door Haagse ministeries wordt getemperd en gereguleerd en fysieke groei zoveel mogelijk rechtvaardig over het land wordt verdeeld, exploderen bepaalde stedelijke economieën. Nu gebeurt dat in Amsterdam. Lezen dus die tekst. Die maakt veel duidelijk.

Groei-explosies van steden worden zelden verwelkomd door mensen die leefbaarheid en gemeentefinanciën vooropstellen, aldus Jacobs. Hun onrust, verontwaardiging, nee woede, zijn eenvoudig te begrijpen. Economische expansie verloopt totaal ongepland, deze bedreigt regelrecht het omringende landschap, belast de aanwezige infrastructuur, drijft de vastgoedprijzen op, verjaagt mensen uit buurten, zet lokale overheden onder druk. “They insult trust in order and offend authority of all kinds; perhaps that is their most unpardonable perversity.” Maar even snel als de groei komt, kan ze weer wegebben. Jacobs verbaast zich erover dat planologen en stedenbouwkundigen dit maar niet willen begrijpen. Iedere expert die ze sprak wilde er gewoon niets van weten. Ze bleven maar uitleggen wat ze goed deden, ze rechtvaardigden hun rationele gedrag en ze produceerden overzichtswerken van hun mooie plannen en projecten, vissend naar complimentjes. Het is ook irrationeel. “People who kid themselves are not trustworthy guides through the complicated mazes of reality.” Nee, een stad is een uiterst gevaarlijk fenomeen. Stedelijke groei verloopt niet volgens plan. Ze verloopt explosief. Mensen reageren in paniek. De politiek grijpt in. De regering spreidt en verdeelt. Jammer voor planologen. Arme stad.

Tagged with:
 

De neoliberale Jane Jacobs

On 7 april 2018, in stedenbouw, by Zef Hemel

Gelezen in Rooilijn jaargang 51 nr.1 van 2018:

Een heel nummer van het Amsterdamse planologenvakblad Rooilijn is zowaar gewijd aan Jane Jacobs. Hulde! Tegelijk met het verschijnen werd in Delft een congres gehouden over haar relevantie in de eenentwintigste eeuw. De figuur van Jacobs, honderd jaar geleden geboren, verdient al die aandacht zeker. Haar boeken over steden zijn nog steeds relevant. Het congres heb ik helaas gemist, maar het nummer las ik met meer dan gewone belangstelling. Meest opvallende vond ik dat alle bijdragen opnieuw over slechts één boek van Jacobs gaan, te weten ‘The Death and Life of Great American Cities’ uit 1961. Bij de Nederlandse vertaling verscheen in 2009 ook al een bundel essays. Nu krijgen we nóg meer oud nieuws over haar eerstgeborene te verstouwen. En de toon is nog steeds die van verafgoding, met uitzondering natuurlijk van de immer betweterige columnist Naphta. Martin van der Maas noemt gelukkig nog ‘Dark Age Ahead’ uit 2004, en Marleen Buizer refereert kort aan een artikel uit 2000; Manuel Aalbers en Jannes van Loon hebben ten slotte de moeite genomen om ook ‘The Economy of Cities’ (1969) te raadplegen. Maar verder niets over ‘Cities and the Wealth of Nations’ of over ‘The Nature of Economies’, laat staan haar misschien wel meest relevante boek: ‘Systems of Survival’ uit 1992. Nee, het werd opnieuw ‘Death and Life’.

Hoe een mythe rond een persoon wordt opgetrokken valt mooi terug te lezen in het gesprek tussen Thomas Vanoutrive, Glenn Lyppens en Lara Schrijver, alle drie afkomstig uit Antwerpen. Jacobs zou de bulldozers in de Village op Lower Manhattan bijna persoonlijk hebben gestopt. Daarmee was ze volgens een van hen zelfs succesvoller dan de aanstichters van de Parijse Commune. Toe maar. In burgerprotest in de eerste plaats zou haar relevantie anno 2018 klaarblijkelijk schuilen. Maar dat protest wordt dit keer in de sfeer getrokken van de strijd tegen gentrificatie (sic!), niet tegen sloop en verkeersdoorbraken. Hoe vreemd kan het lopen. Pas op het eind van het ‘tweegesprek’ wordt haar economische werk door de gespreksleider onder de aandacht gebracht. Jacobs stelde dat steden aan de basis liggen van economische ontwikkeling. Voor een juist begrip: het ging bij haar om economische diversiteit, niet om agglomeratievoordelen door functionele specialisatie. Leidt dat niet tot grotere ruimtelijke ongelijkheid, vragen de Antwerpenaren zich af? De periferie wordt immers ‘verwaarloosd’. Ook zou Jacobs wel erg vaak de natuurmetafoor hebben gehanteerd. Even valt de term ‘neoliberalisme’. Natuurmetafoor? Neoliberaal? Ik denk dat Jacobs teleurgesteld zou zijn als ze dit las. Planologen begrijpen het nog steeds niet. Bekijk het interview dat ze gaf op het eind van haar leven: https://www.youtube.com/watch?v=UPNPpdBCqzU

Tagged with:
 

What dooms losers?

On 14 maart 2018, in duurzaamheid, by Zef Hemel

Gelezen in ‘Scale’ (2017) van Geoffrey West:

Afbeeldingsresultaat voor collapse diamond

Eerder schreef ik over het nieuwste boek van de Britse natuurkundige Geoffrey West. In ‘Scale. The Universal Laws of Life and Death in Organisms, Cities and Companies’ concludeert hij dat de wijze waarop wij steden bouwen de sleutel vormt naar een duurzame toekomst. Zo ontdekte West dat grote steden veel duurzamer zijn dan kleine. Dat laatste komt door enorme schaalvoordelen. Bij elke verdubbeling van een stad is de winst 15 procent. Die constante is opvallend. West: “Despite their amazing diversity and complexity across the globe, and despite localized urban planning, cities manifest a surprising coarse-grained simplicity, regularity, and predictability.” Het beste wat planologen dus kunnen doen is de groei van steden niet verhinderen en de diversiteit en complexiteit laten toenemen. Het gevolg is wel dat het drukker wordt, dat er meer kapitaal vergaard wordt, dat de sociaaleconomische verschillen groter worden en dat het tempo van verandering toeneemt. Dat moet niet ontsporen. West: “It’s as if we are on a succession of accelerating treadmills and have to jump from one to another at an ever-increasing rate.” En ergens moet er een bovengrens zijn. Want we kunnen niet eindeloos doorgroeien. “This is clearly not sustainable, potentially leading to the collapse of the entire urbanized socioeconomic fabric.” Kan ineenstorting worden voorkomen? Of zijn we als mensheid gedoemd te falen? Dat is de grote vraag die West met zijn boek ons stelt.

Wat schreef ook alweer Jane Jacobs? Na het lezen van ‘Collapse’ (2005) van de geograaf Jarred Diamond noteerde ze dat ‘environmental ignorance’ steevast heeft geleid tot de ondergang van beschavingen. Culturele xenofobia ging eraan vooraf. Waarop ze zich afvroeg: ”What dooms losers?” Haar antwoord: “Losers are confronted with such radical jolts in circumstances that their institutions cannot adapt adequately, become irrelevant, and are dropped.” Sommige mensen denken dat regeringen zich zullen aanpassen als er een ramp dreigt, maar dat is niet zo. Alleen goed werkende democratieën leveren voldoende feedback. Er er is nog een ander probleem. Mensen raken gewend aan verlies. Volgens Jacobs waren dit de vijf pijlers van een vitale samenleving: 1. gemeenschap en familie, 2. hoger onderwijs, 3. technologie, 4. belastingen gericht op behoeften, 5. professionals die elkaar scherp houden. Ze herinnerde aan de Grote Depressie van de jaren ‘30. Vijftien jaar lang had de wereld op alle vijf ernstig aan kracht ingeboet. En planners, schreef Jacobs, volharden in de verkeerde aanpak. Nog steeds koesteren ze groen, zijn tegen hoge dichtheden en scheiden onverminderd wonen van werken. Alles wordt precies afgemeten, geen gebouw mag leeg blijven staan. Maar zo creëer je geen stedelijkheid. Overmaat, redundancy, is cruciaal. En op het allerlaagste schaalniveau is pertinente bescherming geboden, maar verder zou alles vrij moeten worden gelaten. “The object of a good performance code should be to combine the greatest degree of flexibility and adaptability possible with the most germane and direct protections needed in the close-up view.” Vandaar de titel van haar boek: ‘Dark Age Ahead’ (2004).

Gouden Eeuwen, Donkere Eeuwen

On 10 maart 2018, in cultuur, by Zef Hemel

Gelezen in ‘Dark Age Ahead’ (2004) van Jane Jacobs:

Afbeeldingsresultaat voor dark age jane jacobs

Bron: Jacobs Papers, Boston College Burns Library

Tegenover ‘Gouden Eeuwen’ staan ‘Donkere Eeuwen’. Donkere Eeuwen domineren wanneer samenlevingen openheid afwijzen, zich boos afkeren van de rest van de wereld, pessimistisch worden, zichzelf isoleren, eigenwaarde verliezen, de kunsten verwaarlozen. De Amerikaans-Canadese schrijfster Jane Jacobs schreef erover in haar laatste boek, ‘Dark Age Ahead’(2004). “The world today is a bewildering mosaic of cultural winners, groeps of people sunk into old or recent Dark Ages and downward spirals, groups in the process of climbing out, and remnants of preagrarian cultures, as well as remnants of declined empires.” Zelfs binnen landen kunnen Gouden Eeuwen en Donkere Eeuwen naast elkaar bestaan.Voor Jacobs was duidelijk dat de wereld eind twintigste eeuw een grens was gepasseerd. Na tienduizend jaar landbouw en voedselproductie was nu een ‘post-agrarische moderniteit’ realiteit geworden. Onze toekomst, schreef ze, hangt af van onderzoek, onderwijs, innovatie, economische diversiteit en vrede, dus van vrijheid en grootstedelijkheid. Zelfs westerse samenlevingen vinden dit nog altijd pijnlijk en moeilijk te accepteren en verlangen terug naar vroeger. Democratische stadstaten lijken nog het beste geëquipeerd om de toekomst met open vizier tegemoet te treden.

Wanneer is sprake van een Donkere Eeuw? Dat is moeilijk vast te stellen. Vaak hebben mensen het niet in de gaten. In ‘’Dark Age Ahead’ stelde Jacobs zich liever de vraag hoe een samenleving de komst van een Donkere Eeuw kan vermijden. Als voorbeelden koos ze Japan en Ierland. Volgens haar waren beide veerkrachtige samenlevingen met een sterk geheugen, die zich openden naar de wereld, maar die hun eigen cultuur niet vergaten. Spelenderwijs de eigen cultuur ontwikkelen is misschien wel de beste voorzorg tegen verlies en verval. “Beneficent spirals, operating by benign feedback, mean that everything needful is not required at once: each individual improvement is beneficial for the whole.” Naast spel is grote zelfkennis nodig, een kritisch zelfonderzoek door de hele samenleving. En leven vanuit kernwaarden die door generaties aan haar werden overgedragen. “Any culture that jettisons the values that have given it competence, adaptability, and identity becomes weak and hollow.” Poëzie, literatuur, zangkunst en muziek zijn zeer wel in staat om emoties en herinneringen door te geven. “The emotional powers of the arts are obviously central to every culture.” Maar hoogmoed – hubris –, daarvan moeten machthebbers verre blijven. Gouden Eeuwen zijn vooral eeuwen van spel en spelen. Een samenleving die stopt met spelen is gedoemd.

Tagged with:
 

Wel de melk, niet de koeien

On 5 januari 2017, in economie, politiek, by Zef Hemel

Gelezen in The Economist van 22 oktober 2016:

 

Een Special Report van het Londense zakenblad The Economist ging eind oktober 2016 over het Rusland onder president Poetin. In de kerstvakantie eindelijk tijd gevonden om het te lezen. Wat de Russische economie betreft wordt daarin Innopolis opgevoerd, de nieuwe stad onder de rook van Kazan, 820 kilometer oostelijk van Moskou, goed voor 155.000 inwoners, als illustratie van wat de heer Poetin zoal beweegt. Innopolis is het project van zijn voorganger, president Dmitry Medvedev, en werd op de tekentafel bedacht door Liu Thai Ker, hoofdarchitect van Singapore. De nieuwe stad, inmiddels twee jaar oud, moest net als Skolkovo bij Moskou – een ander project van Medvedev – een ware technopolis worden, een stedelijke hub van creativiteit en innovatie in een snel globaliserende wereld. Medvedev begreep dat Rusland niet achter kon blijven in de technologische ratrace en gebruikte het middel van een Free Economic Zone om in de buurt van Kazan (1 miljoen inwoners), aan de overkant van de rivier de Wolga, hoogwaardige grootstedelijke condities te scheppen die nodig zijn om talent aan zich te binden. Dat talent komt er nu echter niet. Zijn opvolger, Mr. Poetin, wil wel de melk, maar niet de koeien, aldus The Economist. Anders gezegd, het klimaat voor ondernemerschap is door de regering Poetin nooit gerealiseerd. Integendeel. Er staan alleen maar gebouwen.

In het algemeen vaart president Poetin een heel andere koers dan zijn voorganger. Hij probeert economische groei te bevorderen door geld te steken in het militair-industrieel complex en in grootschalige infrastructuur. Dat is een klassiek recept van natiestaten waarover The Economist het volgende schrijft: “the cost of these projects could outweight their benefits. And in the absence of a thriving private sector, those new roads and bridges may not do much.” Jane Jacobs noemde dat ‘transactions of decline’. De onstuimige groei van Moskou, Kazan en Sint Petersburg is voorbij. Zij hebben het nakijken. De nieuwe middenklasse die met die grootstedelijke groei de afgelopen decennia werd gevormd, heeft, met andere woorden, geen plek meer in het huidige autoritaire model van het Kremlin, dat overwegend gericht is op overheidsmiddelen steken in zinloze overheidsprojecten. Het regime van president Poetin is anti-stedelijk. Vanaf 2014 regeert weer de provincie. Het is een recept voor achteruitgang en verlies. Wat er met de plannen voor Innopolis gaat gebeuren is nu niet duidelijk. Het is wachten op betere tijden.

Tagged with:
 

Onjuist

On 16 december 2016, in hoogbouw, stadsvernieuwing, stedelijkheid, by Zef Hemel

Gelezen in ‘Rise and Sprawl (2016) van Hans Ibelings:

Afbeeldingsresultaat voor rise and sprawl

De Canadees-Nederlandse architectuurcriticus Hans Ibelings stuurde me een mail naar aanleiding van mijn blog over zijn nieuwste boek ‘Rise and Sprawl’. ‘Rise and Sprawl’ gaat over de opmerkelijke opmars van hoogbouw in het centrum van Toronto, Canada. Zelf, schreef hij me, was hij het meest tevreden over de wijze waarop hij in zijn boek had afgerekend met ‘Death and Life of Great American Cities’ van Jane Jacobs. Dus sloeg ik zijn boekje er nog eens op na. Het werk van ‘patroonheilige’ Jacobs was eenzijdig op de stoep en de voetganger gericht, ze had zich vooral tegen de overheid gekeerd, in de persoon van de machtige stedenbouwkundige Robert Moses, veel minder tegen het Modernisme als zodanig. Alle planners waren in haar ogen fout, alle andere mensen goed. Ibelings, eerst nog spottend en badinerend, stelt Jacobs vervolgens op één lijn met tijdgenote en communistenhater Ayn Rand. Ibelings sluit niet uit dat het redacteurschap van Jacobs van het propagandatijdschrift ‘Amerika Illustrated’ in de Koude Oorlog hiermee te maken heeft gehad. Zou het werkelijk?

Het vertrouwen van Jacobs in deregulering gíng volgens Ibelings heel ver. Daarvoor haalt hij een interview aan in The Atlantic van Richard Florida met Jacobs. Hun gesprek ging over gentrificatie. Jacobs hekelde de door de overheid gestuurde stadsvernieuwingsprogramma’s, maar ze keerde zich ook tegen de commerciële vastgoedpraktijken. Florida: “She went on to describe how cities have an amazing capacity to reorganize and reenergize themselves.” Daarna gaf ze Florida een lesje in een levenscycli van buurten en wijken, die eindigde met de uitspraak ‘Well, Richard, you must understand: when a place gets boring, even the rich people leave.’ Voor Ibelings is dit een bewijs dat Jacobs tegenstander was van overheidsinmenging. De recente, in zijn ogen ongereguleerde hoogbouw-hausse in Toronto acht hij dan ook in overeenstemming met het type stad dat Jacobs kennelijk voor ogen stond. Bij deze ironische conclusie haakte ik af. Afgezien van alle eerdere retoriek is het gewoon niet waar. Jacobs hoorde bij een protestgeneratie die zich fel verzette tegen grootschalige sloop en arrogantie van overheden, ontwerpers en projectontwikkelaars. Ze dacht vanuit de mensen. Later ontwikkelde ze een theorie over organische gentrificatie. In ‘Systems of Survival’ (1994) zou ze de verhouding tussen private sector en overheid als twee syndromen tegenover elkaar plaatsen, elk met een eigen moraliteit. Beide waren nodig, geen van beide mocht domineren. “So perhaps we have a useful definition of civilization: reasonably workable guardian-commercial symbiosis.” Jacobs was een pragmatist. Haar op één lijn stellen met objectivist Ayn Rand is onjuist, nee erger.

Tagged with:
 

Winner takes all

On 17 juni 2015, in bestuur, economie, politiek, by Zef Hemel

Read in The Economist of 12 June 2016:

 

In the UK, just like in many other countries, regional inequality is growing fast. London is the big winner, cities in the North are the big losers. As Richard Florida already forecasted years ago, the world is getting pretty spiky. The principle is simple: ‘success breeds success’. The winner takes all. This feels uncomfortable, to say the least. But in ‘Time for a civic surge’ The Economist writes about “the best opportunities for Engeland’s regional cities for a renaissance in decades” – opportunities they must not waste.  The Economist: “Britain is absurdly top-heavy: whereas half a dozen German cities have economies three-quarters the size of Berlin’s, no English city’s economy is even a quarter the size of London’s.” But can you do anything about it? How to stop London being successful? This is what governments always do: embracing distributive justice by relegating public money from successful cities to struggling cities in the hope markets will follow. Also London-based The Economist thinks the other cities in the UK should grab their chance now. George Osborne, the chancellor in the Cameron administration, has offered to cede billions of pounds of public spending to clusters of cities that agree to join together and be run by an elected mayor. So do it! I’m afraid more countries will follow his model.

Will it work? Surely not. Jane Jacobs was clear about it. In ‘Cities and the Wealth of Nations’ (1985) she dismantled all existing economic theory and argued that a nation is an inadequate unit of analysis for understanding economic life. Differences between cities – some rich and some poor – in one country simply cannot be balanced by redistribution. The point is, countries and also economists, she stressed, do not understand how cities work. Only local production can create wealth, wealth cannot be bought or acquired by loans or grants. The Economist also hesitates, but the magazine only points at some practical objections. It thinks the conditions under which the British government will redistribute taxpayers money will be too troublesome for many cities. They will not collaborate. The editors also point out the danger of incompetence and corruption. They’re right. Nevertheless, “This deal offers a chance to claw back power, make savings and reshape English governance.” I don’t think so. It will only harm the British economy. Trouble is on the road again.